het stuifzand, waar de donkerbruine haarresten als een heiderand omheen staan...
Een poos is het stil. Dan begint Willem met een omslachtig gebaar zijn tabaksdoos voor de dag te halen, om er een nieuwe pruim uit te nemen, die hij zorgzaam achter de kiezen bergt.
‘Zo'n Frens blif er toch ook maar bedroefd zitten,’ zegt hij dan ernstig. ‘Bedroefd, zo'n jonge vrouw nog.’
‘Ja,’ zegt Tijs, ‘zulks dat is wel wat.’
‘Of dat wat is, geloof maar... Ja, wat kan 't toch wonderliek lopen in de wereld,’ vervolgt de oude man bedachtzaam en diepzinnig. ‘Wat kan 't wonderliek lopen... Dit waren nou een paar mensen, ze pasten precies bij mekaar, men zou zo zeggen, 't is een geluk dat ze mekaar vonden hebt - en toch, ze moet van mekaar af... En hier tegenover, hier Koba,’ - Tijs spitst zijn oren - ‘ieder weet, dat zij van die student niks hebben moet - maar ze bent toch voor mekaar bestemd, dat weet ook iedereen...’
Willem schudt zijn hoofd, maar hij gaat niet verder. Hij veronderstelt natuurlijk, dat Tijs wel op de hoogte is.
Weer is het een poos stil. Dan kucht Tijs eens.
‘Ie hadden 't laatst over Indië, over de toestanden daar,’ begint hij. ‘Maar wat had dat met dit van Koba te maken?’
Willem kijkt hem verwonderd aan.
‘Of weet ie dan niet, hoe dat zakien in mekaar zit?’
‘Nee... ja ik heb wel begrepen, dat er wat bij is, maar 't rechte ben 'k toch nooit gewaar 'worden...’
‘D'r is wat bij, ja,’ zegt Willem grimmig. ‘Zeker is er wat bij. En heel wat ook!... En dat heeft zoveel uut te staan met Indië - ik heb vroeger een hele zet in Indië 'zeten - dat Koba net zo min zelf weten mag met wie ze trouwen wil, as de wichter daar. Ik heb 't daarginder wel eens 'zien, dat er een jonge en een wicht an mekaar 'koppeld werden, die helemaal niet bij mekaar pasten. Maar daar was niks an te doen. Zij had niet te zeggen hoe of wat. Zij trouwde met die vent en met geen ander. Haar vader, had heel wat voor haar 'beurd en daarom had zo'n jonge nou 't recht om haar te nemen as vrouw. En al had zo'n wicht zelf ook voor geen halve cent zinnigheid an die vent - zij had niks in te brengen, zij was verkocht!...’
‘Maar Koba is toch niet verkocht?’ onderbreekt Tijs heftig. Hij schrikt zelf van de geschrokken klank in zijn stem. Laat hij toch oppassen, dat hij zich niet bloot geeft... Gelukkig heeft Willem er geen aandacht aan geschonken, teveel als hij zelf opgaat in zijn verhaal.
‘Eigenlijk niet - en toch ook wel. Niet - en wel... dat zal 'k je dudelijk maken.’
Hij kijkt Tijs een ogenblik scherp aan.
‘Ie zult misschien wel al zo'n betien vernomen hebben, dat Trui geen gemakkelijke is.’
‘Ja, zij durft er dunkt mij wel wezen...’
‘Wel wezen durven? Het is een tang, kerel, een heks, een helleveeg! Ja, een helleveeg, dat is 't rechte woord er voor! Want as ie toch es nagaat, wat ze uut'haald heeft met dat kind, met Koba...