| |
| |
| |
Tweede bedrijf
Een kwartier later. Filips leunt plichtsgetrouw over de leuning van zijn zetel, bevochtigt zich het voorhoofd met water uit een vóór hem staande kom, terwijl Magdalena Ruiz hem zorgvol de rug masseert. 's Konings ademhaling is rustiger.
Waar zijn mijn kamerheren, Magdalena.
Er heeft een hele troep buiten gewandeld. Maar na dat klokgelui zijn ze allemaal weer binnengekomen. Ze zitten nu weer in de kapittelzaal te wachten. Er wordt bijna niet gesproken.
Weet je wat dat klokgelui betekende, Magdalena?
... Misschien wel iets over de Armada.
Er is bericht over de Armada. Heel Engeland is verslagen.
(houdt even op met wrijven)
Heel Engeland verslagen? Als ik 't niet gedacht had! Daar ben ik nou al de hele dag bang voor geweest.
U ziet wat dat mooie bericht U bezorgd heeft! De anderen weten dat allemaal niet. Niemand weet wat U verduren moet.
Dit heb ik van jouw bloemen.
Da's zeker 't allernieuwste, dat 'n bloem 'n mens zal kwaaddoen! Is dat wat van de nieuwe dokter? Nee Majesteit, U bent weer ziek van die Armada en niks anders.
Besef je overigens dat het nogal belangrijk is?
En wat zijn de gevolgen?
Kerkdiensten, stierengevechten, kardinalen en hofdansen, waar U allemaal niet tegen kunt. Kijk eens hoe 't U nóú al te pakken heeft!
Niets van dat alles zal er zijn, Magdalena. De Armada is verslagen.
De Armada is verslagen, zeg ik.
Als ik ook al gekke dingen, zeg, daarom hoeft U nog niet...
En áls het nu eens waar was, Magdalena?
| |
| |
Als...?
(kijkt hem zéér ongelovig aan)
Denk jij dat het Gods wil zou zijn?
Vast en zeker. Als... ja als 't nou niet was voor al die arme drommels daar aan boord, zou ik zelfs zeggen:
't zij zo, want 't is een zegen.
Ja ik ben maar 'n domme gans, Majesteit, maar... áls 't zo zou zijn, dan zou Onze Lieve Heer toch wel 'n zware zorg van U afgenomen hebben. Wat moet U nou nog met dat lelijk land erbíj doen? Is Spanje niet groot genoeg?
De prior hier zei me verleden week nog dat de wereld rond is. Dat houden tegenwoordig al die geleerden vol, dan moet ik het dus wel geloven, hoewel je voor je ogen zien kunt dat 't niet waar is. Nou, en de prior zei, dat je de hele wereld rond kunt reizen zonder één voet buiten Spaans gebied te zetten. O Majesteit, Majesteit!, wat bent U dan een machtig man, ik weet helemaal niet hoe groot dat de wereld is, maar wat 'n zorg in dat ééne leventje!
Hoe is 't met mijn tulpen.
Slecht. Die Broeder Bartholomeus sleept maar alles naar zijn heiligenbeelden.
Zoals ik hem heb bevolen.
Maar ik heb voor Uw slaapkamer nog niet eens meer...
Ik heb je gezegd dat ik geen bloemen meer hebben wil!
Goed goed, 't is al begrepen. Maar ik begrijp er niks van. 'n Man die zóveel van bloemen houdt!
Moet ik nog wrijven, Majesteit?
Neen, je kunt gaan. En zeg de Prior... neen zeg hem niets. 't Is goed.
Majesteit...
(met 'n buiging rechts af)
(alleen)
'n Zegen... 'n vloek die tegelijk een zegen is... 'n Bloem, waarmee men vrouwen huldigt, 't meest bekoorlijk, meest poëtisch wonder van de schepping, knijpt in haar weligst ogenblik tot stikkens toe de adem dicht...
Vloed en zegen tegelijk... maar wat is recht en onrecht dan, wat is nog goed en kwaad!
Wat is waarheid, wat verbeelding hier? Wat is hier werkelijkheid en wat is waanzin!
