als deze hangen ze aan hun belijdenis voornamelijk als ze in de verdrukking zitten of, in tijd van vrede, als het hun goed uitkomt. Ik geloof dat er in de sjoel vaak meer gehandeld wordt dan gebeden, iets wat vele christenen in hun kerken ook wel zouden willen.
Of ligt het aan de besnijdenis. Onzin, ook Amerikanen nemen vaak de voorhuid weg, al zijn ze methodist of presbyteriaan, kwestie van hygiëne.
Kortom, ik kom er van m'n leven niet uit, en dat hoeft ook niet, godzijdank zijn er verschillen tussen de mensen, en zonder die Duitse inval zou het ook nooit een vraagstuk zijn geworden, want tot 1940 was antisemitisme in Maastricht een onbekend verschijnsel.
Mijn moeder kocht stoffen bij Salomons, de oude Von Geldern was deken van de advocaten, joden vierden met ons carnaval, en ene Wijngaard stond bij de Mastreechter Staar op de voorste rij. Mijn broer had hem daar neergezet, niet omdat hij jood was, maar omdat hij een heldere tenor had en een goed maatgevoel.
Maar ik was dus arisch. En hoewel ik daar niets van voelde, zette het me toch aan 't denken.
Hier was meer aan de hand dan 'n territoriaal conflict. Hier werd een samenleving beschadigd, 'n mentaliteit bevuild. Hier werd 'n stuk menselijkheid verkracht, in stukken gehakt
En voorzover joden dan iets aparts hadden, ik dweepte met Thomas Mann, met Franz Werfel en met Carl Zuckmayer. Ik hiel van Mendelssohn, ik had eens Bruno Walter zien dirigeren en nog nooit heb ik Beethovens vioolconcert zo vervoerend horen interpreteren als door Simon Goldberg.
Trouwens, laten we wel wezen, wie was Jezus Christus?
En de gedachten groeven dieper.
Dat we nu Duits waren was erg. Maar Nederland is ook al eens Frans geweest, en Spaans en Oostenrijks, en daar zijn we altijd onderuit gekomen. Maar dat ging om land, om politiek, strategie, om economie, dingen die altijd te herstellen zijn; een verdorven geest is niet meer te genezen.
Ik voelde me langzamerhand dan ook diep geraakt, hier kon niet lijdelijk worden toegezien. Al die uniformen begonnen me tegen te staan, die ar-