onder de mannen klommen vlug in de boomen, toen er bevel gegeven werd om het dier op te jagen; en de anderen omringden de plaats in een halven cirkel, ten einde den leeuw het ontsnappen te beletten.
Met geschreeuw en steenworpen joegen ze den leeuw op uit zijn leger; en pas had hij zich opgericht, nog half in den slaap, of een hagelbui van assegaaien daalde op hem nêer. Een paar er van brachten hem ernstige wonden toe, maar de meesten gleden bij hem neer. Hij was nu echter voor goed wakker geworden, brulde dat de grond er van dreunde, en deed een sprong naar zijn aanvallers. In een oogenblik had hij er vier gedood, en de anderen ontkwamen slechts doordat ze nu en dan een assegaai, met een bos struisveeren versierd, in den grond staken.
De leeuw vloog daar dan telkens woedend op aan, en zoo kregen de mannen gelegenheid om te vluchten.
Het leek er veel op of het bevel van den koning niet opgevolgd zou worden, maar de dappere leeuwenjagers in do boomen begonnen nu te schreeuwen en te dreigen: als de mannen niet dadelijk terugkwamen, zouden ze nooit weer vleesch te eten krijgen; als ze den leeuw niet doodden, zou de koning hen zelven laten dooden, zoodra ze wêer thuis waren!
Helaas, de arme mannen wisten maar al te goed dat dit waar was! Koning Tsjaka was een vreeselijke wreedaard, en had nooit medelijden met laffe krijgslieden.
Nu, toe dan maar! Nog liever met eere door den leeuw gedood, dan met schande door den koning!
Nog eenmaal deden zij allen tegelijk een verwoeden aanval op den leeuw. Het was een heete strijd, maar eindelijk