We zien nu wel duidelijk dat ze allemaal 'n geweer in de hand hebben. Geen padvinders dus. Toch soldaten.
14.50. Vreemde vehikels verschijnen in de verte. Nog nooit gezien. Eddy zegt dat het pontons voor noodbruggen zijn want de Duitsers hebben de Maasbruggen weer laten springen.
15.15. Er rolt nog 'n enkele tank over de weg.
Is dat nu 'n oprukkend leger? Nergens is er ook maar een enkel kanon te bekennen.
15.45. Boven ons verschijnt de ‘dreuvige’, 'n klein min vliegtuigje dat met een zeurderig geluidje gezapig boven de stad gaat cirkelen. Het schijnt 'n verkenningstoestel te zijn dat vanuit de lucht het vuren op de grond moet leiden.
Maar er wórdt niet gevuurd, er gebeurt helemaal niets.
En plotseling, het zal ongeveer tegen vijf uur zijn geweest, gejuich uit Wijk. Je kon het tot op de Blekerij horen. Het zwelt aan, het wordt wild, er klinken kreten doorheen... ze zijn er, de bevrijders. Wijk is vrij, de overkant van de Maas is vrij! Wat 'n moment!
Maar wij aan deze kant nog niet.
Voor Eddy's deur verschijnen onverwacht 'n stel Duitsers, geweren schietklaar in de hand. Ze kijken rond, lijken nerveus.
Wat doen ze daar, wat willen ze nog?
Dan verzamelen ze zich, overleggen, en verdwijnen weer.
Ik snel naar huis. Gauw wat eten. Afwachten.
Dit nacht heb ik niet geslapen. Om zes uur 's ochtends weer de deur uit, gauw naar de Maas.
En inderdaad, na 'n paar uur... aan de overkant ter hoogte van de Céramique verschijnen ze, dertig, veertig man, met die vreemde vehikels van de vorige dag. Daar gaat de eerste ponton het water in; hij ligt nog nauwelijks aan de wal bevestigd of de volgende schuift er al overheen. Dan de volgende, en de volgende, en de volgende, mijn hemel wat gaat dat snel. Binnen het uur, althans zo lijkt het, is Wijk weer met Maastricht verbonden, en nauwelijks is dat een voldongen feit of daar komen ze over de noodbrug al naar ons toe, twintig, dertig man, vederlicht, geweren schietklaar. Ik vang ze op, blijk een der weinigen die wat Engels spreekt.