Beschryving der nieuwlijks uitgevonden en geoctrojeerde slang-brand-spuiten, en haare wyze van brand-blussen, tegenwoordig binnen Amsterdam in gebruik zijnde
(1968)–Jan van der Heyden– Auteursrechtelijk beschermdVierde hoofdstuk. Van de Branden, sedert dat de Slang-brand-spuiten alleen tot de blussing gebruikt zijn, voorgevallen.'t WAs dan met het begin van 't Jaar 1682. alles nieuw geworden, nieuwe gereedschappen,Ga naar margenoot+ nieuwe ordres en nieuw volk; zonder dat 'er van 't oude iets was over gelaaten dan alleen zo veel Brand-emmers als noodig zyn om waater te scheppen, en in de waaterzak te gieten; alle de overige waaren nu neevens de Oude Spuiten en haar bygereetschappen, Leeren, Haken, Zeilen, en wat des meer is, niets uitgezondert, gezamentlyk wech genomen. De Slang-brand-spuiten daar en tegen, die reeds noch weinig en met het oude belemmert zynde, zo veel proeven van haar bequaamheit en uitwerking hadden gegeeven waaren nu ook, tot het vereischte getal aangemaakt, ordentelyk door de Stad, namelyk in ieder der sestig Burgerwyken een, verdeeld; volk uit de zelve Wyken daar toe aangesteld, en de geheele Brand-keure en Ordres (die 't volgende deel zal behelzen,) daar na geschikt. Op zo geheele verandering, met naauwe omzichtigheid, rype beraading en na meenigvuldige proeven by allerhande gevallen genoomen, in 't werk gestelt, verwachtte men met recht van de zelve noch veel grooter vrucht en uitwerking. En dewyl van deeze tyd af de brandblussing geheel heeft gerust op de Slang-brand-spuiten alleen, heeft men derhalven voornamelyk nu te zien wat verbeetering en veiligheit men daar meede heeft verkreegen. Wy zullen ten deezen einde in dit Hoofdstuk alle de voorgevalle branden, kleine en groote, zonder over te slaan beschryven, en de geleede geschaade, zo aan de huizing als aan de goederen, volgens opgeeving van de Eigenaars en geinteresseerden zelve, 't zeekerste dat men kan hebben, telkens daar neevens voegen; en ze ook met de vooren geleede schaade onder het compleet getal der Oude Spuiten en blusgereetschappen, in 't derde Hoofd deel aangeteekent, vergelyken. De drie eerst gevolgde branden van 't Jaar 1682, waaren van geen groot belang,Ga naar margenoot+ kort na malkandren, en omtrent van gelyke beginzelen aan stookplaatzen en schoorsteenen; werdende zo vroeg in 't begin vernomen en te gelyk gestuit, dat 'er maar eene Spuit by ieder quam, en gevolglyk maar alleen de eerste premien zonder meer af betaald wierden. De eerste van deeze branden ontstond den vyfden Maart, in de Zeepery van de witteGa naar margenoot+ Lelie, op de nieuwe Prince graft des nachts omtrent elf uuren. De tweede op den Negenden Maart in de Kalverstraat, in de schoorsteen van 't fournaisGa naar margenoot+ van een Balyn snyder. En de derde den zeventienden Maart in 't Magazyn van 't Oude zyds Huiszittenhuis,Ga naar margenoot+ meede in een schoorsteen. Deeze branden hadden geen van drien iets byzonders in, ze wierden ter zelverGa naar margenoot+ plaats daarze eerst ontstonden geblust: en de schaade daar van bedroeg te zamen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina *33]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina *35]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aant.De vierde brand, van meerder belang en veel erger omstandigheden, ontstondGa naar margenoot+ den 13. April van 't zelve Jaar 1682. in een Bakkery op Vloonburg. De Bakker had dien dag sterker als na gewoonte gestookt om Paasbroot voor de Jooden, die 't in haar Paasweek was en daar omtrent veel woonen, te bakken; en tegens de nacht op voorraat veel Rysbossen, Turf, en andere brand