O, 't is hier alles slechts een komen en een gaan, en in ons komen ligt ons afscheid al besloten.
Maar is de weg daartussen dan alléén maar 'n sprong in 't duister?
De vlam die Sint Franciscus heeft verteerd 'n bedrieglijk dwaallicht, Gods
| |
| |
rijk een koortsdroom van een ziekelijk brein, en in 't gebral van een krankzinnige méér zin dan in al de waarheden die in ons zijn...
(hij valt gepijnigd voor het kruisbeeld neer)
O Spreek, mijn God en Heer, spreek, spreek!
Ik spreek toch iedere dag met U, geef nu een woord, één woord maar terug! Mijn God, waar is Uw werkelijkheid!! Ik heb Uw inquisitie toch in eer hersteld! Ik heb de Turken weggevaagd, de antichrist het aangezicht verpletterd. Ik herschiep het eeuwige Spanje in een tuin van kathedralen. Nergens op haar tocht de hele aardbol rond, beschijnt de zon één plek waar niet Uw lof weerklinkt uit Spaanse monden!
Waarom dan? Waarom dit! Waarom heb ik geen zoon?... Mijn God, spreek, spreek!
(hij krijgt geen antwoord, staat neerslachtig op en mijmert weer voor zich uit:)
Schouwen kan ik, niet begrijpen... een komen en een gaan... ik moet bereid zijn.
O hoe eenvoudig is dit leven: het enige doel van onze komst hier is: bereid te zijn om weer te gaan... zodat die na ons komen...
Zodat die na ons komen ...die na ons komen...
(weer ontrolt hij het perkament, en leest; kijkt op, weifelt, gaat naar de linkerdeur, stoot ze open, geeft met het hoofd een teken. Na enkele ogenblikken verschijnt Mercedes, waarop hij hard en onomkoombaar uitbrengt:)
Hertogin, de troon van Engeland komt niet vrij.
(zij vertoont niet de minste reactie, blijft slechts afwachtend zwijgen)
De Armada is verslagen. Uw commentaar!
Vergeef me, Majesteit, dat ik dan onverbloemde taal spreek, maar ik wéét dat het niet waar is.
(komt op haar toe, plotseling weer geheel onzeker, kijkt haar lang en weifelend aan)
U hebt bericht... Uit 'n onbekende haven soms?
Er is nergens 'n verdwaalde hoeker komen binnenvallen, waar is dat bericht, vertel!
Neen, Majesteit, ik heb geen bericht. Toch weet heel Spánje dat wat U zegt niet waar is.
Omwille der gerechtigheid. Om de eenvoudige reden dat het lijden van een Spaanse vrouw haar uiteindelijk recht geeft op verheffing!
Maar de uitslag, het bewijs!
Hoeveel méér weet een vrouw dan zij eigenlijk bewijzen kan.
| |
| |
En hoe weinig wordt door alle wetenschap bewezen van wat boven alle twijfel staat!
Maar wellicht is het de plicht van koningen zelfs aan zekerheden te twijfelen, 'n plicht die 'n eenvoudig hart bevreemdend en verbijsterend lijkt, omdat in 't leven nu eenmaal zwart zwart is, wit wit en Spanje is Spanje. 'n Eenvoudig hart gelooft nu eenmaal in één God, in 'n eenvoudige waarheid, in gerechtigheid, trouw, eer, billijkheid en nog honderd van die simpele dingen méér.
Misschien zijn al die simpele dingen voor een koning ál te simpel, misschien... maar laat ik zwijgen.
(blijft haar peinzend aanzien)
Ga verder, hertogin.
Kan God met Engeland en Spanje tegelijk zijn? Kan de Oppermacht een kind van een hoer op de koningstroon dulden, terwijl Zij in Castilië regeerders heeft geschapen!
Waar blijft de roeping van het koningschap!
Waarom heeft Spanje gebeden, waarom heeft het gevast, waarom heeft het geboet, zichzelf gegeseld! Waar blijft de kracht van de genade!
