| |
| |
| |
Eerste bedrijf
Don Gaspar de Quiroga, Don Francisco de Idiaquez en Broeder Antonius de Villacastin staan om Magdalena Ruiz heen, die met wat licht huiswerk bezig is en onder andere een vaas met tulpen op de schrijftafel zet.
Kom, ons geduld is niet eindeloos, beste vrouw.
Zijne Zeer Katholieke Majesteit heeft 'n hofhouding van twaalfhonderd man, heb ik al gezegd. Twaalfhonderdtweenveertig, om precies te zijn. Dus...
En ze deugen geen van allen, dat weten we, Magdalena, je houdt niet op met het ons aan 't verstand te brengen.
Vertel wat je weet, beste vrouw, kom, ik ben niet gewend om lang te vragen.
Kijkt U dan: dit is de tulp. De nieuwste bloem. Heeft nog nóóit in 'n christenland gebloeid. En hebt U nou ooit zoiets moois gezien? En wilt U nou nóg een geheimpje weten? Zijne Majesteit heeft er twee perken van laten zaaien, twee hele perken!
(met 'n schouderophalen)
Hartvochtig in de boosheid.
'n Hart van steen, Eminentie.
Nou, ze zeggen dat 'n oude vrouw nieuwsgierig is, maar ik geloof, 't zit niet in de vrouw, 't zit 'm in de rok.
Bovenste beste Magdalena, luister, en laat dit nu eens goed op je inwerken: Zijne Eminentie komt hier niet voor de Armada. Hij vraagt het uitsluitend terloops, wat zeg ik, het interesseert hem niet. Hij komt eigenlijk voor de Moorse kwestie.
(terechtwijzend)
Strikt geheim overigens.
| |
| |
Nou, ik zal 't dan maar zeggen. Maar onder erewoord dat dit óók strikt geheim blijft. Kan iedereen mij dat beloven?
Ons erewoord, beste vrouw.
(de drie mannen staan gespannen om haar heen)
Je kent mij langer dan vandaag, Magdalena.
Ik... weet... werkelijk... niets.
(meteen keren zich de hoogwaardigheidsbekleders van haar af en gaan onder elkaar verder)
Maar wat die Moorse kwestie betreft, blijft U bij Uw radicaal standpunt, Eminentie?
Mijn standpunt werd nooit gevraagd, waarde Idiaquez.
Toch meen ik in sommige adviezen een zekere, niet onbekende, invloed te bespeuren.
Ik weet niet waar U over spreekt, hoogmogende heer. Trouwens, wat wíl je?
(beiden links af)
Nee, ik moet er niks van hebben. Daar is nog nooit veel goeds van gekomen als dat soort op audiëntie kwam, dat kan ik je wel vertellen. En jouw verschijning op dit uur bevalt me ook maar half. Hoe kom jij hier zo binnen?
Ik ben hier ontboden, ik kan er ook niets aan doen, Magdalena.
En bestaat er voor jou geen ritueel en geen antecamera?
Je weet, sinds ik dit gebouw gemetseld heb... En... ik wou jouw vriendelijk gezicht ook wel weer 'ns van dichtbij zien. Tenslotte ben ik vijftig jaar geleden bijna met je getrouwd.
(en hij lacht hartelijk)
(kijkt hem raak aan)
Wat ben ik blij dat ik me toen bedacht heb.
En ik.
(nu schuddebolt hij van het lachen, en ook Magdalena kan niet langer ernstig blijven. 'n Bel weerklinkt)
Daar is de koning uit de vespers. Nou moet ik me nog haasten ook.
Hoe voelt zich Zijne Majesteit hier?
Onder de rang van aartsbisschop verklap ik tóch niets. Ik kan je alleen vertellen: Jullie moesten die man eens met rust laten! O als je 'ns wist, als je 'ns wist... Ik mag dat allemaal niet zeggen, maar hij is zo... hij is zo...
| |
| |
(warm en droef)
Ja, eenzaam, dát is 't woord, Antonius, dit leven is heel, heel eenzaam. Wat geeft 't als alle koningen van de wereld hem tevoet vallen nu z'n Armada overwonnen heeft.
Wat geeft 't allemaal; die man heeft toch óók maar één leven.
Maar wat ís dan 't laatste nieuws, je kunt 't míj toch wel vertellen.
Kom!
(aan z'n oor)
Heel Engeland is verslagen in één week! De héle Armada is terug. Met die valse koningin gevangen op 'n schip, van de hertog!
(bevend)
Magdalena! Is dat zéker?
(haalt de schouders op)
In ieder geval zit de hele hofhouding uit Madrid al dagen lang in de kapittelzaal. De hertog van Alva is er, en die van Infantado, en de oude graven van Toledo, en Cifuentes, en Tortosa, Fuensalida, Saragossa en al die hoge heren die je hier anders nooit ziet. En al dat volk buiten! Ze overnachten al in 't open veld, ze stelen de boeren de wijn uit de schuren, en 't brood. Als dat nog lang duurt, vallen er doden. En iedere dag komen er bij. En ze proberen mij maar uit te vragen. Alsof 't lot van de hele wereld om deze ééne kamer draait!
Misschien is dat ook wel zo, Magdalena.
(de bel weerklinkt tweemaal)
(ze neemt snel wat eetgerei op en verdwijnt naar rechts, waarop de achterdeur door de zwijgzame Broeder Bartholomeus geopend wordt. Deze zowel als Broeder Antonius blijven in geboden houding afwachten, waarop Filips binnentreedt. Hij laat zijn blik kalm door de kamer gaan; zodra hij de tulpen ziet, blijft hij staan)
Wilt U die bloemen even buiten zetten, Broeder?
(Broeder Bartholomeus doet zulks en sluit de deur achter zich. De koning neemt plaats, legt zijn rechterbeen op 't vouwstoeltje, waarna Antonius voor hem op de knieën valt en hem volgens ritueel handen en voeten kust)
Neem Uw gemak.
(Antonius gaat iets naar de voorgrond, zonder de koning in 't begin rechtstreeks aan te kijken. Hij blijft echter zijn blik aandachtig zó gericht houden dat hij alle bewegingen van de vorst zijdelings kan volgen.)
En hebt U over de inhoud van mijn brief nagedacht, Eerwaarde Broeder?
| |
| |
(zeer voorzichtig)
Majesteit, een metselaar die zichzelf bouwheer noemt, zondigt tegen de hiërarchie van de architectuur. Hoe zou dan een volkomen onontwikkeld man als ik...
(na 'n klein teken met de hand, waarop Antonius onmiddellijk zwijgt)
De gebruikelijke omhaal mag U overslaan, Eerwaarde Broeder, zeg Uw mening.
Majesteit, ik heb U in een uitvoerig antwoord al geschreven dat die mening mij niet toekomt, maar mijn prior, die...
De eerste vraag in mijn brief was dus: Is het klooster van Guisando weer op volle sterkte bezet. Broeder?
Juist. En is er dan op het ogenblik accomodatie voor het opnemen van Engelse gijzelaars.
Majesteit.. ik... als de prior hoort dat ik op deze vraag hier ja gezegd heb...
Begrijp dus goed waar het om gaat, Eerwaarde Broeder, en ik hoef er, denk ik, niet op terug te komen dat dit staatsgeheim is: Na de onderwerping van Engeland nam de hertog van Parma gijzelaars, waarschijnlijk protestantse edelen; zij komen met de Armada terug.
Nu is het onze wens de meest fervente onder te brengen in een goed geordend klooster, waar zij, in volkomen bewegingsvrijheid en strikt ridderlijke behandeling, de zegenrijke wijding van de liturgie en de directe inwerking van Gods onuitputtelijke Genade zullen kunnen ondergaan, en wel zonder de hulp van het Heilig Officie. Welnu, Uw mening, Broeder Antonius.
Majesteit... zoals ik U al schreef...
Reken op iedere gijzelaar vier man gevolg, hoeveel kan Guisando bergen, denkt U?
... Zes, zeven misschien in dat geval.
Maar vergeef me dat ik mij verstout te vragen, en hier spreekt mijn Spaanse hart, Majesteit: Is er al bericht van de Armada?
(voor zich uit, met de gelovige zekerheid van een vroom godsvertrouwen)
Neen, Broeder Antonius, er is nog altijd geen bericht.
Maar er is veel méér, Broeder, er is zo oneindig veel méér dan een bericht... Vandaar dan ook de derde vraag: Wat had U gedacht over de plaatsing van enige niet-ketterse gijzelaars.
| |
| |
(plotseling bij de pinken)
Vergeef me, Majesteit, maar wat déze vraag betreft ben ik veel verder gegaan dan mijn opdracht was. Ik heb niet alleen gedácht over 'n verblijf voor gelovige Engelsen, ik heb er zelfs al een voor U uitgekozen. Erger nog: ik heb de persoon in kwestie al uitgenodigd in Uw naam, we zijn samen hierheen gereisd en de persoon wacht in de antecamera.