stoffen in de bakkery en by den oven, om ze te doen drogen, gebracht. Hier in ontstak de brand omtrent de middernacht,Ga naar margenoot+ na dat de Bakker en zyn knechts eeven te bed gegaan waren, zo hevig en schielyk dat de knechts naaulyks de tyd hadden om het in haar onderkleeren, meerder kondenze niet aan trekken en deeze verschroeiden haar noch groot deels aan 't lyf, te ontvluchten. De Bakkery was een achterhuis en rondom zo dicht met hooge huizen, daarze te midden in beslooten lag, betimmert, dat de nachtwachten op de straat geen brand konden zien voor de geheele Bakkery, met Rysbossen en al wat 'er in lag tot boven toe ontsteeken zynde de vlam dapper tegens de omstaande huizen, daar een Hout kopery vol hout gestapeld onder was, aan sloeg en boven uitbrande. De Slang spuiten quamen nu echter op het eerste gerucht spoedig by de hand, en wierden vaardig te werk gesteld; de Slangen beneeden door 't voorhuis van den Bakker heen, wederzyds en van achter door de buurhuizen na boven geleid, en de Spuit-pypen tot in en by 't vuur zo na men wilde gebracht. De brand dus van alle zyden omcingelt zynde wierden niet alleen de Buurhuizen aanstonds buiten gevaar gesteld, maar ook het eige woonhuis dat daar voor stond beveiligt; en voorts zo gemakkelyk van boven en beneden, met volle kracht vlak daar in gespuit, dat de geheele brand meede in een oogenblikGa naar margenoot+ geblust wierd, en kort daar aan noch rook noch waasem overbleef: 't was datelyk alles deurnat en koud; het waater stroomde door de half verbrande Rysbossen. Turf en Hout heen, en de-Bakkery bleef grootdeels, met de Rysbossen en gereedschappen daar door verstrooid, staan. Zo men hier tegens nadenkt op wat wyze men zonder Slang spuiten dezen brand zoude hebben moeten blussen, zietmen lichtelyk dat de Oude Spuiten zonder Slangen geen waater altoos daar in konden brengen voor dat het geheele voorstaande huis wech gebrand waare geweest; maar behalven dat dan de straalen van de straat af eevenwel geensints tot in de Bakkery zouden hebben konnen reiken, zou dit niet gebeurt zyn zonder ook te gelyk de Buurhuizen, daar een Hout-tuin onder was, meede rondom te ontsteeken, en de brand zou zich zo zel wederzyds en naar achteren als voorwaard uitgespreid hebben: en dewyl de Bakkery te midden in een groot blok van oude huizen dicht op een getimmerd stond, is nauwlyx uit te denken waar deze brand aan geeindigt of gestuit zou hebben, voor dat alles wat aan een gehecht stont weg gebrand, en 't geheele blok vernielt waare geweest. En dus heeft het zich met zeer veel van de volgende branden toegedragen, die dikmaalen van veel erger conditie als de geene die onder 't gebruik der Oude Spuiten voorvielen zyn geweest; gelyk vervolgens zal blyken. De hermaaking van de Bakkery en al het beschadigde, schoonze in veel beter staat
De vyfde brand was maar vyf dagen daar na, vroeg in den morgenstond, als de straten op 't allerledigst en zonder wachten zyn; daarenboven geheel aan een zyde derGa naar margenoot+ Stad, op 't end van de Loyers graft, in de Zeepziedery de Bruinvis. Dit was meede een achterhuis, dat dwars achter vyf andere huizen gestrekt lag, gelyk de overstaande Figuur en de grondtekening daar onder afbeeldt, zynde in beide (A) de Zeepery, en (B) de voor en omstaande huizen. De brand begon van onderen op, in een Turfkoker,Ga naar margenoot+ langs welke de vlam opklom na de Zolders, daar van 'er twee boven malkandren vol Turf laagen: deeze raakten daatlyk beide van 't een end tot het ander in brand, zonder dat het de bewoonders, in 't voorhuis slapende, gewaar wierden. Maar endling drie Turfdragens, die ook aan een Spuit gesteld waren, heel vroeg op straat komende, zagen den rook over de huizen heen: waar op twee van hun aanstonds liepen om haar Sputt te haalen terwyl de derde de Buuren en den Eigenaar ging opkloppen. De laatste daadlyk uit zyn bed naar achteren loopende vond zyn geheele Zeepery in zo vervaarlyken vlam staan, dat hy, niet geloovende datze te blussen was, zich aanstonds aan 't pakken en bergen van zyn goederen begaf: maar eer noch iets uitgebracht wierd | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