Kan het kwaad dan blíjvend al wat goed is overwoekeren, is de vrucht van 't kwaad dan niet alleen erger kwaad, dat in zichzelf de kiem van de ondergang draagt?
Waarom werd ik als eerste vrouw genodigd in 't Escoriaal? Is dit de eeuw van Elisabeth, of is dit de tijd dat ook De Mendoza iets méér dan 'n bedekte hoon betekent!
Uw eerzucht is groot, hertogin.
Maar is zij daarom in strijd met de waarheid?
Waarom schonk God mij vruchtbaarheid, en niet aan Elisabeth? Waarom weet iedereen dat op dit ogenblik Spanjaarden in Ierland verblijven?
Waarom weet iedereen wat U zo duidelijk ontkennen wil?
En waarom denkt U dat ik U 'n nederlaag meld?
Majesteit, 't is aan een klein verstand eenvoudig niet gegeven in één ogenblik 't inwendig samenspel van Uw geheime plannen te doorzien. Misschien werd ik nog niet genoeg gepijnigd, misschien verdien ik nóg meer straf omdat ik heb liefgehad. Misschien verbergt U te gemakkelijk wat U té zeker weet. Misschien ook valt aan 'n Schotse koning toe, waarop Spanje om zijn enorme krachtsinspanning alléén recht heeft.
(ziet haar in de ogen)
Gods ondoorgrondelijk raadsbesluit heeft ergens in Uw trekken méér wijs-
| |
| |
heid neergeschreven dan in het brein van al mijn wijzen bij elkaar.
Ja! Er is bericht van de Armada, de hertog is zegevierend op Spaanse bodem teruggekeerd.
U zult koningin van Engeland zijn, U zult...
(blijft peinzend voor zich uitzien)
O Majesteit!
(valt voor hem op de knieën en omvat zijn voeten)
En U zult Engeland Spaanse prinsen schenken.
(zij staat op en zegt met visionaire glans in de ogen)
Dat zal ik. Ik zal kinderen dragen als bloemen aan mijn hart. En ik zal zonen hebben, als de bloesems van Sevilla, als de arenden van Córdoba.
Zij zullen het paard bedwingen vóór zij mondig zijn, en zij zullen de stier doden voor een man zich met hen meten zal. Zij zullen de Pavane dansen en de Habaneras, zij zullen geen genade kennen voor het kwaad, zij zullen hard en wreed zijn en onbuigzaam in de waarheid. Zij zullen de gloed van Spanje dragen.
Ja, ik zal Engeland Spaanse prinsen schenken.
En zij zullen hun moeder wreken om haar eenzaamheid!
Is eenzaamheid geen zegen, hertogin!
O Majesteit, indien ik ooit gepijnigd ben, als ik ooit door liefde gezondigd heb, dan is het door die vloek, die...
(zij stokt en ziet hem met verstarde blik aan; hij is weer naderbij gekomen, herhaalt sterker en dwingender:)
Is eenzaamheid geen zegen, hertogin?
(zij blijft zwijgen)
Spanje had door mij vier koninginnen en het had geen zin.
Heel Spanje heeft met U om deze droefenis getreurd.
Waarom? Waarom is dit geen zegen? Beschouw dit als het allergrootste heil van Gods ondoorgrondelijk raadsbesluit; Spanje's koning bleef de vloek van kinderen bespaard. Laat dit aan Engeland, aan Frankrijk, of aan simpele harten met eenvoudige begrippen, maar spreek met Filips niet over...
(ze kijkt hem in ontzetting aan)
U bent mooi, hertogin. U bent van een onverdragelijke schoonheid, Maria de las Mercedes.
U bent eenzaam, Majesteit, U bent van een ondragelijke droefenis.
Ik ken geen droefenis, ik ben 'n gezegend man. Is eenzaamheid geen zegen, Maria de las Mercedes?
| |
| |
Majesteit... ik kan... ik zou kunnen...
(zij staat hoog opgerezen, maar de gedachte heeft haar overweldigd en zij kan niet verder. Onafgebroken is zij in zijn droevig-brandende ogen blijven zien, maar hij keert zich plotseling van haar af, en op een geheel andere toon:)
Uw schoonheid is de bron van woordbreuk, van lafheid en van dubbel spel, zoals Uw weet.
