Const-thoonende juweel
(1607)–Zacharias Heyns– AuteursrechtvrijBij de loflijcke stadt Haerlem, ten versoecke van Trou moet blijcken, in't licht gebracht
[Folio Qqq2v]
| |
Refereyn.Als wy te recht insien, die deucht aen ons bewesen,
door Christum Godes soon uyt lieft gheopenbaert
zijn goedich heylsaem leer, dat onser doen door desen
Ga naar margenoot+soud' werden aenghenaem, die ons zijn wil verclaert
Ga naar margenoot+Om een geest, een lichaem, in hem zijn onbeswaert,
Ga naar margenoot+Die ons hier toe is 'thooft zijnder ghemeynten goedich,
Ga naar margenoot+Door welc de leden al 'tsaem ghevoecht, zijn bewaert,
Ga naar margenoot+Daerom ist nu wel recht, dat wy 'thooft lieven vroedich,
End' ooc meed' geenich lidt in lijden laten moedich,
Wanneer daer eenich is, die in noot zijn ter baen,
Dat meest de leden dan, meed' dooghen moeten spoedich
Ga naar margenoot+met broederlicke lieft, ter noot hen by te staen,
Wesen hertlick beweecht tot die in lijden gaen,
Ga naar margenoot+Biedende grooten troost haer uyt barmherticheden,
Om te verlossen die armoed' van God ontfaen,
En leven met ghebrec in dorpen ende steden.
Lieft ghy Christum het hooft, soo troost dan oock zijn leden.
Daerom wie nu bemint, en 'thooft Christum lief heeft,
Die biede nu doch troost zijn leden desolaet,
Ga naar margenoot+Als in blymoedicheyt hen hier doch milde gheeft,
Ga naar margenoot+Wat ghy dees minsten doet, is hem bewesen daet,
Ga naar margenoot+Een werc dat zijn behaecht, dus tot w's naesten baet,
Ga naar margenoot+Hebts als u selven lief, en troost hen uyt ghenaden,
Met offer die den Heer behooren toe, niet quaet,
Ga naar margenoot+Dus wie nootdruft aencleeft, wilt nu doch staen in staden
u mede-leden veel, die met noot zijn beladen,
Ga naar margenoot+Daer ghy in Christo meed, staet eens in een lichaem,
Dus thoont doch caritaet sonder lang te beraden,
Ga naar margenoot+Doet den volcomen bant der liefde aen bequaem,
En met barmherticheyt becleet zijt reyn eersaem,
Met een ootmoedich hert, soo totten Armen treden,
Die hier seer veel ontbreeckt, dus maect u aenghenaem,
Dat ghy der Armen staet verbetert hier beneden,
Lieft ghy Christum het hooft, soo troost dan oock zijn leden.
| |
[Folio Qqq3r]
| |
Hebt als nu doch ghedult met uwen armen broeder,Ga naar margenoot+
En ooc met lieft op wascht, in hem die is het hooftGa naar margenoot+
van uwer velen al, dus leeft als een beheerder,Ga naar margenoot+
Dat ghy der Armen noot aenneemt die zijn bedrooft,Ga naar margenoot+
Wie hongert geeft u broot, ooc herbercht onvertooftGa naar margenoot+
den vreemden, is hy naect, cleedt hem med' naer 'tbehooren,Ga naar margenoot+
Bewijst barmherticheyt, ghy in Christum ghelooft,Ga naar margenoot+
En biet zijn leden troost, al met gheneychde ooren,Ga naar margenoot+
Ghedenct ghy het God leent, in hem niet blijft verloren,
Want hy u 'tgoede sal vergelden wel perfect,
Dus hebt doch stercke lieft, tot malcander al voren,Ga naar margenoot+
Want d'menichvuldicheyt der sonden sy bedect,
Dus met een liefdich hert u armen nu uytstrect
tot die behoeftich zijn, ellendich seer bestreden
met miserien veel, hiertoe doch blijft verwect,
Dat ghy der Armen noot, aenneemt met goede zeden,
Lieft ghy Christum het hooft, soo troost dan oock zijn leden.
Prince.
Dus doch prinsselic streeft, ghy borgers ende heeren,Ga naar margenoot+
En doen liefdich bystant 'thooft zijnder leden hier,
Ghelijc oyt deden goet, zijn beminde met eeren,Ga naar margenoot+
Dit by Zacheus wy seer wel bemercken fier,
Die d'helft van zijn goet gaf d'Armen met manier,
Als ook Cornelium d'Aelmissen zijn ghecomenGa naar margenoot+
door 'tghebedt voor den Heer, merct oock wel goedertier
aen d'schamel wedu ooc, deed met troost d'armen vromen.Ga naar margenoot+
Dat sy een mijt in leyd' haer offer aenghenomen,
Ghedenckt aen Tabitha een dicipelinne jent,Ga naar margenoot+
Dat sy veel troost bewees den Armen sonder schromen,
Die van Asien oock ghewillich excellentGa naar margenoot+
d'Armen hebben ghetroost, om dat sy pertinent
hier Christum liefden, 'thooft, al met billike reden,
Daerom wilt nu aensien den noot die hier ontrent
is by den Armen veel, verlaten nu schier meden,
Lieft ghy Christum het hooft, soo troost dan oock zijn leden.
|
|