waaren de Spuiten by gekomen en ter gang gebracht. de waaterzakken wierden opGa naar margenoot+ de kant van de Burgwal by (C) geplaatst, de Waater-slangen door de voorhuizen heen geleid, de Spuiten achter by (D) gezet, en de Spuit-slangen, na dat de uitslaande vlam van beneeden was wech genomen, boven op de Zeepery gebracht; en daar aanstonds de brandende Turf-zolders en het Dak weederom geblust. Dit geschiede in zo korten tydGa naar margenoot+ dat de Zeepzieder, eer hy het eerste goet by een kon krygen, zag dat 'er geen gevaar meer was, en derhalven daatlyk zyn volk belaste datze 't goet in huis zouden laaten blyven. Doen wy daar by quamen, 't welk naauwlyx een quartier uurs na dat men 't eerste vuur gezien had was, dewyl ons de tyding altyd zeer spoedig gebracht word, vondenwe van zo heevigen brand noch vuur noch vonk meer overig, en kort daar aan ook rook noch waassem meer. De omstaande huizen schoonze reeds by de Buuren verloren waaren geschat, wierden niet altoos geraakt; en de Zeepery zelf zo weinig beschadigt dat binnen drie dagen alles zo ver hersteld was, datz 'er doen wederom haar gewoonlyk werk in konden doen. De schade van 't gebouw en de onkosten van de
De sesde brand ontstond door onvoorzichtig Teer kooken binnenshuis, op denGa naar margenoot+ 6 July van 't zelve Jaar, en in een kaamer die aan de straat zyn licht had; waar doorze aanstonds weird gezien, van de naaste Spuit benaadert, en middelerwyl geblust.
De sevende brand was den eersten October, in de Boomstraat op een Turfzolder,Ga naar margenoot+ en liep meede zeer gelukkig af, zonder dat 'er meer als eene Spuit, die ook maar alleen premie genoot, byquam. De brand geblust zynde vondmen de zolder wel over al geblaakert maar niets daar van geheel verbrand: en de schaade was in 't geheelGa naar margenoot+
De volgende brand was wel niet zwaarder, maar deed eevenwel meerder schaade,Ga naar margenoot+ ontstond den 22 November in de Munneke straat, in de Kelder van een Uitdraagster; die Kleeren, Bedden, en andren Inboel te koop hield. De brand begon terwyl 'er niemand t'huis was, waar door veel van 't gemelde goed wierd beschaadigt en geschonden, maar anders de brand aanstonds geblust. De schaade beliep, volgens des
Maar de negende brand was veel bezwaarlyker in alle zyne omstandigheeden;Ga naar margenoot+ ontstond in 't naarste van de nacht, veer van de hand, en ook veer van het waater: omtrent in 't midden van de Goudsbloemstraat, in twee huizen meest van hout getimmert, en die voor en achter houte geevels hadden, gelykze d'overstaande figuur, na het blussen geteekent, afbeelt: welke beide te gelyk, den 25 November van 't zelve Jaar door een Alchymist wierden in brand gestookt. De twee huizen hadden tussen beide eene dunne gemeene muur, en hier en daar houte stylen 'er in gewerkt, gelyk men de muuren veeltyds van ouds plag te maaken: teegens een van deeze stylen had de Alchimist zyn Fournais aangezet, welke door de geduurige hette verkoolt endling deurgebrand was, en des nachts omtrent twee uuren verder ontsteekende den brand bracht in de gang van zyn Buurmans huis (by A afgebeeld) die