Majesteit, ik verzoek U mij gevoelig te straffen als ik U met mijn eigengereide voortvarendheid beledigd heb.
Het is een vrouw, Majesteit, een weduwe in de bloei van haar jaren. Haar geslacht schonk Spanje vele voortreffelijke zonen, ik zeg zónen, Majesteit, en weinig dochters.
Hertogin Maria de las Mercedes de Mendoza, uit Guadalajara.
(Filips laat dit verbluffende staaltje even op zich inwerken maar de Broeder gaat al diplomatiek verder)
Nu zie ik met mijn klein verstand twéé mogelijkheden, Majesteit: Of Uw Armada is verslagen - hetgeen de goede God verhoede en alle Heiligen in de hemel niet gedogen - maar in dát geval moge de Almachtige U zegenen met een zachte vrouwenstem. Want 't is nu eenmaal Gods ondoorgrondelijk raadsbesluit dat uit haar mond de troost toch altijd zoeter klinkt dan van 'n college oude kardinalen.
Maar... draagt Uw Armada in Engeland de overwinning weg, dan zie ik in haar persoon voor Spanje nóg groter heil. Gesteld het hart van een bij haar ondergebracht hoog Engels edelman is niet helemáál van steen, en gesteld dat...
(heeft al begrepen)
Is ze op de hoogte van het onderwerp?
Welneen, Majesteit, zó dom is Uw metselbroeder niet. Zij weet van niets, U kunt dus vrijuit met haar spreken.
(exact en slim combinerend;)
En 't toeval wil nu, dat U in 't hertogdom Piemont haar dochter al tot 't koningschap verheven hebt, waardoor met terugwerkende kracht deze hele tak der Mendoza's prinselijk zou kunnen worden genoemd.
Mocht nu in Engeland na de afzetting van Elisabeth een nieuwe koning ook een nieuwe koningin van node hebben, die niet alleen mooi is, warmbloedig, vruchtbaar, maar tegelijk ook Spaans is...
Laat haar binnen. Laat ons met haar alleen.
| |
| |
(Antonius buigt en verdwijnt door de linkerdeur. Filips kan ondanks alles een aangename verrassing niet verbergen, duwt 't vouwstoeltje opzij, wacht even af, dan:)
Broeder Bartholomeus!
(deze verschijnt in de achterdeur)
Guitaren. Muziek in de antecamera, vlug! Ik weet dat Alva vilhuelisten bij zich heeft. En buiten zijn er nog meer, vlug!
(Bartholomeus verdwijnt, waarop Filips' blik weer zijn vorige neutraliteit herkrijgt, als door de linkerdeur Mercedes de Mendoza verschijnt. Diepe buiging, waarbij ze de mantilla voor het gelaat slaat, zodat alleen de ogen vrijblijven)
Neem Uw gemak, hertogin, gaat U zitten. Spreek.
(neemt plaats, zelfde gedrag als Broeder Antonius in de aanvang. Filips' peinzende ogen laten niet van haar af)
Toen Diego Hurtado de Mendoza van Burgos naar Salamanca reed, schreef hij bij iedere laurierboom die hij zag drie verzen.
Hij bereikte 't paleis van mijn vader als een zingend troubadour en besteedde de hele eerste dag aan zijn terzinen, waarbij uit ieder rijmwoord een parel van zijn onsterfelijke fantasie ontsprong.
Ik reisde van Guadalajara naar het Escoriaal en sprak geen woord. Waarom zit op dit ogenblik hier niet de grootste dichter van het eeuwige Spanje? Waarom in plaats van twintig vorsten van het begenadigd woord een stamelende vrouw?
U stamelt evenwel niet onverdienstelijk, hertogin.
(dankbare buiging)
O, Uwe Majesteit weet: soms woont in één vrouwenmond welluidender muziek dan in de pen van honderd dichters. Ja, misschien is het juist dát wat Zijne Majesteit verlangt, 'n andere klank, 'n onbevangen mond, 'n achteloos woord...
Neen, het is heel wat anders, hertogin, dat Zijne Majesteit van U verlangt. U bent op de hoogte van het onderwerp, nietwaar?
Maar Broeder Antonius heeft U toch...
Broeder Antonius heeft met mij alleen gesproken over de kansen van de fruitoogst, over de bemesting van olijven, en, nog verschrikkelijker, over metselen.
(oplichtend, maar dan zeer voorzichtig:)
Ja en neen, Majesteit.
Wat betekent dat, hertogin, ja en neen.
Dat betekent dat ik als teruggetrokken vrouw niet meer dans, maar dat...
| |
| |
Is de dans niet een gedicht, dat men met 't hele lichaam schrijft?
Méér nog: 't is de enige manier om muziek te kunnen zíén.
Ik houd niet van de dans, ik ben te streng om van de dans te houden; zegt men, nietwaar?
(Mercedes haalt voorzichtig de schouders op)
Het is U toegestaan mij aan te kijken, hertogin.
(zij is een ogenblik verbijsterd door deze grote gunst, staat op en keert zich om. Een ogenblik ontmoeten hun blikken elkaar)
Hoe is het met Uw dochter.
Ik dank U, Majesteit, zij verwacht een zoon, die door Uw goedheid niet hertog maar prins van Piemont zal zijn.
Zoveel als U wenst, Majesteit.
(Plotseling zakelijk)
Hertogin, ik zal U aanstonds inleiden in een onderwerp dat voor ons koninkrijk van groot belang is. Maar ik ben 'n tegenstander van onze nationale dans, zegt men. Alva vertelt U dat, en De Idiaquez, en als U het hem vraagt, ook Broeder Antonius. Geloof hem maar, als U dat wilt, maar tóch... zolang zeer belangrijk nieuws, dat ik mét heel Spanje wachtende ben, alsnog niet gekomen is, zou het mij niet onwelkom zijn een enkele glimp te zien van onze gratie.
(met al de bereidheid die in haar is)
Majesteit...
Wat zoudt U zeggen van 'n Boléro, hertogin?
(zijn blik blijft even op haar rusten, even wijkt in zijn gelaat de beheerste neutraliteit voor 'n duidelijk welbehagen, uit de aangrenzende kamer hoort men een accoordklank van 'n guitaar. Maar op dat moment weerklinkt plotseling een slag van een zware, donkere klok. Filips kijkt op en luistert naar de lange, diepe resonantie. Dan klinkt opnieuw dezelfde slag. Zijn aandacht verscherpt: Bij de derde slag schijnt zijn besluit genomen; een kort gebaar:)
Trekt U zich terug, hertogin, U wordt gewaarschuwd.
(Mercedes, die vanaf de eerste klokslag bewegingloos ter plaatse is gebleven, verdwijnt onder een buiging snel naar links. Onder de volgende klokslagen zien wij de spanning op Filips' gelaat duidelijk groeien. Hij komt geheel naar voren en wacht na de elfde en laatste slag 'n tijdlang af. Dan gooit hij plotseling het hoofd opzij:)
Elf?!...
(ietwat verwezen:)
Elf?...
Neen, Prior! Neen Prior Lorenzo! Jij hebt mijn opdracht niet begrepen!! Prior Lorenzo?...
(hij is werktuigelijk 'n paar passen teruggegaan; zijn blik valt op 't portret van zijn vader, de deur, het crucifix. Dan komt hij weer 'n pas naar voren,
| |
| |
en 't is alsof wij plotseling een ander mens voor ons zien. Een te hevig torment schijnt door hem heengevaren, krampachtig wringt hij de handen in elkaar. Broeder Bartholomeus verschijnt in de achterdeur)
Nog geen Te Deum, Broeder, geen Te Deum en geen Allelujah's nog!
(De Broeder verdwijnt en Filips' uitdrukking verstart weer tot de onbewogen superioriteit van vóór dit intermezzo. Hij blijft hoog opgericht ter plaatse. Francisco de Bobadilla verschijnt door de rechterdeur en valt voor Filips' voeten. Blijft met de ogen naar de grond gericht liggen, 'n beeld van opgekropte ellende)
(volkomen toonloos)
Elf schepen nog, kolonel?
('n schok doorhuivert de neerliggende man en hij stamelt enige onverstaanbare klanken. De koning neemt plaats)
Staat U op, kolonel, neem Uw gemak.
(De Bobadilla komt plotseling overeind, blijft echter op de grond zitten en kijkt verdwaasd voor zich uit. Dan vallen hem de woorden ongeordend uit de mond:)
Er komen er nog. Er komen er nog. Als de kisten maar weg zijn. Waarom heb je die kisten niet weggedaan, schipper? Er komen er nog!
En ze zijn nog veel vlugger, ze hebben nu alle leizeilen aan, en d'r zitten kerels in de ra. Maar ze halen ons niet in! Ook niet met hun ogen. Neen, die ogen zijn dood, helemaal dood. En dooie ogen doen je niets. Nee, dooie ogen doen je niets. En ze kunnen toch niet zwemmen, hah, ze kunnen tóch niet zwemmen!
