Ja goed, dan zouden ze 's middags met de vangst binnenlopen, we kregen de vis vers uit zee. En het zou onze laatste dag zijn, 'n mooie bekroning van ons grote avontuur.
Toen we die dag na de conversatie op de Milon ons middagdutje wilden gaan doen (de speedbootmaniak liet toevallig verstek gaan), kregen we 'n oude bekende op bezoek. Met 'n ruk zat er plotseling 'n oude praam tegen onze ankerlijn, en toen we opkeken, zagen we Jantje Breekvoet vrolijk op z'n voorplecht staan, hoe kiende hij het toch ieder keer uit!
‘Ha de Hollanders! Da's formidabel’, riep hij, ‘Ja hier ben ik weer, pak even 'n lijntje astublieft.’
Ik nam z'n lijntje, maar hij had z'n motor te hard op achteruit gezet en voer nu mooi op de lijn van de vissers in. En toevallig waren deze hun boot aan 't verhalen, Marius die op de wal stond moest snel loslaten, wierp tegelijk om ons te sparen onze tros eraf, en daar dreven we gezellig met z'n drieën de haven in, alledrie los.
Er klonk gevloek in vele talen (ineens bleek François Italiaanse voorouders te hebben), iedereen schold, uit vele kajuiten staken verbaasde hoofden, er werd geroepen om de havenmeester maar die lag waarschijnlijk bij zijn maagdenwater in een roes.
De enige die rustig bleef, was Jantje Breekvoet. Hij bleef lachen, kreeg z'n motor uiteindelijk weer in z'n vooruit, en samen met die van de Milon drukte hij ons gedrieën weer naar de kant.
Hè hè, dat liep goed af, maar van het gehaspel dat toen ontstond, maakte ik gebruik om voorgoed los te gooien. We hadden in de namiddag toch al weggewild, de Petit Jean gaf de doorslag, en met een ‘Tot ziens, tot zaterdag’ waren we weg, naar Le Lavandou.