Gedichten 1861-62
(1863)–Emanuel Hiel– Auteursrechtvrij
[pagina 34]
| |
[pagina 35]
| |
Uw' moeder maakte een' vrouw van u,
zij wou uw lijf noch herte prangen;
gij gloeit in volle weelde nu,
gereed om 't vrome lief te ontvangen.
O, wordt eens moeder, brave meid,
door hem die wist uw hert te streelen;
de vrouw bloeit slechts in zuiverheid,
wanneer heur' kindjens rond haar spelen.
|
|