Gedichten 1861-62
(1863)–Emanuel Hiel– Auteursrechtvrij
[pagina 21]
| |
[pagina 22]
| |
Gij, die van mij zoo wordt bemind,
mijn aardig kind,
o, kom mij kussen!
als de wind,
die kussend ook de bloemen vindt,
o, kom mij kussen!
Want waar ik droomend henenga,
of waar ik sta,
ik mis u, liefste!
kom weldra,
Zoo roept mijn lied mijn herte na:
o, kom mijn' liefste!
|
|