van gekruiste palen. De koeien waren ook angstig geworden, en holden verschrikt door de isibaya.
Het monster liep tusschen de hutten door, zwaaiende met zijn slurf. Daar zag hij een hut waar een vuur brandde. Gewoonlijk worden alle wilde dieren daardoor afgeschrikt, maar dezen keer scheen het den olifant nog maar wilder en razender te maken.
Woedend stoof hij er op af, vernielde de hut, en trapte alles plat. Een zieke vrouw die rustig in de hut lag te slapen, werd dood getrapt, en haar man ontkwam slechts met moeite, door tusschen de logge pooten van den olifant door te kruipen.
Onderwijl had het opperhoofd Matakitakit alle mannen uit de kraal bijeen geroepen, en met hunne ‘assegaaien’ (speren of lansen) vielen zij den olifant aan.
Het gevecht duurde lang. Toen de morgen aankwam was het dier verzwakt door bloedverlies, maar nog niet dood. Het zag er uit als een reusachtig stekelvarken, zooveel lansen staken er in zijn lichaam!
Eindelijk gaf het den strijd op. Het bloed stroomde aan alle kanten uit zijn wonden; het stortte neer, op zijn knieën, en juist boven op een hut! - Een gekraak van het brekende dak, - en daar lag het groote dier - morsdood!
Nu was er feest in de kraal!
Het was ondertusschen helder dag geworden, en niemand dacht meer aan slapen.
Het lichaam van den olifant werd buiten de kraal gesleept, zoodat de vrouwen gelegenheid hadden om de vernielde hutten wêer op te bouwen.
Na wat gegeten te hebben, trokken dezen dan ook vroo-