10. Het vakantiehuisje
Onze vriend was atoomgeleerde, je zou zeggen dat er dan ook nauwelijks gewoon mee viel te praten. Maar gelukkig boden het Franse toneel en de impressionisten nog stof genoeg. Het huis lag boven op de kaap tussen 'n twintigtal andere villa's in een ommuurd gedeelte. Dit was dus een van die muren die aan de Côte soms op de mooiste punten de zee afsluiten van de weg, tot grote ergernis van de toeristen, ons ooit incluis.
Maar deze keer zaten we eens aan de goeie kant van de muur, op een avondlijk privéterras, uitziend over een rimpelloze baai, waarboven langzaam de maansikkel steeg. In La Ciotat gingen een voor een de lichtjes aan, uit de bosjes verderop klonk gitaarmuziek.
We aten buiten bij kaarslicht, het gesprek ging over Anouilh en Giraudoux, over Bazille en Monet. Ik bracht de gastvrouw hulde voor de uitstekende maaltijd die ze zo laat nog wist op te dienen, en prees de gastheer voor zijn wijnen en voor zijn goede smaak om op deze uitgelezen plek zo'n huis te laten bouwen.
‘Huis?’ zei hij bescheiden, ‘Klein optrekje voor het weekend. Niet te vergelijken met bijvoorbeeld m'n buurman. Die komt straks toevallig praten over 'n gezamenlijk stuk tuin dat we hier hebben liggen. Maar als díé je zijn huis zou laten zien...’
En we kregen het te zien. Onze vriend maakte 'n kleine zinspeling en de buurman, 'n vlot ietwat oubollig persoon, begreep het direct. Hij zou het 'n eer vinden ons zijn stulp te mogen tonen, ja beter, hij nodigde ons allen uit voor een goeie cognac.
Om de een of andere reden had ik iets protserigs verwacht, maar wij betraden 'n verblijf zoals ik van mijn leven niet gezien heb. Ontworpen door De Pierrefeu, de eerste stijlgenoot van Le Corbusier, paarde het 'n voorname allure aan een uiterste doeltreffendheid. Terrasvormig liepen de kamers en de verdiepingen in elkaar over, alle oneffenheden van het terrein benuttend, rustgevend door het evenwicht der verhoudingen. De klassie-