Een wedren en een stierengevecht.
Alle kinderen houden veel van paarden en ruiters. Het staat dan ook zoo mooi, als een goed ruiter zijn paard bestuurt en in vliegenden draf voorbijsnelt. In Engeland maakt men in het bijzonder veel werk van wedrennen. Als er een wedren zal plaats hebben, dan stroomen duizenden toeschouwers uit verwijderde streken toe; dan heerscht er eene algemeene vroolijkheid; dan is het voor alle liefhebbers van paarden met recht een heerlijk feest. Bij zulk een wedren komt het er op aan, wie het snelst rijdt en het eerst het doel bereikt. Eene groote ruimte is met touwen afgebakend en eene menigte toeschouwers wacht met ongeduld naar den aanvang. Verscheidene belangrijke prijzen zijn voor de beste ruiters uitgeloofd. Zij, die mee zullen dingen, rijden de renbaan binnen. De trompet geeft het teeken en de wedren begint. Wie zal winnen? De Schimmel, de Vos of de Zwarte? In het begin loopen zij alle drie bijna even hard, maar de Schimmel in toch de vlugste: hij komt de anderen vooruit. Over de hinderpalen op den weg springt hij in vollen ren heen, en de Vos, die hem het meest bijgehouden heeft, kan hem niet meer inhalen, ofschoon de ruiter met het roode buis hem ter dege met de karwats slaat, om het eerst aan het doel te komen. De Schimmel blijft de eerste, en zijn berijder, in het blauwe buis, wint den eersten prijs. ‘Bravo, bravo!’ roepen de toeschouwers en de eigenaar van den Schimmel is niet weinig verheugd, dat het dier zóó zijn best heeft gedaan.
Stelt men in Engeland bijzonder veel belang in wedrennen: in Spanje houdt men zich bij voorkeur met stierengevechten bezig. Dicht opeengepakt omringen de toeschouwers de afgesloten ruimte, die rond is en Circus wordt genoemd. Men opent een deur en een reusachtige stier snelt naar buiten. Hij meent dat hij vrij en in het veld is. Daar om hem heen is alles dicht. Met muziek en geschreeuw wordt hij ontvangen. Een stierenvechter wacht hem te paard met de lans af. De stier ziet om, stampt met de hoeven, en brult. Een jonge Spanjaard werpt spitse pijlen met linten naar hem toe, die zich in zijn vleesch vasthechten. Woedend vliegt de stier op hem af, hij is al dicht achter hem en zal hem aan zijne horens rijgen, - maar de vervolgde springt vlug over de omheining heen en is veilig. De stierenvechter rijdt nu midden in den kring. De stier bemerkt hem en nadert hem, met den kop naar beneden. Behendig gaat de ruiter ter zijde en de stoot van den stier treft de planken zóó geweldig, dat alles dreunt en kraakt. Woedend maakt het dier zich gereed om zijn vijand nu beter te raken. Deze komt bedaard op hem af en velt zijn lans. Een van beiden moet nu ongetwijfeld sterven. De stier snelt in vollen ren op hem af, maar de ander trekt zijn paard schielijk ter zijde en stoot den stier zijn lans in den nek. Doodelijk getroffen stort hij neder, terwijl luide goedkeuring en rijke geschenken den overwinnar te beurt vallen. Wat ons betreft: al bewonderen wij den behendigen ruiter ook, toch hebben wij innig medelijden met dien armen stier, die tot vermaak der toeschouwers zoo wreed wordt opgeofferd.