passen verderop zetten ze zich neer op een stapeltje planken, Albert tussen de wichter in. Eerst krijgen ze een kus van hem, omdat ze hem gered hebben. Als zij hier niet geweest waren - dan was hij er vast niet doorgezakt! Maar kom, nu moesten ze elkaar maar eens wat vertellen, ze zijn nu bij elkaar. Wat gebeurt er zo allemaal in Elp?
Ja, wat gebeurt hier allemaal?
Hier niks.
In Elp ook niks.
Dan is 't dus overal een saaie boel, behalve op de hilde.
Ja. Nou, en dan vertellen ze elkaar tòch maar eens wat. Heel bijzondere verhalen. En allemaal eerlijk waar gebeurd. Net zo waar, als dat zíj hier op de hilde zitten.
Maar zitten ze hier niet mooi?
Heel mooi!
Ze genieten als kinderen. Vanaf hun hoge, schemerige, gezellige plekje kijken ze uit over de deel. Ze hebben een mooi uitzicht op dat lage, lemen binnenplein, waarlangs zich de stallen rijen. Door de raampjes komt het matte namiddaglicht. Op het dak, boven hun hoofd, ruist de regen. Hier, aan de onderkant, hier is het goed, is het beter dan ergens elders. Waar haalt Willempien nou ineens die zuurtjes vandaan, die kakeien? Uit haar zak. Dat is aardig! Toch een goed wicht, om daar maar zo op kakeien te gaan trakteren!
Behaaglijk zitten ze te zuigen op die zoete zuurtjes. Het wordt er nog kinderlijker van. Ze zien oude Jans voorbijgaan over de deel, maar ze houden zich stil. Ze zien daarna ook Egbert, maar ze zwijgen. Als echter Stina uit de keuken komt, rondkijkt, mompelt en tenslotte maar in 't wilde weg roept dat de koffie klaar is, dan roeren ze zich toch eindelijk.
Stina kijkt verbluft, als zij het gezelschap ziet zitten. Vervolgens kijkt zij ontstemd. Het wordt blijkbaar te bar in haar ogen.
‘Hoe krie'j 't in 't zin,’ zegt ze afkeurend.
Lachend dalen ze af naar de deel. Daar haalt Albert eerst het spinrag, dat in Marchiens haar geraakt is, er weer uit, onderwijl zij haar aandacht aan Willempien wijdt. En dan gaan ze koffie drinken.
Terwijl ze daar mee bezig zijn, komen er nog twee meisjes bij. Hillechien Huiing en een spinster. Die komen Heuvings wichtertroep uitnodigen voor die avond.
Dus voor die avond zijn ze ook weer onder de kap. En de jongens natuurlijk eveneens, al worden die niet openlijk verzocht.
Ze komen wel weer binnen, als het hun tijd is. Ze zingen weer mee, de vrolijke en weemoedige liedjes. Maar als dan het grote ogenblik weer aangebroken is, dat ze op de meisjes afgaan, dan is Rieks Reinds er als de kippen bij - daar staat hij al bij Marchien en past één van de manieren toe, om het bewegen van de voet nutteloos te maken. Snel breekt hij de