Gods wil is dat in Uw schoot de man zijn diepste schaamte uitleeft, dierlijk en ontluisterd, dat uit Uw schoot de wellust spruit, de dronkenschap van de geest in de schande van het vlees!
Dat is de wil van God niet, dat is de wil van de duivel!
Wilt U mij daar eens precies het onderscheid in geven? Antwoord, hertogin! Ik ken dat onderscheid niet meer, maar zeg het me!
Alsof Uw christenbrein niet weet dat liefde...
En wat is liefde, hertogin, wat is dat nu precies, zeg het me!
(verbeten voor zich uit:)
O ik ben ziende blind geweest. Ik had moeten weten dat in 't Escoriaal méér dan een koning wachtte; een eenzaam man, zó eenzaam als alleen Mercedes de Mendoza eenzaam is...
U zult koningin van Engeland zijn. Uw eenzaamheid neemt hier een einde, luister!
(hij belt, Francisco de Bobadilla komt weer van rechts binnen. Hij staat een ogenblik perplex bij het zien van Mercedes, die eveneens haar reactie niet bedwingen kan. Mercedes kijkt dan weer in spanning voor zich uit, De Bobadilla laat het hoofd voorover zinken. Filips heeft beider reacties scherp opgenomen)
Alle droom en alle verbijstering is nu geweken, Don Francisco, dit is nu werkelijkheid. Ik zal alles vergeten wat geweest is, is zal... Ik zal weggaan, Don Francisco, dan vertel 't háár, vertel haar alles, zonder omhaal van woorden. Het bericht van de overwinning, Don Francisco!
(De Bobadilla laat het hoofd dieper op de borst zinken. Filips is op hem toegetreden, bevend over zijn hele lichaam)
Kijk, als ik aanstonds door die deur zal gaan, dan leidt de gang recht naar de kapel. En aan de andere kant van de kapel leidt een gang recht naar de zalen, waar de adel zwijgend zit te wachten. Daar wachten Alva en Toledo, Cifuentes, Taragona, Medina Celi en Infantado, alle grandes en alle hidalgo's en... en buiten wacht het volk.
En als ik nu deze bel zeer hard zal luiden, dan zet Prior Lorenzo in de kapel het Te Deum in, en alle klokken zullen beieren tot in Burgos en Salamanca. En alle Spaanse kardinalen zullen dan komen, de aartsbisschoppen en de bisschoppen, heel Spanje zal dan komen, en... Dit alles heb ik niet
| |
| |
gewild, Don Francisco, dit alles is tegen mijn gevoel, maar 't volk wil het, Spanje wil het, het christendom wil het, Don Francisco! Luister...
(hij heeft de achterdeur opengestoten, gaat naar de bel en luidt deze hard en lang)
Luister...
(even is er een stilte, dan hoort men een oude priesterlijke stem het ‘Te Deum laudamus’ inzetten, gevolgd door vierstemmig a capellazang van De Vittoria. Machtige klokken mengen zich in het geluid. Broeder Bartholomeus verschijnt in de deuropening met 'n zwaar gebedenboek en 'n brandende kaars. Filips volgt hem langzaam door de deur, waarop deze weer achter hem gesloten wordt)
(zonder 't hoofd op te richten)
Kijk me niet aan Mercedes! Verdwijn in godsnaam vóór ik je gezien heb!
Geef antwoord op de vraag van de koning!
(kort en afgebeten voor zich uit)
Van de 140 schepen zijn er elf terug. Je oom en je twee neven leven alle drie niet meer. Twee zijn er op de Ierse kust verpletterd, Don Christobal is aan een masttop opgehangen.
Francisco! Je weet niet wat je zegt. Je weet niet tegen wie je spreekt!
Ik zal koningin van Engeland zijn, Francisco, ik zal... ik zal koningin van Spanje zijn!
