‘Ie zeker wèl!’
‘Janna,’ zegt hij beheerst, ‘ik zal je vertellen, wat of ze tegen mij zegd hebt. Ze hebt tegen mij zegd, dat ze zich er met bemoeien wilden, as dat zo door moest gaan. Nou hoor ie 't. En as je dat nou mooi toe liekt, om 't hele dorp op 't dak te kriegen....’
Daar barst ze los. Ze is woedend. Woedend op alles, op Marissen en Annechien en het volk, het volk dat overal de neus in steekt, dat zich schamen moest, dat een ander de wetten stelt. 't Is een schandaal!
‘Ja,’ zegt Marissen. ‘Dat is 't. 't Is een schandaal, zoals ie te keer gaat. En wie wil een ander de wetten stellen?’
Zij blijft doorgaan, totdat ze plotseling in snikken uitbreekt. Nou zullen ze daarstraks Annechien bij haar indrukken, een wildvreemd wicht. En zij moet het maar toelaten, zij zal er machteloos tegenover staan.... Begrijpt Marissen niet, wat hij haar aandoet? Begrijpt hij dan helemaal niet, wat het voor haar betekent?....
‘Ja, best!’ Hij zegt het ijzig.
Janna Scholtemeier weet nu, dat het volk aanstalten maakt om in te grijpen. En hoewel ze niet weet, wat dat precies inhoudt, beseft ze best dat het voor haar allesbehalve aangenaam zal zijn. Op alle mogelijke manieren zal haar het leven zuur worden gemaakt. Dat moet voorkomen worden. Bovendien wil ze niet graag doorgaan voor een feeks en daar draait het op uit. De omstandigheden dwingen haar met geweld om bij te zwenken. Laat Annechien dan maar komen....
Er wordt nog overwogen, het huis te doen verbouwen, zodat de één de ander uit de weg kan blijven, maar de ruimte leent zich daar bijster slecht voor, de bezwaren zijn te groot.
Als Janna nu op een visite is en er wordt gepraat over het feit dat Marissen trouwen gaat, dan zegt zij, dat het eindelijk zo ver is, ja. Dat ze er eerst nogal wat over geredeneerd hebben, Marissen en zij, hoe ze het best zouden kunnen handelen: alles zo laten of een beetje verbouwen, hè? Maar dan werd het toch, goed beschouwd, een prutserij van niks, nietwaar? En daarom hebben ze maar besloten, om het bij het oude te laten, dat bracht ook geen onkosten mee, dat scheelde ook nog weer. Marissen achtte dat tenslotte ook het beste.
Zo veegt zij haar paadje schoon. Haar tong is een beste bezem. Maar wie zal verzekeren, dat die bezem zich in de toekomst nooit tegen Annechien zal keren? Bepaald aanlokkelijk staat het er voor het wicht niet voor.... Maar Annechien wil het beste hopen.
Zelf zorgt zij ondertussen voor een opvolgster. Een jongere zuster van haar, Fennechien, die in Brummelo dient, heeft ze warm weten te maken voor Heuvings huis. Dit schijnt een stee te zijn die goed bevalt en dat staat Egbert reusachtig aan.