na een achter woning liep: deeze van weerzyden gesloten zynde verspreide zich de vlam langs de geheele gang, en de Zoldring deurgebrand zynde, raakte 't vuur in de Turf en 't Brandhout dat 'er boven lag: invoegen dat de vlam by (B) met gewelt het dak uitbarste, zonder dat de bewoonders, die in de binne kamers sliepen, zulx noch vernamen; maar een der Bedienden van Stads Lantaarens (welke de geheele Stad door woonen, en speciale last hebben ons van 't ontstaan der branden op 't spoedigste te verwittigen, waar voor d'eerst komende zeekere premie geniet) daar omtrent gaande, was d'eerste die den | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina *37]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
brand zach; door welke wy ten spoedigste daar af verwittigt zynde, zagenwe dat deGa naar margenoot+ vlam de geheele Stad overlichte. Evenwel doenw' er by quamen, 't welk niet meer als een groot quartier uurs was, na datze eerst uitbrak vondenwe niet alleen twee of drie Slang-spuiten by der hand en in 't werk, maar ook reeds de geheele vlam wech genomen, en genoegzaam niet als rook en damp meer overig. De Spuiten waren op de straat bezyden de brandende huizen geplaatst; de Slangen door en over de Buurhuizen heen, en de Spuit-pypen uit de dakvensters (C,) (D,) en daar omtrent op de Daaken gebracht: van waarze vlak van boven neer een groote menichte waater in den brand brachten; terwyl een ander van beneeden de Gang (A) in spuite, en den brand als in een enkel oogenblik blusten: blyvende zelfs de Turf en 't Brand-hout ver ten meestendeel overig, en de beide houte Huizen, daar af geen achtste deel verbrandde, tot den top staan. Gelyk de gezeide figuur aanwyst. De hermaking aan 't eene huis, welks verbrande hout noch met steen en derhalven zo veel kostelyker als 't geweest was wierd hermaakt, beliep volgens opgeeving van
Op deezen brand volgden kort na malkander ses andre, die zommige van klein belang waren, en alle zo vroeg in 't begin geblust wierden dat 'er niets van belang omtrent is aan te merken, en wy derhalven alleen de tyd en plaats zullen aantenkenen, en de schade van die gezamentlyk daar neevens voegen. De eerste daar af was den 24 December des zelven Jaars, in de Zyverwery deGa naar margenoot+ Witte Roos, op de Raam graft; veroorzaakt door het te sterk stoken van een Kaggel op de zolder staande, om welke eenige Zyde te dicht aan te droogen hing, en door het te sterk stooken in brand raakte, met het houtwerk en zoldring daar rondom: doch wierdt in zyn begin zo gelukkig geblust, dat 'er noch een merkelyk deel van de Zyde onbeschadigt uitquam, ende verbranding van 't hout werk, met het zelve af te schaven kon herstelt worden. De tweede was daags daar aan, 's avonts omtrent tien uuren, by een Drukker opGa naar margenoot+ de Verwers graft, in 't achterste van 't huis ontstaan door een party Turf die onvoorzichtelyk omtrent den haart was neer gesmeeten, en van 't vuur, half onder d'as bedooven op den haart leggende, wierdt aangesteeken; 't welk een kas met papieren, en gevolglyk het gantsche Vertrek, meest van hout zynde, meede in vollen brand stelde, en ook buitenwaard begon deur te dringen. Doch de zelve daar by tydig gestuit en geeindigt zynde wierd na de blussing niets heel verbrand gevonden: de papieren waren meest maar rondom aan de buiten kanten beschaadigt; en 't houtwerk, uitgezeid de vensters en glas-raamen, waar langs de vlam zyn uittocht had genoomen, zo weinig ingebrand dat het zelve met kleine moeite kon geholpen worden. De derde was den 28. der zelve maand op d'Angeliers graft in een Kelder, door dooveGa naar margenoot+ koolen, die