(heeft hem met spanning aangezien, dwingt zich tot uiterste kalmte:)
Doe het maar kalm, kolonel. Wees...
(springt recht)
Da's niet waar, schipper!
Ster van Cadiz houdt 't langer vol. De Ster van Cadiz zwemt zo goed als Markab. Dat zul jij 'ns beleven, nee, dat moet je niet zeggen, zeg dat nou niet, Ster van Cadiz is 'n bovenste beste hengst. Hij heeft Sevilla gehaald, helemaal alleen. Ik mag er niet meer op rijden. Hij is voor de koning van Spanje, hij 's voor de koning van Spanje, hij 's voor de koning van Spanje! Hahaha... Koning Filips is maar drie voet lang.
En hij jaagt heel Engeland op stang.
Hij wou trouwen met Elisabeth.
Maar die heeft hem aan de dijk gezet, de lelijke slet, haha...
Schipper, haal de ratten eruit, ratten zij zo erg als mensen! haal die ratten eruit, schipper! Ze komen weer op 't bloed af!
(legt z'n hand tegen De Bobadilla's hoofd)
| |
| |
Zeg 't maar, Don Francisco, zeg maar alles wat je wilt... Don Francisco... de Bobadilla...
Haal m'n moeder eruit, schipper, haal m'n... m'n moeder zit er nog in! 't Brandt, 't brandt tot op 't dak, pak m'n moeder!!
Water brandt niet, hè?... water brandt niet, de oceaan kan niet branden...
Neen, water kan niet branden, Don Francisco.
De hertog was een dapper man, maar alleen, hij was geen admiraal, net zomin als ik een zeeman was, de hertog was bang voor de zee, hij was kleiner dan de zee, 'n admiraal die bang is voor de zee!... hahaha...
Nee, 'n admiraal mag niet bang zijn voor de zee, beste man, nee, dat zal ook wel in die brief staan, niet? Is dat niet 'n brief van de hertog?
(schrikt weer op en deinst terug)
Waar is ze! Waar is Mercedes de Mendoza!
Jij verbergt Mercedes de Mendoza hier! Waar is ze! Waar is ze!
(hij verbergt het perkament achter z'n rug. Filips gaat kalm op hem toe, maar dan dreigt hij de brief te verscheuren:)
Ik scheur 'm kapot, ik scheur 'm kapot als je 't doet!
Geef mij die brief nu maar, kom, geef mij...
Hier staat 't op, hier staat alles op: ze is van mij en van geen ander! Ze is van mij! Ze is van mij!
(Filips gaat weer voorzichtig terug naar z'n zetel zonder de blik van hem af te wenden. Hij loopt als 'n opgejaagd dier door de hoeken van de kamer, totdat hij eindelijk voor de linkerdeur terechtkomt)
Waar is ze, waar is ze, je verbergt ze, onder de kisten, ze is van mij, ze is van mij!!... Mercedes!...
(wil de linkerdeur opendoen)
(De Bobadilla deinst terug. Filips gaat weer zitten, wendt de blik van hem af en legt kalm en voorzichtig zijn been weer op het vouwstoeltje, terwijl De Bobadilla in een macaber, waanzinnig lachen uitbarst. Maar tijdens het lachen fixeert hij zijn blik op het vouwstoeltje van de koning en het is alsof vanuit dit punt de vlaag van verstandsverbijstering van hem afglijdt. Zijn lachen verstart langzaam op zijn gezicht. Met grote glazige ogen blijft hij de koning aanstaren, terwijl zijn verstomming snel overgaat in verschrikking. Hij stamelt 'n paar keer ‘Majesteit!’... begint dan angstig te snikken, en valt voor Filips' voeten neer)
Wat heb ik gezegd... Majesteit... vergeef me, vergeef me, alles was goed, maar... ik heb U niet herkend, ik...
| |
| |
(neemt De Bobadilla's hoofd op zijn schoot en streelt het liefderijk als dat van een teruggekeerde verloren zoon. Peinzend, bijna dromend voor zich uit)
Huil maar, m'n jongen, je bent nu weer terug, huil maar eens goed uit...
(gaat overeind zitten)
O... wat heb ik een vreselijke droom gehad, ik... dit perkament, dit... Sta toe dat ik U dit overhandig, Majesteit, van de hertog van Medina Sidonia.
Neem plaats. Maak het U gemakkelijk, kolonel.
(De Bobadilla staat op en gaat bedrukt en verward rechts op de voorgrond zitten. Filips ontrolt het perkament en begint het onbewogen te lezen; onderwijl:)
Wanneer ben U in de La Coruña binnengelopen?
Santander! Eergisteren. Direct te paard naar 't Escoriaal. Twee paarden in een nacht versleten. En ik ben 'n verslagen man.
En de hertog is 'n verslagen man. En Miguel de Oquendo is 'n verslagen man, en Juan Martinez de Recalde. En Alonzo de Leyba, en Hugo de Moncada, en Diego de Pimentel, en Martin de Bretendona, Juan Gomez de Medina, Francisco de Toledo... o Majesteit, o adeldom van het eeuwige Spanje...
(hij verbergt het hoofd snikkend in zijn handen, maar plotseling gaat hij verbeten verder)
O vergeef me deze wartaal, Majesteit... Maar U hebt méér vijanden dan U in Uw opdracht hebt beschreven!
Er was water, en vuur, en we zijn vernederd. En er was honger en een godvergeten dorst, ja dorst was er!! En gekerm van stervenden om hun moeder, om hun vrouw, om de Heilige Maagd van de Overwinning, en er was wondkoorts, en etter, en dode paarden en dode mensen, en water, ja... vóór alles water, water...
(kijkt op van zijn brief)
Kunt U de uitslag in één woord samenvatten, kolonel?
... Dat woord zal mij niet over de lippen komen.
Verslag?... ik geloof, ik dacht... de hertog...
Hij schrijft in de aanvang over zijn slechte gezondheid. Is het erg met hem?
O... is de hertog van Medina Sidonia bezorgd om zijn eigen gezondheid.
Ja, ik geloof dat hij het zelf heel erg vindt. Ja hij is... hij was... hij was koelbloedig, maar hij was geen admiraal, ja laat ik het zó zeggen, Majesteit, de hertog was een held, maar hij was geen zeeman. Evenmin als ik een zeeman was. Wij waren kleiner dan de zee, wij hadden geen
| |
| |
verachting voor de zee, 'n admiraal die bang is voor de zee! 'n Admiraal die...
Als we nu eens ter zake komen, wanneer was Uw eerste treffen.
Alle litanieën waren tevergeefs. Ivoren toren, bid voor ons. Gulden huis, bid voor ons. Deur des hemels, Morgenster, tevergeefs. Behoudenis der kranken, toevlucht der zondaren... en alle heilige communies, en alle eeuwige geloften, tevergeefs.
Ik legde vóór mijn vertrek op 't altaar de gelofte af dat ik zonder merkteken niet uit 't gevecht zou keren: Hier ben ik. Betast mij van 't hoofd tot aan de voeten. Ruk me de kleren van het lijf; U zult geen wond vinden, U zult... o vergeef me, Majesteit, ik... maar ik heb zo'n vreselijke droom gehad...
(kijkt hem peinzend aan)
Wanneer kreeg U vijandelijk land in zicht.
Drie dagen na de uittocht zagen we Engeland.
De hertog hees de gewijde vlag met de gekruisigde Christus. Dertigduizend man knielden op honderveertig dekken in een dankgebed.
En toen... overleg aan boord. Overleg, uitwisseling van gedachten, en... daarmee was het pleit beslecht.
Wat betekent dat, daarmee was het pleit beslecht.
Dat betekent dat op dat moment de vijand in Plymouth op een hoop gedrongen lag.
Dat betekent dat op dat moment een snelle doorstoot hem verpletterd had. Dat betekent dat op dat moment heel Engeland zijn welverdiend Lepanto is ontlopen, omdat 't in plaats van 'n vloot in stormloop een vloot in woordenwisseling vond!
O Majesteit, ik sméék U te geloven dat geen Spanjaard en geen huurling achteraf te laf gebleken is. Wij waren bezield, bezeten met een bloeddorst en 'n verachting die tien van Filips vijanden de longen uit het lijf kon rukken!
Maar dit ééne fatale uur, die ééne verschrikkelijke dag, waarin even breedsprakig als spitsvondig overlegd werd wat nu precies de bedoeling van de koning wel mocht zijn, dit betekende de ondergang, schandelijk en onherroepelijk!
En o dit overleg! De hertog die Uw plannen had, Oquendo die nú toeslaan wil, De Leyba die een eiland wist, Recalde die omsingelen eist, Florès die open zee wil houden, De Valdèz die direct naar Londen wil...
Dank U, kolonel. In Uw antecamera staat een rustbed opgesteld.
| |
| |
Maar ik ben op dit ogenblik bij mijn volle verstand, Majesteit!
(zeer beminnelijk maar beslist)
Trekt U zich terug, kolonel.
