Herr Von Dalsum, verzeihen Sie die Belästigung, Sie sind entlassen.
En ik mocht gaan, vertelde Dal. En maakte dat ik snel uit de voeten kwam, weg uit Abcou, want een tweede arrestatie kon wel eens heel anders aflopen.
En nu zaten ze dan in ons huis. Ze vonden de kamer mooi en maakten het zich gemakkelijk. We spraken af dat Do, die er helemaal niet zo joods uitzag, best naar buiten kon als ze wilde, maar dat Dal met zijn opvallende verschijning en z'n bekendheid liefst zo veel, mogelijk zou binnenblijven.
Maar alvorens ons te storten in beschouwingen over litteratuur, dramatiek, religie, tragedie, komedie en wat dies meer zij, moest me toch iets van 't hart.
Dal, zei ik, dat kunstgebit van je lijkt nergens meer op, ik heb het je wel eens tijdens felle scènes op het toneel bijna zien verliezen, dat kán gewoon niet!
Hij antwoordde dat hij dat zelf maar al te goed wist, maar dat hij nooit tijd had om 'n nieuw te laten maken.
Wel, dan doen we dat nu, zei ik, je hebt nu niets meer om handen.
‘Hoeveel gaat me dat kosten?’
‘Haha, de beste mop uit je sd-verhaal vond ik, dat je zei dat je geld had.’
‘Neenee, ik wil betalen, desnoods in natura.’
In natura? Wat bedoelde hij?
Inderdaad was de voedselsituatie verslechterd, de distributie haperde, en ik legde soms vullingen voor 'n stuk worst, 'n mooie inlay voor 'n zij spek, maar wat wilde deze opgejaagde vluchteling?
Hij loste het vraagstuk echter snel op: ‘Als jij me 'n goed gebit bezorgt, draag ik de Gijsbrecht voor.’
‘Wat Gijsbrecht, wat bedoel je?’
‘Wat ik voor die mof gedaan heb, kan ik ook voor jou doen, ik ken die rollen allemaal, jij krijgt de hele Gijsbrecht.’
Wat 'n idee! Kunst, geestelijk voedsel als tegenwicht van technische materie, het kon niet mooier.
De prothese was gauw gemaakt, ze zat mooi en als gegoten, maar... zo'n belangrijke voordracht alleen voor mijn vrouw en mij?
Ik mocht nog wat vrienden uitnodigen, zei hij, en dat was gauw gebeurd. We hadden 'n heel grote zitkamer en alle gevraagden waren enthousiast en