de bewoonster onder een bedsteê gezet had, en uitgegaan was: in welke bedstee ook de brand, zonder verder schaade te doen, wierd geblust. De vierde brand was den 13. January van 't volgende Jaar 1683. in de PetanieGa naar margenoot+ dwars straat, meede door doove koolen, in een ope bak op een achter kaamer onder een kleer kas gezet; welke weederom ontvonkten terwyl 'er niemand t'huis was: invoegen dat de brand van buiten gezien zynde men zich genoodzaakt vond de deur op te breeken, en zo de Slang daar in te leiden. na 't blussen, 't welk aanstonds gedaan was; bevond men de kas grootdeels, maar de Kleeren niet half verbrand, doch alles geschonden en aan lappen: gelyk meede verscheide kleinigheden die aan de wand hingen, zommige half, andre heel, vernield waaren. Verder was 'er geenschade geschied. De vyfde was den 6. Maart daar aan volgende in een nauw steegje in de Vyzel straat,Ga naar margenoot+ voor de derde maal door doove koolen, die de bewoonders onder een bedsteê gezet hadden, en daar op uit gegaan waaren; zulx dat de brand ontstond, geblust, en geheel gereddert wierdt, voor dat de geene die 't aanging 'er iets af vernaamen. De laatste der geseide ses branden was den tweeden April des zelven Jaars, in eenGa naar margenoot+ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zeer wanstallige en kromme schoorsteen by de Beurs, waarom men 'er niet veer genoegGa naar margenoot+ van ondren in kon spuiten. Doch een andre Slang en Spuit-pyp van een der bygebrachte Spuiten, meede langs een zeer kromme en moejelyke weg tot op den top van de schoorsteenGa naar margenoot+ gebracht, en van boven in de zelve ingesteeken zynde, wierdze lichtelyk geblust. De schade aan de Goederen van alle deeze ses branden, te zamen met de hermakingen aan de Huizen, beliepen in eene som, volgens d'opgeeving van d'Eigenaars,
Maar by den volgenden brand, welke veel erger toevallen hadde, en den 25. derzelveGa naar margenoot+ maand April 1683. ter middernacht ontstond, beliep de schaade alleen veel meerder: 't was op d'Oude Heere graft by de Hartestraat, in 't middelste van drie huizen hier over afgebeeld, die uit ééner hand en met gemeene muuren getimmert waaren. De bewoonders die hier maar even met hare goederen waaren ingetrokken, hadden ver het meerder gedeelte daar van op de boven kamers gebracht, om beneden ruimte tot het schoonmaken van haar winkel te hebben; waar meede zy laat beezich geweest zynde was 'er by ongeluk een kaars op een achter-kamer vergeten, die den brand veroorzaakte. Daar en boven sliepense alle in het achterhuis, 't welk met een tussen plaats van 't voorhuis was afgescheiden. zulx dat niemant van hun eenige rook of damp van den brand, die in 't eerst lang smeulde en daar na schriklyk uitbarste, gewaar wierd: maar de zolder balken door de gezeide gemeene muuren heen stekende, raakte 't naaste huis daar langs zo vol rook en hette, dat de buuren 'er af ontwaakten en rondomGa naar margenoot+ gingen zien, meenende dat het ongeval in hun huis was: maar niets verneemende riepen zy d'andre toe dat 'er brand in haar huis moest weezen; doch deeze wederom, dat zy geen rook of vuur altoos vernamen: 't welk d'andre voor de tweede maal deed omzoeken, en op haar achter plaats komende zaagenze de vlam door de glaazen heen: waar op zy ander maal de bewoonders waarschouwden en te gelyk na vooren liepen om den brand op de straat uit te roepen: maar de wachten op de zelve tyd, tussen twaalf en een uur namelyk, verwisseld wordende haddenze doen malkandren, gelyk wel meermaal gebeurt, niet ingewacht, waar door het gerucht te traager verspreidde. De bewoonders ondertussen na