Heb ik daarnet wartaal gesproken? O, wat is dit verschrikkelijk! Ik vraag nogmaals vergiffenis, Majesteit, maar bij de eeuwige God die in de hemel is, dit alles hier is helderder dan ooit!
Werkelijk: Als iedere man van mijn infanterie één kwadraat meter vaste grond onder de voeten had gehad, als ik, inplaats van dat gedurig kraken, trillen, zwenken, botsen, bonken van dat godsvervloekte scheepstuig, maar de vastheid van één voetbreed aarde...
Laat ons alleen! U wordt gewaarschuwd.
(staat nog 'n ogenblik perplex, maakt dan 'n verwarde buiging en gaat rechts af. Filips staat op, belt tweemaal en doorloopt met gretige ogen nog eens het perkament. Broeder Antonius verschijnt van links)
Was de zwakzinnigheid in het geslacht Bobadilla erg frequent, Broeder Antonius?
(perplex)
De zwakzinnigheid...?
Hoe manifesteert zich hun waanzin, met vlagen? Was het 'n soort vallende ziekte of waren sommige leden van de familie er blijvend mee belast; kwam het van vaders- of van moederszijde, U kent de hele familie, U hebt hun huiskapel gebouwd, vertel.
(heeft hem met open mond staan aanzien)
Ik heb inderdaad het voorrecht gehad de graven van Bobadilla van nabij te kennen, Majesteit, van zéér nabij zelfs. Maar nooit ofte nimmer heb ik maar één trek opgemerkt van al de schrikkelijke plagen, die U daar opnoemt, Majesteit.
Hebben ze het voor U verborgen gehouden?
Als het mogelijk is kinderen uit één familie vijftien jaar lang verborgen te houden voor iemand die ze allemaal kent...
Ik had graag Uw mening over Don Francisco.
Staatszaak, Broeder, Ik, de koning.
Ik weet niet anders, Majesteit, als dat Don Francisco een sieraad van de adel wordt genoemd, een voorbeeldig officier, en...
U kent zijn relatie met de markies van Santa Cruz. Vertel wat U weet.
Mij is alleen bekend, dat Don Francisco een groot vereerder
| |
| |
van de markies was. Min of meer dezelfde krijgszuchtige natuur, en...
En deze krijgszuchtige natuur heeft hem vroeger al tot ondoordachte daden verleid, niet?
Ik meen dat de enige waarlijk vlekkeloze jeugd in Spanje die van Zijne Majesteit zelf was.
En zijn liefdesverhouding tot die hertogin van U?
Ja, tot Mercedes de Mendoza!
Is mij alleen bij vaag gerucht bekend. Daarbij weet Uwe Majesteit beter dan ik welke complicaties zich rond een adellijke weduwe kunnen voordoen. En ook dat in dit opzicht de braafste tongen dikwijls nog vals genoeg zijn om...
(geeft hem de brief)
Lees dit, Broeder, lees hardop!
Het spijt me, Majesteit, maar tijdens 't werk aan dit gebouw waren mijn ogen al niet meer...
(neemt de brief terug)
Deze brief...
(stokt, denkt na, dan op 'n andere toon:)
Hoe was Uw reactie toen Medina Sidonia admiraal van de Armada werd.
Ik zegende het besluit van Zijne Majesteit, dat door de wijsheid van Zijne Majesteit zeer zeker een goed besluit was.
(op de man af)
En Uw eigen mening over de admiraal. Staatszaak, Broeder!
Het spijt me, Majesteit, maar van de hertog is mij persoonlijk niet méér bekend dat de melodieuze klank van zijn naam. Maar als hij Uw vertrouwen zó verdiende dat hij...
Ik dank U, Broeder, U kunt gaan.
Broeder, is het mogelijk om waanzin te huichelen?
Dat heb ik in mijn lange leven nog nooit meegemaakt, Majesteit. Maar er wordt in de wereld tegenwoordig zo veel en zo meesterlijk gehuicheld, dat het huichelen van wat waanzin mij maar 'n kleinigheid lijkt.
Kan iemand van ellende krankzinnig worden? Van 'n overmaat aan rampen, aan ontbering; van honger en dorst bijvoorbeeld.
Ik dank de goede God in de hemel dat Hij me nog nooit in dergelijke toestanden gebracht heeft, Majesteit, en ik hoop er van m'n leven niet in te geraken.
En om in dat opzicht over andermans ongeluk te oordelen, dat doen alleen de dokters, die zich daardoor dikwijls nog onwijzer dan krankzinnigen tonen, het spijt me dat ik 't moet zeggen, Majesteit.
| |
| |
(Antonius links af, met de donkerste vermoedens in zijn bezorgde trekken)
(leest weer in zijn brief, kijkt dan op:)
Dit kan niet anders dan de baai van Edinburg zijn. Schotland steunt mijn zaak, heel Schotland trilde toen het hoofd van zijn koningin op 't Engelse blok viel!
Neen... de maritieme lijn is duidelijk: geen kind van Tudor, geen Engels huwelijk, en 't hoofd van Maria Stuart...
(plotseling oplichtend als met een nieuwe gedachte:)
Bartholomeus!
(deze verschijnt door de achterdeur, krijgt door de koning iets in 't oor gefluisterd, en verdwijnt dan weer naar links.
Filips is werktuigelijk voor 't portret van zijn vader gekomen; hij ziet het lang aan, dan:)
Waarom geen huwelijk, Elisabeth? Waarom ben ik toen afgewezen?
O, Feria loog toen hij vertelde dat je dodelijk jaloers was van verliefdheid, ik weet, ik weet het! Maar alles beter toch dan dit, Elisabeth, alles beter dan de ondergang van mijn aristocratie, begrijp dat toch!
(er heeft zich nu een nieuwe factor bij het totaalbeeld van zijn verschijning gevoegd: hij tast voorzichtig aan zijn borst, en wij zien dat zijn ademhaling duidelijk zwaarder is geworden. Snel leest hij weer uit zijn brief:)
‘Er bleven er nog zestig bij mij’... En de anderen volgen nog. Zoals bij de eerste uittocht; storm, wind en regen... ‘zo erg dat de schepen uit elkaar geraakten en ieder zijns weegs ging’... storm, wind en regen, maar...
(Mercedes verschijnt van links en wacht af)
(neemt haar lang op, dan volkomen onbewogen)
Pavane, hertogin.
(in de andere kamer zetten guitaren een statig-droeve Pavane in. Mercedes kijkt verwonderd op, maar als zij op 's konings gezicht niet de minste verandering van uitdrukking ziet, laat zij de reeds beetgenomen mantilla weer los, zoekt even naar de maat en de intentie van de muziek, en danst dan met voornaam beheerste emotie. Filips volgt de statige dans met brandende ogen, overwegend en beramend. Na 'n tijdje trekt hij aan het koord, de muziek valt stil)
Hertogin, met de Armada komt een hoog Engels edelman terug. Hij zal koning van Engeland zijn. Hij is ongehuwd, en zal, op ons verzoek, waarschijnlijk een Spaanse vrouw tot koningin wensen.
(zij heeft met lichtende ogen opgezien, zij spreekt geen woord, maar haar ogen schreeuwen het uit: ‘Ik, ik ik!’ hetgeen de koning niet ontgaat)
Maar prinselijk bloed is onder de Spaanse adel pijnlijk schaars, en waarschijnlijk zou U zelfs helemaal niet naar dat land willen vertrekken.
| |
| |
't Volk is barbaars, men spreekt er geen enkele beschaafde taal, 't land is in een gedurige regenwolk gehuld.
Als de eer van Spanje eist, dat ik...
De eer van Spanje eist inderdaad in de toekomst Spaanse prinsen op de Engelse troon.
De vruchtbaarheid van ons geslacht is U bekend...
Onwrikbaar trouw aan de Moederkerk.
... Evenals het aantal prinsen van de Kerk, dat de naam Mendoza droeg.
Maar er zijn geen schone kunsten, hertogin, de levensstijl, voorzover aanwezig, is grof en onontwikkeld, ik spreek uit ondervinding.
Wij zouden hem er naar Spaanse geest kunnen scheppen, Majesteit.
En vooral, wellicht het meest onoverkomelijk bezwaar... er zijn geen Spaanse minnaars, hertogin.
(zij kijkt hem strak aan, bijt zich op de lippen)
Er zal geen Francisco de Bobadilla zijn.
... Daarom alleen al zou ik naar Engeland willen, Majesteit.
U hebt hem liefgehad, nietwaar?
U hebt hem liefgehad, Uw koning vraagt het U!
Hij heeft mij liefgehad, en ik heb voor hem genegenheid gekoesterd, maar...
Hij heeft U gekrenkt, niet? Misschien in een vlaag van waanzin, U hebt toch eerder al sporen van zwakzinnigheid bij hem ontdekt, niet?
... Ik weet niet welk antwoord hier gewenst is.