(richt het hoofd op met 'n schok, er is 'n macabere trek om z'n lippen, zij leest de verbittering in zijn ogen)
Waar was die muziek hier! Ik heb vaag het druilerig getokkel van een guitaar gehoord. Gedempt, verstard, als 't laatst gerochel van een stervend man. Maar ik wil het wild, ik wil het als vergif, als gal, als kokend bloed! Waar was dat!
(hij trekt wild en hard aan de bel, kijkt om zich heen en stormt de linker deur uit. Men hoort hem schreeuwen ‘Malaguena! Malaguena!’ Hij komt terug, blijft met z'n rug tegen de deur staan. In de andere kamer begint een meeslepend dansrhythme, dat merkwaardigerwijs aanvankelijk met de laatste klokkentonen in vreemde overeenstemming is)
Dit zijn dus achtendertig jaar, Mercedes. Ja achtendertig jaar zijn dit, Mercedes, achtendertig jaar. Achtendertig jaar heb ik gewacht, Mercedes, op dat verheffend bloed over mijn lichaam. Zoals die anderen, zoals al die christenhelden waar iedere Spaanse mond van vol is.
Hier ben ik, zonder bloed, zie je, en zonder wonden, zonder afgeslagen arm en zonder eer.
't Gevecht was 'n illusie, de eer is 'n leugen, Gods wil is waanzin, en Spanje is 'n vals idool!
| |
| |
Het enige idool dat ik bloedwarm vóór me zie ben jij, onverdragelijk, góddelijk wijf! Met de naam koningin veel dieper nog gekrenkt dan ik met de naam verrader! Met de weligste voeten van Spanje opgeroepen om 'n huichelachtig despoot zijn ondergang te verbloemen!
Francisco! Ik ken je niet meer terug!
Mercedes! Ik ken je niet meer terug.
O ik weet precíés de dag, neen zelfs 't uur nog, dat je voor het eerst weer voor mijn ogen was.
De hertog had zich op de terugtocht opgesloten in zijn hut. Ik kreeg het opperbevel, ja ík heb ook het opperbevel gehad, onvergelijkelijk, nietwaar, onsterfelijk! En ik had te waken over 't lekkend wrakhout, dat eens 'n Armada heette.
Inmiddels had zich zoiets als ellende in ons vastgebeten, zoiets als godverlatenheid en onwrikbare onmacht.
Maar tóch, ik waakte nacht aan nacht, alleen en hongerig. En ik zag jou. Jij was bij me, ik kon je omarmen. Je sloot mijn branderige lippen met een kus, je weke adem huiverde door mijn hals, als de adem van het warme Spanje...
Dit duurde weken, dit was de laatste der illusies.
De rest was dorst, wroeging, gereutel van de dood en lijkenlucht, gebroken idealen en ontstoken wonden.
Waarom ben je nog teruggekomen!
Om te weten waar het leven begint en waar het eindigt: Er is de vrouw, weet je, en er is de schaterlach, er is de lof der zotheid en niets anders!
In Engeland is een koningin.
Er is Spanje, er is de verheffing, er is de overwinning!
Dit Spanje is niet meer, want de overwinning is niet meer. Onze droom verging tussen Dover en Santander.
De droom blijft, de droom zal altijd blijven!
Er zal een nieuwe droom zijn, ja, een nieuwe extase om een leugen, een belachelijke kramp!
Er is Engeland, en er is Oranje, er is Luther, er is een nieuwe wereld!
Dit is krankzinnig, krankzinnig en godslasterlijk!
En ik verwacht geen leven meer om van die waanzin te genezen. Ik wíl niet meer genezen, ik wil die eene laatste waarde, weet je, die enige werkelijkheid wil ik, hier in mijn handen, ik wil jou nog éénmaal dansend in mijn armen en dan is 't uit!
| |
| |
Francisco... ik... ik zou koningin van Spanje zijn...
O ondier, onmens, duivel!
Laat af! Laat los! De koning komt, hij zal je doden op de plaats als hij je in deze toestand vindt!
En hij zal weten wiens koningin Mercedes de Mendoza is! Dans, Mercedes, dans, Mercedes, dans, Mercedes, dans...