boven lopende en de kamerdeur openende, sloeg de vlam, doenze lucht kreeg, met zulk een geweld tegen hen aan, dat zy vluggelinksGa naar margenoot+ te rug en de trappen af moesten; zonder dat zy doen iets meer doen konden als haar lyfbergen. Met een sloeg ook de vlam in de voorkamer, die vol matten, houtwerk en ander huisraad, bequaame stof om te branden, lag: dit ontstak datelyk zo heevig dat de vensters en glazen by (A) teffens open sprongen, en de vlam vervaarlyk buiten waart uitsloeg. De Spuiten daar op by en daadlyk ter gang gebracht zynde, liepenze met de Slang en Spuit-pyp in 't naaste huis om de zelve langs de trap naar boven en ter zyden het dakvenster uit te brengen, en zo van boven in den brand te spuiten; maar 't was 'er zo heet en inzonderheit vol rook, dat het geen mensch daar harden kon, en zy zeer verbaast de Spuit-pypen neer smeeten en te rug quamen; blyvende doen, de Slangen na haar gehaald hebbende, op de straat staan, om van beneden door de vensters in te spuiten. gelyk wy, daar op by den brand komende, haar vonden. Maar dewyl zulx nooid van vrucht kan zyn, belaste men haar daadlyk een huisGa naar margenoot+ verder van den brand te gaan, daar de Slangen, langs de trappen tot op het dak te leiden, en zo over het naaste huis heen in den brand te spuiten (gelyk aldaar op het dak by (B) is afgeschetst) 't welk aanstonds gedaan zynde, wierd doen zo vervaarlyken brand als in een enkel oogenblik gestuit en geblust, de voorgeevel, diens val men lang vreesde, tot den top staande gehouden; de Buurhuizen, die in 't uitterste gevaar waren geweest, gered en zelfs her achterhuis met het geen 'er in was bewaart; het beneeden huis, daar de winkel stond, en al wat onder de gezeide kaamers, daar eerst de brand begon, was, bleef ongeraakt, de balken altemaal en de zoldring grootdeels leggen; zelfs ook de meeste sparren van't dak, naulyx half verkoolt zynde: gelyk d'overstaande figuur vertoont. Dus hielden de bewoonders huizing genoeg om terwyl het boven gerepareert wierd te bewoonen en hun winkelneering te continueeren. De
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina *39]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina *41]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De zeventiende brand, welke den 16. July daar aanvolgende in d'eerste LaurierGa naar margenoot+ dwarsstraat omtrent den avond voorviel, was byna van gelyke geleegentheit, boven in 't huis van een Lystemaaker, en op zyn werkzolder, die vol krullen lag, en voorts, gelyk ook de vliering daar boven, met dunne houte blaaden en ander ligt hout bezet stont; 't welk hy kort te vooren in voorraad had opgedaan. De Lystemaaker was eeven uitgegaan, wanneer de brand, waarschynlykst door 't vuur dat zy gewoonlyk op haar Zolder om telymen gebruyken, in de krullen en 't hout vattende, zo vervaarlyk en schielykGa naar margenoot+ uitbarste, dat in 't zelve oogenblik doen menze vernam het geheele bovenhuis reeds in lichte vlam stond, en dapper tegens de wederzydze Buurhuizen aan blaakerde. Van binnen drong de brand ook langs de trappen sterk neederwaart. De Spuiten middelerwyl op 't eerste gerucht spoedig by gebracht, en niet minder vaardig te werk gesteld zynde, wierden de Spuit pypen op de naast en overstaande Buurhuizen gebracht,Ga naar margenoot+ en de brand, dus omcingelt, eeven zo schielyk geblust als ze ontstaan was. Zulx dat wederom niet alleen de Buurhuizen wierden beveiligt, en 't eerst ontsteeken huis zelve tot den top staande gehouden, zonder dat het beneedenwaart of onder de gezeide Zolder daar de brand eerst ontstond, wierd beschadigt, maar ook dat zelf het dunste houtwerk, en 't geen in de meeste vlam had gestaan, noch niet ten halven was ingebrand, en van 't meeste alleen de buitenschors, omtrent ter dikte van een quartier duims, verbrand: 't welk, afgeschaaft zynde, noch weder konde worden verwerkt. De