Het hele hof heeft hier rondgefluisterd hoe Don Francisco U gekrenkt heeft. Was 't dan eerzucht? Want hij was eerzuchtig, niet?
Welke man is niet eerzuchtig?
Hij was eerzuchtiger dan alle anderen, U weet dat hij in staat was tot verraad...
Hoe kon hij U dan plotseling zo krenkend in de steek laten?
Omdat... omdat ik te veel van hem gehouden heb... misschien... Ja ik heb krankzinnig van hem gehouden, vóór mijn huwelijk, tijdens mijn huwelijk en na mijn huwelijk, ik beken 't! Mijn huwelijk was óók staatszaak indertijd.
Maar dat is allemaal voorbij. Meer dan twee jaar geleden heeft Don Francisco met me gebroken. De dag nadat hij kolonel van de Armada
| |
| |
werd, ja toen heeft hij me gekrenkt; ik geef het toe. Hij heeft verder geleefd als officier en als monnik. 'n Kruistocht eist officieren en monniken, geen minnaars, heeft hij gezegd, en ik heb hem nooit meer teruggezien.
Zoudt U hem nu nog willen terugzien? Nu, op dit ogenblik bijvoorbeeld?
Majesteit, hoe kan ik weggaan met zoveel raadsels die mij kwellen? Welk verraad pleegde Don Francisco de Bobadilla? Waarom werd overduidelijk gevraagd naar het welzijn van mijn dochter? Waarom werd mijn dochter tot het koningschap verheven? Waarom werd ik genodigd tot 'n Boléro in 't Escoriaal? En waarom werd die Boléro een Pavane?
O ik ben 'n vrouw, Majesteit, ik weet te weinig om niet te veel te willen begrijpen. Vergeef me, maar men zegt dat zelfs Uw Armada bijna verslagen werd omdat Uw admiraal op tijd de tekenen niet begrepen had. Pas toen daarna Uw opdracht duidelijk werd, schonk deze ontdekking hem de extase der onoverwinnelijkheid en hij bezette Engeland in één week. Zo ook...
Waar hebt U dat vernomen, hertogin?
De mare loopt heel Spanje door, men hoort het huis aan huis. Maar zo zou ook ik dezelfde duidelijkheid wensen, hetzelfde inzicht in Uw plannen. O neen, zeg mij niets, Majesteit, verban mij van Uw aangezicht, laat mij in de nacht van de onrust, in de schroeiende dwang der onzekerheid, als U dat wenst, maar zeg me, zeg me één ding: Is de kroon van Engeland voor Mercedes de Mendoza, ja of neen.
Houdt U in de antecamera tot mijn beschikking, hertogin. Het besprokene blijft geheim.
(zij maakt een diepe buiging en verdwijnt met 'n veelbetekenende blik naar links)
(belt, en peinst voor het crucifix)
Heel Engeland in één week... dat is een realiteit.
Zoals Uw Rijk, mijn God en Heer,... een realiteit!
(De Bobadilla komt van rechts binnen en wacht af)
(kijkt hem lang aan, dan:)
En is Uw geest ietwat tot rust gekomen, kolonel?
Ik geloof dat hij rustiger is dan ooit, Majesteit.
(wijst hem zijn stoel)
Gaat U verder met Uw verslag.
(gaat zitten, inderdaad volkomen gekalmeerd; wil blijkbaar verder de feiten voor zichzelf laten spreken)
| |
| |
Het is eigenlijk een relaas van systematische afbraak.
Die ik kan samenvatten in drie fases: het gevecht, de nacht van de 7e augustus, en de terugtocht.
Over 't eerste kan ik kort zijn, er wás namelijk geen gevecht. Toen de Engelsen na onze gemiste kans eenmaal open zee gekozen hadden, bleek het voorgoed onmogelijk hen op gevechtsafstand te naderen: niet één Engels schip hebben wij kunnen enteren.
Hun boten bleken kleiner, lager, en sneller, hoewel ik U de juiste omschrijving van hun vorm en type moet schuldig blijven, want ik heb er niet één goed van dichtbij gezien.
Hetgeen niet zeggen wil dat niet álles geprobeerd is.
'n Week lang heeft 't kanon niet gezwegen, en op de spaarzame ogenblikken dat de lucht niet volkomen dichtzat van de zwoelste kruitdamp die ik van m'n leven ooit geroken heb, zag ik van 'n afstand dat de vijand minstens zoveel averij had als wij zelf.
Maar enteren liet hij zich niet, zodat ons dus niets anders overbleef dan Parma snel van Duinkerken te halen, en dan direct in Engeland aan wal. Wij distantieerden dus en gingen bij Calais voor anker.
Dat bij deze manoeuvre onze twee beste slagschepen verloren gingen, zijn maar details, maar...
(plotseling)
'n Detail! 'n Detail, kolonel.
'n Detail... welk van de honderd drama's van iedere dag wenst Zijne Majesteit te horen?
Dat Oquendo's trotse galjas ‘San Salvador’ met bemanning en al de lucht invloog?
Don Pedro de Valdès wil hem te hulp, maar botst bij 't keren op de ‘Catalina’ en de ‘Matteo’ tegelijk, breekt zijn boegspriet, waarop z'n fokkemast met donderend geraas langs de ra van z'n grote mast slaat, alle zeilen neer, zodat...
Genoeg.
(dan heel rustig, bijna vertrouwelijk:)
Op welke dag ging U op 't eiland Wight aan wal?
('n ogenblik uit 't veld geslagen)
...Inderdaad, er zijn in Engeland Spanjaarden aan wal, ja. Maar als gevangenen, Majesteit, waarschijnlijk op dit ogenblik geradbraakt of gevierendeeld.
En aan hun ingewanden zullen op dit ogenblik dezelfde gieren vreten, die onze vloot als zwarte vingers van de dood gevolgd hebben vanaf de dag, dat de zon de eerste open wonden op onze dekken toonde...
| |
| |
(gebaar)
Gaat U verder, kolonel, U was te Calais voor anker.
Zodus, wij wachten bij Calais op Parma, die niet uit Duinkerken kon door blokkade van dat andere soort zeerat, misschien nog groter tuig: De Hollanders.
Weer ampel overleg aan boord, en zo werd op de avond van 7 augustus besloten 's anderendaags naar Duinkerken op te zeilen en met de Hollanders slag te leveren.
Maar, tussen 't ondergaan der zon op de zevende, en het opgaan op de achtste lag een korte, maanloze nacht, Majesteit, een zomernacht, mild en merkwaardig ruisend als de nachten van Granada.
En deze nacht bleek voor God Almachtig, voor Spanje, en voor ons Heilig Geloof onheilvoller dan de eeuwenlange strijd van Moren, Turken en wilde Inca's bij elkaar.
Majesteit, ik vraag ontheffing van de plicht U deze nacht te beschrijven, 't gaat boven mijn vermogen.
Ik verzoek U dit te laten aan karakters met betere woordkeus en grotere eruditie.
Aan boord was Lope de Vega Carpio, 'n jong dichter, vraag hém voor mij het woord te doen.
Ik wens het te vernemen uit Uw mond.
(zucht, overlegt even, staat op en gaat 'n paar passen op Filips toe)
Dan voel ik mij helaas genoodzaakt U vooraf een vraag te stellen: Is de duivel voor U een realiteit?
'n Vraag die, onbeschaamder nog, hetzelfde als haar tegendeel inhoudt: Is God voor U een realiteit?
Wellicht de schrijnendste belediging die ooit in vraagvorm voor Uw Katholieke Majesteit is uitgebracht.
Maar... zo waar de God van hemel en aarde voor U een realiteit is, zowaar weet U dat wij in Zijn naam uitgevaren zijn, zowaar weet ik dat wij die nacht door de listen van de duivel zijn verslagen!
Ja, de volgende dag bleek de duivel maar 'n verzinsel van de Engelsen, en de wil van God bleek samen te hangen met onze gebrekkige kennis van de waterstromingen en onze onhandigheid bij 't ophalen van een anker. De volgende dag, ja, toen een nuchter licht de ware oorzaak van de ontreddering toonde, toen iedere Spanjaard oorzaak en gevolg kon zien!
Maar in die nacht sneuvelde méér dan Uw Armada, Majesteit, in die nacht sneuvelde het geloof aan de gerechtigheid van onze zaak!
| |
| |
U wordt gewaarschuwd, kolonel!
(belt twee keer en wacht met verstarde blik af. De Bobadilla verdwijnt na 'n snelle buiging met 'n verwarde uitdrukking naar rechts. Broeder Antonius verschijnt links)
Broeder Antonius de Villacastin, is Gods wil op aarde 'n realiteit. Redenen voor de onsamenhangende aard van mijn vragen zullen volgen, Broeder.
Majesteit, ik ben niet méér dan Uw onderdanigste metselaar, en U hebt hier in dit gebouw...
Ik ken de theologie van de wijzen die mij hier omringen, Broeder! Het is de theologie voor theologen, die voor geen ander mens ter wereld waarde heeft, gezien de toestand om U heen!