(hij heeft haar vastgegrepen en intuïtief beweegt haar lichaam op het dansrhythme mee, dat op dit ogenblik een hartstochtelijke climax heeft bereikt. Zij schudt nog enige keren verbeten met het hoofd, maar hij drukt haar wild tegen zich aan. Even vallen haat en hartstocht in dezelfde polsslag, even trilt de dans in hun stampende voeten. Maar al dansend trekt zij zijn dolk uit het gevest en steekt hem in de zij)
(deinst 'n paar passen terug, de muziek valt stil)
Mercedes!... Mercedes.
(zij staat met ontzette blik bewegingloos ter plaatse, dolk in de hand. Maar dan springt hij weer op haar toe)
Steek dieper, Mercedes, hier, steek scherper, dieper, dodelijker...
Francisco!...
(laat de dolk vallen en geeft zich aan hem over)
Francisco...
(de achterdeur wordt door Broeder Bartholomeus geopend; Filips treedt binnen, achter hem De Quiroga en De Idiaquez, tenslotte Broeder Antonius. De Bobadilla doet 'n pas naar voren en houdt zijn hand pijnlijk op de wonde. Mercedes gaat 'n paar passen terug en bedekt het gelaat met haar mantilla. De koning neemt vooral De Bobadilla volkomen kalm en uitgestreden op. Hij staat op dezelfde plaats en in dezelfde houding als toen De Bobadilla voor de eerste keer kwam binnenstormen. Alleen is het alsof hij nu veel ouder is, veel wijzer en zwijgzamer)
Ik weet nu, kolonel, ik heb gebeden.
Gaat U verder, hoe verliep de terugtocht.
(lange stilte. De Bobadilla blijft met op elkaar geklemde kaken voor zich uitstaren. Filips treedt op hem toe)
Alles is vergeten, Don Francisco.
Als bewijs van mijn hersteld vertrouwen gelde het grootmeesterschap van Calatrava.
Ik heb gelogen, koning Filips.
Het was een overwinning; het was een onvergelijkelijke overwinning. En ik ben gewond. Ik heb gelogen toen ik zei dat ik niet gewond was, ik...
| |
| |
Gaat U dan zitten, kolonel, gaat U...
(krampachtig eroverheen)
Wij zijn teruggevaren... om Schotland heen. Omdat de hertog niet meer... Er was een orkaan, en in die orkaan was het een reuze storm. En alles ging scheef, en het water ging eroverheen, en de tweede wimpel ging óók aan flarden...
En de gewonden, met 'n stoot in de buik... ja er waren veel gewonden met 'n stoot in de buik, en grote ratten, en, we hielden ons aan de reling vast, maar die kisten sloegen ertegen, en Don Hugo moest óók loslaten, en ik zag alleen nog maar zijn handen. Ik heb gezegd dat die kisten wegmoesten...
(gaat, verder luisterend, de globe bestuderen)
En alle beschuit was weg, en er waren geen rantsoenen meer, en er moesten honderd paarden overboord, neen!... achtennegentig...
(zijn blik, die onder het spreken wazig weggegleden was, fixeert zich plotseling op een vast punt. Hij wordt scherp en frenetiek, en hij gaat met korte, afgemeten stem verder, de hand krampachtig op de wonde)
Ja... er moesten achtennegentig paarden overboord.
Pha, stoot in de buik, van de stier. En dan worden ze weggesleept.
Maar onze dieren hadden geen stoot in de buik gehad. Ze waren springlevend. Maar ze wisten het. Ik zág dat ze 't wisten. Ik was de eerste die uit de kajuit kwam. En ik heb gezien dat ze 't wisten.
't Eerst kwam Markab, de Arabische volbloed van de prins van Ascoli.
Maar nog nóóit heb ik dat dier zo kalm gezien. 't Zenuwachtige flonkerbeest kwam ineens rustig naar de reling. 'n Stuk uit de reling om vrij baan te maken.
En die kerel liet hem los. En er was ineens een stilte. Ineens was de wind gaan liggen, en er was ineens geen geluid, en er was geen gekerm meer van de stervenden in 't ruim. O geloofd zij Jezus Christus...
Markab stond daar roerloos en zag ons aan.