Hier op volgde den 17. December des zelven Jaars 1683. een brand in de fel brandensteGa naar margenoot+ stoffe die 'er onzes weetens bekent is, in Terpentyn en Olie daar van gemaakt. En zulx omtrent drie uuren na middernacht, op de Passeerder graft, zynde niet ver van de Stads wallen, en derhalven aan de buiten kant van de Stad. 't Was een Terpentyn olie Brandery, in d'overstaande Figuur afgebeeld; welke in 't voorste deel van een Pakhuis met Terpentyn beleid stond, en naast zich by (A) een tweede Pakhuis met gelyke stof beleid hadde; zynde beide de Pakhuizen houte Lootzen. De brand ontstond in de Brandery en vattede zo schielyk en sel in de vaten en ope tobbens met Terpentyn, die daar by stonden, gelyk ook in 't geen noch in de keetels was, dat de vlam de voormuur om ver drong, en de knecht, daar in werkende, het niet zo dra kon ontvluchten of hy wierd merkelyk beschadigt. De brand derhalven zeer fel en gevaarlyk zynde maakte groot gerucht, waar op de Spuiten aanstonds bygebracht wierden, en doen zo gevaarlyken brand wederom zo spoedig geblust, dat de Keetels en Stook plaatzen noch meest in ordre bleven staan, als by (B) is aangeweezen. De opene Tobbens by (C) waaren half leedig gebrand en zo geblust, en verder de gemelde Lootzen met al den Terpentyn behouden: invoegen dat de geheele schade, van een brand in stoffen die men tot noch toe voor onuitblusselyk had gehouden, en die ook zeekerlyk, buiten het middel der Slang-brand-spuiten, niet waar te stuiren geweest, voor dat de gemelde Lootzen met d'inleggende Terpentyn geconsumeert waaren, 't welk niet zonder groote Ruine van d'omstaande huizen kon geschied zyn, nu niet meer beliep, zo aan de Huizing als Terpentyn volgens op geeving van denGa naar margenoot+
De negentiende brand, in de volgende Figuur afgebeeld, was zeer aanmerkelyk; nietGa naar margenoot+ alleen om zyn gevaarlykheit, maar ook om datze ontstond in zeer harde vorst: 't welk het eenige geval was waar in men noch proef van de Slang-spuiten kon eisten, en daar dikmaal zwaarigheyt by veele in gemaakt wierd. 't Was den 12 January 1684. op de Leidze graft, en ontstond op de Kleer-zolder, zo men meende door heete stooven die de Vrouw van 't huis en haar Suster daar in 't midden van vuyl linnen, waar meede zy bezich geweest en onderwyl van afgeroepen waren, hadden vergeeten. Op de zelve zolder en daarboven lag meede veel turf en Sweeds teerig brandhoud, waar in deGa naar margenoot+ brand wel haast dapper vattede: maar dewyl de vensters rondom dicht geslooten waaren, 't welk altyd de branden lang verhoolen houd, weird menze hier ook niet gewaar voor dat al 't gemelde linnen, turf, teerig houd en 't geen 'er meer op de zolder was met het dak geheel ontsteeken zynde, de vlam teffens met groot geweld, voor, achter en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
boovenwaart uitbarste: waar op zo zwaaren rook, die het teerig hout veroorzaakte enGa naar margenoot+ daar de vlammen door heen speelden, volgde, dat de buurhuizen daar van bedekt wierden en meede in vollen brand scheenen te staan: gelyk 't gerucht zich ook zodanig door de geheele Stad verspreide, en zelfs ter kamer der Heeren Burgermeesteren wierd gerapporteert dat reeds drie of vier huizen genoegzaam onder de voet laagen, en hetGa naar margenoot+ geschaapen stond om 't geheele blok (bestaande uit meer dan tachentig huizen) af te branden. 