Maar op Spaanse grond bevindt zich op dit ogenblik een groep gewijde mannen, die zonder rijke ambten of hoge titels...
Ik vertrouw de trots van Loyola niet, evenmin als 't fanatisme van zijn aanhang.
Toch, wat Gods wil betreft, kunnen zij U...
Het Evangelie kwam niet voor Professoren of Jezuïeten! Het Evangelie kwam voor twaalf analphabeten, Broeder, die in plaats van pauselijke ridderorden visschubben op hun kleren droegen. Vandaar dat ik hier geen theologen wens, maar 't oordeel van een metselaar!
Antwoord, Broeder Antonius, is Gods wil in deze wereld kenbaar!
Voorzover ik daar dan een oordeel over geven mag, Majesteit, zou ik zo zeggen dat er in deze wereld niets zo kenbaar is als Gods wil.
Gods wil is in de bloemen en in de vlucht van de vogels, zoals ik het zie. Hij is in de vreemde magie der muziek, en in de manier waarop wij stenen op elkander stapelen zodat het huizen of paleizen worden.
En hij is ook... ja 't is misschien erg vreemd dat een kloosterling dit zegt, maar ik geloof dat Gods wil vooral is in de vrouw, en in de kinderen die haar schoot tot leven brengt...
Geen poëtische vaagheden, Broeder! Wie leert ons hier Gods wil?
Onze Moeder de Heilige Kerk.
Zijn de vijanden van God ook de vijanden van de Kerk?
Niets zo zeker, Majesteit.
Is het onze plicht voor God de vijanden van de Kerk te bestrijden.
Wie weet... ja vergeef me, Majesteit, maar dit is allemaal zo vaag voor mij, ik ben maar 'n domme man. Zo geloof ik bijvoorbeeld dat
| |
| |
Gods wil zeker niet identiek is met de wil van de koning van... Frankrijk bijvoorbeeld. Zo ook...
Is mijn Armada uitgevaren met Gods wil!
Als God het niet gewild had, was ze zelfs niet uitgevaren, Majesteit.
Is de uitroeiing van de Engelse ketters Gods zaak!
't Is in ieder geval Spanje's zaak, en als het Gods zaak is, dan zal Hij de onderneming zeker met succes bekronen.
Zij IS met succes bekroond, Broeder Antonius! Heel Engeland viel in één week!
De hertog is zegevierend op Spaanse bodem teruggekeerd, hier is zijn brief. Luister:
(leest)
‘Ik heb Uw Majesteit uit de baai geschreven.’ Dit is de baai van Edinburg, hij heeft dus het bevriende Schotland aangedaan, dat is volgens mijn bevel pas na de val van Engeland!
‘Van toen af werd het slechte weer zó erg dat de schepen uit elkaar geraakten en ieder zijns weegs ging. Er bleven er nog zestig bij mij.’ Zestig, Broeder! En er kruisen er nog vijfentwintig voor Laredo, en de anderen lopen morgen binnen, overmorgen, of over weken, maanden, in de honderd havens die heel Spanje voor hen openhoudt! Hier staat het: ‘Ik hoop bij God dat alle schepen langzaam zullen binnenkomen.’ Alle schepen, Broeder, álle schepen!!
(hij kijkt de Broeder gespannen aan, die de blik echter slechts met grote onwezenlijke ogen beantwoordt)
Antonius de Villacastin, wat zegt U daarop!
O dit doet mijn Spaanse hart goed, Majesteit, ik ik ik kan 't alleen nog niet zo gauw beseffen. Is de strijd zwaar geweest, dat Uwe Majesteit weet?
(leest)
‘De ellende en de ontberingen kunnen niet worden beschreven. Dit is erger dan wat men ooit tevoren op een zeereis heeft beleefd. In veertien dagen geen druppel water, besmettelijke ziektes, scharlakenkoorts, mijn lijfpersoneel gestorven,’ enzovoort enzovoort enzovoort.
Hoeveel verliezen kostte ons Lepanto, hoeveel doden vielen bij Terceira!
Zij vielen voor Spanje, Broeder, zij vielen in Gods naam!
Zo IS het, Broeder! Spanje's zaak is...
| |
| |
(hij verstart plotseling, met grote ontzette ogen in de verte starend; dan beweegt hij zich langzaam naar de linkerdeur, stoot ze open:)
De kardinaal, Broeder Bartholomeus, de kardinaal en mijn secretaris.
(hij gaat, zwaar ademhalend, peinzend zitten, legt zijn been weer op het vouwstoeltje en wacht af. De Quiroga en De Idiaquez treden door de linkerdeur binnen, Antonius blijft op de achtergrond het gesprek bescheiden volgen)
Eminentie, er zijn hier moeilijkheden over een merkwaardig actueel probleem. Vandaar een open vraag aan U: Is Gods wil op aarde kenbaar.
(kijkt de koning, dan De Idiaquez met een vluchtige blik aan, onmiddellijk begrijpend:)
Majesteit, het lijdt voor mij geen twijfel dat Uw Armada Gods Armada is. Als ooit de door God gewilde orde tot in haar diepste wezen werd ontwricht door ketterij, onwaarheid en...
Ik heb geen woord over de Armada gerept, Hoogmogende Eminentie.
Mijn vraag is zuiver theologisch: Hoe is Gods wereldplan tijdens ons leven kenbaar.
Uwe Majesteit is zelf een té geoefend theoloog dan dat ik hier zou willen verwijzen naar artikelen uit de Openbaringsleer.
Die ken ik inderdaad waarschijnlijk evengoed als U.
Zodat wij hier dus noodgedwongen vervallen tot een begrensde casuïstiek. Noemen wij 't geval dan niet als uitgangspunt met naam en toenaam, dan komen wij terecht in een complex algemeenheden die even vaag en wijdlopig zouden zijn als het vraagstuk onoplosbaar.
Toch is de waarheid zeer eenvoudig, Eminentie.
Maar de mensen maken haar ingewikkeld, Majesteit, het spijt me.
Don Francisco de Idiaquez.
Majesteit, de enige voldoening die ik aan de theologie beleef, is wanneer haar vondsten inderdaad kloppen met de praktische politiek. Met andere woorden: ik ben geen theoloog. Ik voor mij geloof dat de waarheid inderdaad eenvoudig is, maar dat de uitslag van de Armada afhangt...
Waarom ontwijkt U mijn vraag!
Is er dan niets anders dat Uw geesten bezighoudt dan de Armada!
Ik vrees dat zich geen geest ter wereld op dit ogenblik met iets anders bezighoudt dan met de Armada.
Welnu, nemen wij dan het onderwerp waarvoor ik U heb ontbo-
| |
| |
den: Hoe is Uw standpunt aangaande de Moorse kwestie, kardinaal.
Zeer Katholieke Majesteit, er is niets waarmee de Moorse kwestie zó nauw samenhangt als met de Armada. De plaats van deportatie...
Majesteit, het zeer lijvige dossier over de Moorse en de joodse kwestie heb ik op Uw verzoek laten rusten tot na de uitslag van de Armada...
(kijkt hen lang en zwijgend aan, als in een hoek gedrongen, machteloos; dan vervolg hij toonloos:)
Die uitslag is er, hoogmogende heren. De hertog is zegevierend op Spaanse bodem teruggekeerd. Hier is zijn brief.
(de beide hoogwaardigheidsbekleders kijken op. De Quiroga geraakt in heilige extase)
Geloofd zij Jezus Christus, o ik wist het, ik wist het! O dit laatste koninklijke voorbehoud om de wil van de Almachtige! De deemoed van de overwinnaar in Gods naam!
(verheugd maar gereserveerd)
Dit is méér dan wij hadden mogen verwachten.
Er is niets waaraan Gods wil zo kenbaar is als aan de overwinning! God was met Josuah toen Hij de zon deed stilstaan boven Gabaon, God was met Gideon en David, evenals Hij was met Keizer Constantijn en de overwinnaars van Lepanto!
Beheersing, kardinaal, ik vraag U de uiterste beheersing.
Maar Majesteit... haec dies quam fecit Dominus...
Stilte!
(belt)
Ik vraag U thans de binnenkomende welwillend het oor te lenen en Uw uiterste vriendelijkheid in acht te nemen.
(De Bobadilla komt van rechts binnen. De drie kijken verbaasd op, Antonius maakt een kleine buiging. Filips wijst De Bobadilla zijn plaats, en als deze toch weifelend blijft staan:)
Gaat U zitten, kolonel en vertel van de nacht van de zevende augustus.
(gaat zitten, raapt z'n gedachten tezamen)
De nacht van de zevende augustus...
Na 't overleg aan boord, waar ik als kolonel van de landmacht geen direct belang bij had, ging ik ter ruste.
Ik had de hut tegenover die van de hertog, en de uitputtende opwinding
| |
| |
van de vorige dagen gaf mij bijna onmiddellijk een diepe slaap.
