Twaalfde hoofdstuk
DE eerstvolgende ontmoeting echter heeft plaats op klaarlichte dag. En dat kan zonder bezwaar.
's Middags, onder het eten, hadden Koop en Martinus het over de komende tentoonstelling gehad. De oogst was binnen en nu lag het in de bedoeling, de andere week een landbouwtentoonstelling te houden. Daar hoorden natuurlijk allerlei feestelijkheden bij, zoals kuipsteken en ringrijden, en op dat laatste onderwerp had Koop toen ongemerkt aangestuurd.
De vorige maal, dat was al weer een paar jaar geleden, had hij samen met Koba de derde prijs in de wacht gesleept. Dat was dus wel best bevallen, maar nu hij er een meisje op na hield, wou hij het deze keer toch liever eens met haar proberen.
Nou, dat was nogal glad, vond Trui, daar kon niemand hem hard om vallen, al was het dan voor Koba wel jammer, dat zij nu niet mee kon doen.
Niet mee kunnen doen? Dat zag Koop niet in. Waarom kon zij niet meedoen?
Wel, dat was toch gemakkelijk genoeg te begrijpen: Arnold was immers met zijn vrienden op een vacantietocht en het zou al net een treffer wezen, als hij tegen die tijd weerom was.
Koop keek verbaasd de kring rond. Omdat Arnold weg was, daarom zou Koba niet mee kunnen doen? Dat was toch al te gek. Had zijn moeder dan vroeger altijd dezelfde jongen gehad met ringrijden?
Gelukkig niet, viel Trui uit. Zij had met Martinus maar één keer gereden en dat was nog net een keer te vaak, want het draaide op niks uit. Hij was zo zenuwachtig, dat het paard er ook zenuwachtig van werd.
Nou ja, goed, dat deed er nu verder niks toe, daar ging het niet om, Koop wou alleen maar eens weten, hoe zijn moeder het indertijd aanlegde. Zij reed dus wel met een andere vent, waarom zou Koba dan niet mogen? Een doodgewone ringrijderij, wat zou dat nou, allemaal jonkvolk onder mekaar.
Ach nou, Trui wou er ook niks van zeggen, dat niet, Koba mocht natuurlijk wel, als ze wou, maar ze moest dan toch ook maar een ander weten te vinden...
Niks geen nood, lachte Koop dat laatste bezwaar weg. Jongens waren er bij de vleet, van Peeks, van Timmer, noem maar op. Desnoods vroeg ze Tijs, hier tegenover, dan hoefde ze er ook nog niet ver om te lopen en licht kans, dat die nog geen afspraak gemaakt had, ook al omdat hij hier nog niet lang was. Maar in ieder geval, dat kon ze met vragen gewaar worden. Vragen stond vrij.
Dat was ook zo. Nou, dan moest ze daar vanavond maar eens op af, het leek haar ook nog niet zo ongeschikt toe.
Tijs is op de deel bezig een lekke band te lappen, als ze bij hem komt en hem het verhaal in geuren en kleuren vertelt.
‘Nou, wat zeg ie er van?’ vraagt ze stralend.
‘Dat Koop een handige snaak is.’
‘Dat ook, vanzelf - ja en dan moesten ie dat droge gezicht van