Maar de huurlingen drongen op hem in, ze drukten hem schuin in de schonken, en we hoorden de fatale plons.
En op dat ogenblik wisten alle rasdieren dat hun lot bezegeld was.
En er steeg een gekreun en een gekerm op, dat vreemder tussen de schepen bleef hangen dan de doodsschreeuw van mannen in 't gevecht. Een paard in doodsnood schreeuwt als een mens. En wij probeerden onze oren dicht te stoppen. En we zijn naar de zieken en gewonden gelopen om ze
| |
| |
te laten schreeuwen en kermen zo hard als ze konden, dat we tenminste het gehuil van de paarden niet meer zouden horen.
En sommige dieren rukten zich uit de touwen, en ze trapten de matrozen, en 't tumult was...
(weer met langzaam verglijdende blik, terwijl hij verder hoe langer hoe meer verstijft)
En toen bleven de dieren zwemmen. En er was te weinig wind, en we hadden geen vaart meer.
In drommen zwommen ze achter de schepen. En ik kon niet van de reling wegblijven, en mijn Ster van Cadiz zwom naast Markab. Met vragende ogen. Neen met dode ogen! De ogen waren al dood. Dode ogen doen je niets.
Eerst verdronken de merries, die liepen 't eerste vol.
Dan de koudbloeders, en de mengrassen.
En 't laatst verdronk... maar de ogen waren al dood, neen, dooie ogen doen je niets, dooie ogen doen je niets....
(bijna smekend)
Verder, kolonel!
(kijkt met 'n ruk op, z'n blik valt op Mercedes)
Jij was verborgen, hè? Achter de kisten. Ik wist dat hij je verborgen hield. Maar 't was een onvergelijkelijke overwinning. En de droom zal altijd blijven.
(in smartelijk meeleven voor zich uit)
Don Francisco...
(fixeert zijn blik op de Broeder)
Gulden huis, bid voor ons; ark des verbonds, bid voor ons. En deur des hemels, ik moet biechten. Want het is niet ver meer, amen.
't Is helemáál niet ver meer, wij denken allemaal wel dat het heel ver is, maar... daar zijn ze.
(als een blok stort hij neer, over zijn volle lengte)
(zij knielen verschrikt bij hem neer, luisteren aan zijn borst en aan zijn mond. Ook Filips is naar voren gekomen)
Hij is...
(stokt, kijkt Filips sprakeloos aan, staat op en doet in een angstreflex een stap achteruit)
Don Francisco! Heilige Moeder Gods! Heilige Laurentius!
(staat op. Filips knielt bij het lijk, sluit De Bobadilla pieus de ogen en slaat aandachtig een kruis, hetgeen ook de anderen doen. Antonius loopt naar de achterdeur, fluistert
| |
| |
de daarin verschijnende Bartholomeus haastig iets toe, komt terug, valt op de knieën en blijft verder prevelend bidden. Iets later begint de zware klok te luiden, die in het eerste bedrijf De Bobadilla's komst heeft aangekondigd. Filips blijft met gevouwen handen geknield, de ogen ononderbroken schouwend op de dode gericht)
Majesteit, ik... als...
(hij is door ontzetting overmeesterd, kijkt hulpzoekend rond, ontmoet alleen de starre blik van De Idiaquez, treedt dan angstig naar voren tot naast de koning)
Don Francisco de Bobadilla, ik spreek hier niet tot U, ik... ik spreek hier tot de duizenden die... die liggen neergeveld voor 's konings voeten. De mens wikt, en God beschikt, en... ik kán niet, Majesteit. Dit zijn woorden... woorden zonder zin...
... Woorden hebben hier geen waarde meer, Majesteit.
Onze Vader... die in de hemel zijt... Uw Naam worde geheiligd... Uw Rijk kome...
(heeft, evenals Antonius, het hoofd opgericht; gaat in dezelfde toon verder)
Uw wil geschiede op aarde... zoals in de hemel...
DOEK
| |
| |
Jeroen Bosch: de hel
(Rechterzijpaneel van de ‘Tuin der lusten’)
|
|