Die nochtans verre van rustig was. Ik had een angstdroom, een angstdroom van een brand die mijn ouderlijk huis twintig jaar geleden in een nacht eens in de as gelegd heeft. Ik droomde dat ik in nachtgewaad naar buiten was gerend en dat ik de vlammen al uit het dak zag slaan. Alle bedienden vluchtten uit 't gebouw, 't voorplein was overvol met mensen. Plotseling besef ik dat alleen mijn moeder nog in 't huis is! Ik geef een schreeuw, zoals men dromend probeert te schreeuwen zonder dat 't geluid de keel uitwil. Ik zie de vlammen al door de ramen van mijn moeders kamer, ik wil vooruit, ik wil ernaartoe, ik wil met alle macht... maar óm mij, voor mij, langs mij lopen mannen, en nog eens mannen; ze versperren de weg, ze rennen, ze bewegen, ze stampen en... met 'n schreeuw word ik wakker, en... bemerkt dat het geloop en het getrap voortduurt!
Er is inderdáád een wild geraas en 'n gestamp van voeten, 't hele galjoen is in beweging.
Ik vlieg mijn hut uit, bots in de gang op De Velásco, op Luis de Córdoba en op dertig anderen die allemaal in nachtgewaad de trap op willen. Radeloos van 'n onverklaarbare angst, tegelijk versuft nog door de slaap, sla ik mij door de onzinnige wrong verschrikten de trap op naar het dek, en... zie vóór mijn aangezicht de oceaan branden.
De oceaan brandt niet, zegt U, neen, water brandt niet, Majesteit, maar ik zág het!
Op acht plaatsen! Er waren drie grote vuren en vijf kleinere! En alle acht kwamen ze recht op de Armada af.
Ik weet niet hoe lang ik daar verstijfd gestaan heb, ook niet of mijn berouw op dat moment volmaakt of onvolmaakt geweest is, maar ik kwam pas tot bezinning toen ik door 'n langsstormende soldaat tegen 't dek gesmakt werd. En zag toen dat alle vijfhonderd man aan boord als wilden door elkaar liepen. Ik beschrijf deze onzinnige paniek verder niet, hij is te schandelijk.
Alleen, dat ik op de andere schepen precies hetzelfde zie gebeuren, en dat door 't wild tumult plotseling geroepen wordt ‘Vluchten! Zwemmen! Hertog, vlucht naar Frankrijk!’ Tegelijk rennen matrozen met gevelde bijlen naar de stevens, kappen de ankertouwen door, 't hele schip komt in beweging, de wind pakt 'n snel gehesen zeil... en met donderend gekraak rammen wij 'n karveel dat naast ons ligt. Geen tijd voor de overboord geslagen manschap, wijken wij snel uit voor de ‘San Felipe’ die al met volle zeilen over lijwaart op ons toezwenkt. De ‘Felipe’ mist ons, maar slaat dan met des te groter kracht tegen 't kasteel van de ‘Santa Anna’; deze
| |
| |
scheert met één ruk alle bakboordriemen van de ‘San Juan’; die ramt weer een galjoen, dat stuurloos op een logger botst, die drie vier andere loggers met zich meetrekt, en terwijl de kuststroom kolkend iedere roergang plotseling lamslaat...
Genoeg, kolonel. Wie heeft de oceaan doen branden?
Hij die de wetten der natuur gemaakt heeft en ze dus ook op kan heffen, dachten wij, maar...
Ik vraag niet verder wat U dacht, ik vraag wat U weet!
De Engelsen, Majesteit. De vuren waren niets anders dan met pek bestreken sloepen, die de vijand met de stroom mee brandend op ons afgezonden had. Wij zagen ze de volgende ochtend uitgebrand langszij drijven. Het schijnt dat de Hollanders dit al bij Antwerpen...
Genoeg details, vertel het resultaat.
Het resultaat was dat de hele vloot gehavend, stuurloos uit elkaar geslagen werd, dat 'n deel zonder anker of houvast op de Franse klippen strandde, de rest versplinterd en verspreid het Kanaal indreef, waarbij de opgestoken wind...
(plotseling)
Sinds wanneer dateert Uw onmin met Medina Sidonia!
(een ogenblik perplex, dan rechtuit)
Sinds de dag dat hij Uw admiraal werd.
Er zijn gevoelens waarvoor een man geen verklaring heeft, Majesteit.
Hoe heeft zich de hertog tijdens de tocht gedragen.
Dapper. Hoewel beschamend onbekwaam, en daarbij rampzalig eigenzinnig.
Verklaar. Geef nu maar Uw details!
(wrang)
Zijn eerste falen heb ik U al gemeld. Hadden wij bij Plymouth toegeslagen...
Hij handelde volkomen volgens mijn opdracht. Ik verbood hem nodeloos bloedvergieten, kolonel.
Verder... ging hij bij Calais voor anker. Iedere zeeman, zelfs Miguel de Oquendo zei hem dat dit 'n ramp betekenen kon. Verder gaf híj in die nacht 't krankzinnig bevel om de ankertouwen te kappen. Verder heeft hij later beslist...
Waaraan heb ik dit verraad van U verdiend, Don Francisco!!
| |
| |
(De Bobadilla, met stomheid geslagen, kijkt hem met verbijsterde ogen aan en bijt zich op de lippen)
De man die mij de overwinning van Lepanto meldde, repte van geen smadelijke details!
Daar viel óók de bloem van Spanje, maar daar telde alleen de zege van Gods zaak!
(Nu is het De Bobadilla, die in een zwaar hijgen uitbarst, maar met op elkaar geklemde lippen en van spijt gebogen hoofd. Even valt Filips' blik op de andere aanwezigen, die alles in zwijgende spanning gevolgd hebben. Onmiddellijk gaat hij dan weer door tot Don Francisco, terwijl hij hem de brief voor de ogen zwaait:)
Oquendo vloog met zijn schip de lucht in, zei U; niet? Hier meldt de hertog dat Oquendo zich in Santander bevindt, levend, zonder letsel! U meldt 'n verslagen terugkeer zonder gevecht.
Hoe komt de hertog dan in Edinburg? Deze brief rept van 'n bericht dat mij uit Edinburg verzonden is!
U voer uit met de machtigste vloot, die de christenheid ooit heeft opgebouwd, U voer uit in naam van God Almachtig, voortgestuwd door 't heilige geweld van miljoenen biddende harten, van godgevallige kastijdingen en verstervingen zonder tal, en 't enige wat U te melden hebt is laster over Uw admiraal!
Majesteit! Ik bid U!...
(valt gebroken op de knieën en verbergt zijn hoofd in Filips' jaspand)
(zachter maar decisief)
Houdt U in de antecamera tot mijn beschikking, Don Francisco.
(De Bobadilla verdwijnt recht, zonder 't hoofd nog op te richten)
Dit verraad is begunstiging van de ketterij!
Met Uw toestemming zal de Inquisitie zijn uitlevering opeisen.
(grijpt pijnlijk naar zijn borst, hijgt zwaar, en brengt dan langzaam, op gevoelige toon uit:)
Hoogmogende heren, Don Francisco de Bobadilla is het slachtoffer van een gevaarlijk soort waanzin; ik verzoek U in mijn gestrengheid geen oordeel te willen zien.
Hij is hier binnengekomen in deerniswekkende toestand, wartaal uitstotend, waarin allerlei zo juist vernomen elementen in onsamenhangende mengeling al aanwezig waren.
Thans bijten zich deze waanvoorstellingen in zijn geest vast als een realiteit, een schijnbare orde hecht zich in zijn troebel brein tot werkelijkheid. Hij kent niet meer, hij weet niet meer zoals wij weten. Ik geloof dat hij diep ongelukkig is.
| |
| |
Ik... ik verzoek U hier op mij te willen wachten.
(zwaar hijgend, waarbij een piepend ademgeruis te horen is, verlaat hij de kamer door de achterdeur. De drie blijven zwijgend-gespannen achter, waarbij vooral De Quiroga de koning perplex nakijkt. Waarop De Idiaquez hem verklarend toevoegt:)
Naar de open lucht. De adembeklemming is de laatste tijd frequenter.
(De Quiroga keert zich weer geruster, om, maar de thans invallende korte stilte is geladen van onuitgesproken gedachten en de duisterste vermoedens. Antonius blijft, achteraf, zijn blik zwijgend op de grond gericht houden. De twee anderen proberen elkaar aan te kijken, maar elk ontwijkt de andermans blik. Het is De Idiaquez, die, ietwat geforceerd luchtig, de stilte verbreekt met:)
Er is natuurlijk geen twijfel mogelijk.
Neen, er is geen twijfel mogelijk.
Er zijn trouwens geen redenen tot twijfel.
Nee neen neen neen. O neen. Redenen tot twijfel zijn er niet. O neen.
Trouwens, twijfel is slechts het beschouwen van eenzelfde feit vanuit verschillende gezichtspunten.
Zo is het. Het feit blijft. Het feit wordt door een andermans twijfel niet veranderd.
