Gedichten 1861-62
(1863)–Emanuel Hiel– Auteursrechtvrij
[pagina 23]
| |
[pagina 24]
| |
'k Was steeds van uw' liefde krank,
doch de honger, tegen dank,
kwam mij, arme, grieven;
'k leed nu dubbel, maar 'k genas;
eene plaag verliet mij, 't was.....
't was dit dondersch lieven.
En het gasthof riep mij toe,
'k at en dronk er blij te moê;
'k ben nu gansch genezen
krijg ik nog de minneplaag,
hongren laat ik mijne maag
en 'k hoef niets te vreezen.
|
|