En na Brahms volgde een nocturne van Chopin en daarna nog een.
En toen wist ik het: we hadden een Rubinstein in huis, of een Horowitz! Deze man mocht dan niet zo beroemd zijn, z'n spel was even gevoelig als vervoerend, de muze der toonkunst was neergestreken in onze woning, wat een uitverkiezing!
En hij voelde natuurlijk meteen dat hij niet voor meubels en muren speelde, hij besloot de avond met een indrukwekkende Appassionata. ‘Walter’, riep ik uit, want we gingen elkaar meteen tutoyeren, ‘Walter, jij komt hier niet meer weg. Vergeet dat andere adres maar, jij blijft hier en ik neem geen verdere onderduiker meer in huis’.
Wij hadden elkaar gevonden en werden vrienden. Op vele avonden speelde hij en zijn répertoire was indrukwekkend. Schumann, Beethoven, Brahms, Mozart, Chopin, Granados, Albéniz, Rachmaninow, ik kreeg een muzikale rijkdom kado die ik de rest van m'n leven niet meer heb mogen vergaren.
Interessant was ook zijn ontmoeting met broer Henri. De twee wisselden allerlei pianistische details uit, zo verschillend van komaf als ze waren, Henri via het Luikse conservatorium van de Franse school, Walter als leerling van Arthur Schnabel in Weense stijl. En hun discussies over opvattingen en interpretatie, vaak geïllustreerd aan het klavier, waren uiterst boeiend.
Toch heb ik met deze Walter wel eens flinke ruzie gehad. Hij voelde zich na enige tijd zo op z'n gemak dat hij de aard van de situatie begon te vergeten, z'n alertie verslapte, hij werd roekeloos.
Hij zette 'n hoed op, menende dat die hem zou vermommen, en ging buiten wandelen, of naar zijn familie Mendes om Ponny les te geven.
Maar juist die over zijn voorhoofd getrokken hoed prononceerde zijn neus, en als je het stereotype van de wandelende jood had moeten zoeken dan was het wel Walter Kaufman-met-hoed.
‘Man ziet doch helemal nit dat iek een jud bin’ zei hij dan ook nog in dat bekende Nederlands, maar na een flink gekijf kon ik hem aan z'n verstand brengen dat hij niet alleen zijn eigen maar ook onze veiligheid op 't spel zette.
En kreeg hem tenslotte zover dat hij alleen in het donker naar buiten ging, en alleen over de Calvariewei naar Mendes de Leon.
En God was wéér met ons, tot bijna aan het einde van de oorlog is deze verfijnde geweldenaar bij ons mogen blijven.