Dus áls er redenen tot twijfel zouden bestaan...
Dan verandert die twijfel niets aan het feit. Niets niets.
Niets, neen, niets niets niets.
Tenzij... die redenen in het feit zelf gevonden zouden kunnen worden...
Natuurlijk, ja natuurlijk natuurlijk. Misschien zou dan het woord ‘vermits’ nog beter op zijn plaats zijn dan ‘tenzij’. Vermits het begrip ‘twijfelachtig feit’ al niet een heel andere inhoud heeft. Trouwens, ja...
En eh... wilt U zich alsnog even verwijderen, Broeder?
(Antonius maakt 'n gehoorzame buiging en gaat links af, en dan komt de secretaris scherp en doeltreffend uit de hoek:)
Dit was geen waanzin, kardinaal!
(De Quiroga kijkt angstig rond)
Neen U bent hier niet bij het Heilig Officie.
De waanzin van De Bobadilla was veelzeggender dan alle wijsheid van de koning.
Het was verraad, het was duidelijk verraad, er is geen twijfel mogelijk!
O Eminentie, wat 'n merkwaardig soort verraad is dat!
| |
| |
Direct bij de uitverkiezing van Medina Sidonia was er al verraad. Uit afgunst, uit de bedenkelijkste soort jaloezie! Al 't bedekt verzet tegen de koning, alle onmin, alle intriges van het hele kluwen der grandezza werd gewroken op de hertog!
En ziehier hun grootste troef: Verkleining, vertroebeling, verminking van de overwinning in het uur van Spanje's grootste glorie!
Ga verder, ga verder. Dit zijn uitstekende slagzinnen voor de brandstapel. 'n Grote rede, kardinaal! Kijk, daar staat Don Francisco al aan de paal gebonden, de narrenkap is hem van het hoofd gerukt, de prop al uit de mond getrokken, daar komen de beulen met de lonten, de vonken slaan in 't rijs, 't opgehitst gepeupel tiert!
Alleen zou ik nu nog graag willen weten, Eminentie, onder welke leus sterft die man.
De Idiaquez, stel mijn evenwicht niet op té grote proef. Wat wil je, spreek je uit!
Ziethier, Hoogmogende Eminentie, enige zeer eenvoudige waarheden; ik laat het aan U om ze ingewikkeld te maken of niet: De Engelsen zijn ketters, ja, maar ze zeilen beter dan de zonen van de Moederkerk. Ze hebben geen zeven sacramenten, neen, maar hun kanonnen staan iets lager, zodat ze niet tuig en opbouw van onze schepen raken, maar direct de romp en de waterlijn. Ze gehoorzamen niet meer aan de Paus van Rome, neen, maar hun geschut heeft 'n smallere loop, hun kogels schieten verder!
Don Gaspar De Quiroga, begrijp me toch, ik smeek je erom, begrijp me toch!
Voor de laatste keer, De Idiaquez, spreek duidelijke taal!
... De Bobadilla is evenmin 'n verrader als dat hij krankzinnig is.
Met andere woorden?
(zijn blik verduistert snel tot ontzetting)
... Juist, niet meer en niet minder. Eindelijk is Zijne Hoogmogende Eminentie zover.
Uw grote rede zal een lijkrede zijn, Hoogmogende Eminentie, geen autodafe maar een oraison funèbre over duizend gevallenen voor een nutteloze zaak!
Het bericht van de overwinning, De Idiaquez, er is nog zoiets als het bericht van de overwinning!
O... wist ik op dit ogenblik wat wij vóór het einde van deze dag zullen weten!
| |
| |
Waar blijft hij nu!... Hoelang duren die adembeklemmingen, De Idiaquez, jij maakt dat allemaal van dichtbij mee.
(ook hij is duidelijk aan een hevige innerlijke strijd ten prooi, maar hij zet die voorlopig sterk van zich af:)
Neen, neen neen neen neen, dit kán niet, dit is God tarten met kleingelovigheid, dit is niet waar! Dit is eenvoudig niet waar! Je ziet...
Ik zie de realiteit, ja, de realiteit die ik voorvoeld, die ik voorspeld heb!
En met de Spaanse macht zal tegelijk de macht van de kerk vallen. Omdat jullie hen door je kortzichtig egoïsme aan elkaar gekoppeld hebt, tot barstens en tot brekens toe!
De Idiaquez, je bent geïnfecteerd door 't verschrikkelijkste kwaad van deze tijd; de vrijheid van de geest! De verheffing van 't menselijk oordeel tot het middelpunt der schepping.
In naam van 't menselijk inzicht wordt iedere dwaalleer slechts 'n ander aspect genoemd van eenzelfde waarheid.
In navolging van perverse Italianen herleeft hier de heidense oudheid, alsof Gods Zoon het mensdom níét uit 't vlees verlost had. Onder 't mom der wetenschap doorvorst men heidense denkers, alsof er nog een waarheid buiten God was. Er is humanisme in plaats van onvoorwaardelijk geloof, er is verdraagzaamheid in plaats van heilige ijver! En dit alles noemt men realiteit!
Luister, De Quiroga, van man tot man, en jij kunt luisteren, want jij bent geen bloedhond als je voorgangers, die mijn beste vriend verbrandden, omdat hij Erasmus had gelezen.
Francisco, laten we vrienden blijven! Voor de laatste maal: tart mij nu niet om je op de man af te vragen welke boeken je in huis hebt!
Dan luister, en hier herhaal ik wat ik de koning zes maanden geleden al gezegd heb: De Engelse kwestie is vóór alles een politiek probleem, en wel speciaal een economisch probleem. Goed, zij is tegen mijn wil uitgegroeid tot een gewapend conflict. Maar in Godsnaam bind haar niet en verwar haar niet met...
Neen De Idiaquez! De Engelse kwestie is geen politiek probleem.
Er is ter wereld geen probleem dat niet godsdienstig is! De Waarheid kent geen twee aspecten, de Waarheid is één en ondeelbaar, in ons en in alles, en zolang er nog één ademstoot in ons lichaam is, hebben wij ervoor te getuigen.
O hoe verschrikkelijk zal deze dag voor U eindigen, kardi-
| |
| |
naal, verschrikkelijker nog dan voor mij!
Is het al zó ver met jou gekomen!
Ja, dit hebt U nog niet gezien, nietwaar, dat dít kalme intellect zó uit zijn evenwicht geslagen is. Maar ik lijd, Don Gaspar de Quiroga, ik lijd méér dan ik zeggen kan, als Spanjaard en als christen.
(voor zich uit, als grijpend naar een geestelijk rustpunt)
Er is te weinig vertrouwen, dat is alles, er is gewoon te weinig vertrouwen. In 't woord van de koning, die toch de waarheid boven alles liefheeft.
En vooral in de Koning der koningen, die niet rekent met Engelse kanonnen, die alleen... neen spreek niet, neen geen woord meer, er is hier al te veel gesproken.
Er zijn dingen die je nooit had mogen zeggen, Francisco, die je nooit, nóóit had mogen zeggen.
De Heilige Maagd der Overwinning heeft ons de blanke degen in de hand gelegd, ons zál de overwinning zijn, er zál één kudde en één herder zijn...
Die eenheid is voorbij, kardinaal, het is een verloren droom.
(er is een korte stilte, waarin beiden somber peinzend voor zich uitstaren)
... 't Begon in Wittenberg.
Neen, in Wittenberg brak 't los. Maar hij had wegbereiders. In Engeland, in Bohemen. En in Spanje. Maar de grootste wegbereider was 't ontuchtige Rome zelf.
En die nieuwe wijze uit Rotterdam, die nodeloze kritiek!
Een nieuwe wijsheid en een nieuwe tijd, Kardinaal. De Engelse kanonnen voltrekken het vonnis.
Waar blijft de koning nu! O deze twijfel is zondig, Francisco, dit is de onrust der zondige gedachte! Er is niets waaraan de zonde zó kenbaar is als aan de onrust. Dit is zuiver het werk van de Satan, die ons deze gedachten in het verstand gedruppeld heeft, o laten we bidden, Francisco, laten we bidden!
(Broeder Antonius komt door de achterdeur binnen)
Zijne Majesteit verzoekt U zich tot nader order terug te trekken.
Wat heeft hij nog gezegd, Broeder, heeft hij...
Jij weet méér, ja jij weet zéker meer, jij hebt die brief gelezen!
(neen knikkend)
Het spijt me Eminentie.
| |
| |
(de drie mannen verdwijnen met somber-gespannen gezichten naar links. Dan wordt de achterdeur weer geopend, en Broeder Bartholomeus wacht in gebogen houding af. Filips treedt binnen, de hand op zijn borst. De adembenauwenis heeft nu een stadium bereikt, dat de indruk maakt alsof hij de verstikkingsdood nabij is. Hij blijft in het midden van de kamer staan, schijnt even te overwegen, en zegt dan tot de wachtende Bartholomeus:)
DOEK
|
|