't welk dus by d'omstaanders en Buuren verwacht en gevreest wierd, zo wel om de grootte en schielykheit van den brand, als om 't zwaare Ys daar de burgwallen meede beslooten laagen; en dat veele zich inbeeldden dat men in zo fellen vorst het waater niet zouw konnen gebruiken, maar alles daar 't zelve aanquam vast zou vriezen. Dog d'uitkomst deed haast het tegendeel zien, en dat zulx aan d'uitwerking der Slang-brand-spuiten niets altoos kon hinderen. De Spuiten wierden zeer spoedig op 't eerste gerucht bygebracht, dicht by den brand, ook zelfs op 't Ys, geplaatst, en onderwyl opening daar in gemaakt. De Spuit slangen, gelyk (by A en B) is afgebeeld, alle van vooren by de geevels opgehaalt, boven door de Buurhuizen naar binnen en achter, daar de brand felst was, gebracht, en door uitgestoote pannen van de daaken gespuit, zonder dat men eenige verhindering door de vorst leed: de Spuiten en Slangen wierden wel daadelyk van buiten styf bevrooren en uitwendig niet als enkel Ys, maar van binnen in de Slangen, of omtrent de binne-deelen van de Spuiten, was geen bevriezing altoos; dat ook waarlyk om de snelle beweeging en geduurige loop vanGa naar margenoot+ 't waater onmooglyk is: en daar word in diergelyke gevallen niet anders vereucht (gelyk men klaar ondervond) als dat de Spuiten geduurig vol waater en in gestadige beweging, zo lang als noodig is dat 'er gespuit word, werden gehouden; 't welk men door 't middel van de Slangen gemakkelyk doen kan. De Spuiten overzulx by deezen brand meede zonder hapering, zo spoedig als men wenschen kan, ter gang gebracht zynde, wierd in een oogenblik tyds, zulk een meenigte waater in den brand gebracht, dat het zelve met groot gedruis de trappen afstroomde; ook zo dat men geen trappen kon zien, en noch lang na 't spuiten nauwlyks kon beklimmen. Al het vuur wierd in zo korten tyd en vaardig geblust dat ook het eerste huis zelve, waar in de brand ontstond, niet teegenstaande zo contrarie geruchten en die niet ongefondeerd scheenen alom verspreid waaren, geheelyk staande bleef. De Buurhuizen waaren in 't minst niet beschadigt, als alleen door 't afstoten van de pannen om door te spuiten; gelyk de volgende Figuur, afbeeldende de zelve huizen na 't blussen van den brand, die kort daar aan na 't leeven is geteekend, vertoont: 't Lywaad, met meerder huisraad van manden, kleerstokken, en diergelyke, dat op de zolder lag, vondmen half verbrand in 't waater dryven: van het teerig brandhout en de Turf, was alleen de buiten kant verbrand: de balken en zoldringen vond men meede alleen geblakert, of zo weinig ingebrand, datze meest alle konden blyven leggen; zonder dat 'er laager in 't huis eenige schade geschied was. En 't geheele huis dat kort te vooren in zo fellen brand had gestaan, was even daar na van buiten en binnen zo dik bevroozen, dat men 'er nauwlyx iets anders
De twintigste brand viel voor den 23. April des zelven Jaars, in een groote party RietGa naar margenoot+ van een Scheepmaker, leggende in een houte geteerde Loots op zyn werf. Onder de buurhuizen, daar af de gemelde Loots digt omsingeld lag, was een Smit, wiens vonken men geloofde dat door den wind, dewyl het doen zeer hart waaide, in de gemelde Loots ingejaagd zynde, den brand veroorzaakten: immers ze wierd 'er geweldig door voort gedreeven: 't was daar en boven op een uythoek van de Stad, 't Realen eyland namelyk, en in den tyd van d'eerste slaap, des avonds omtrent 11 uuren. Even wel niet tegenstaande zo veel nadeelige toevallen, en dat het Riet een der ligt brandenste stoffen is, vaardig vuur vat, en een zeer groote vlam maakt, inzonderheyt wanneer het door een sterkenwind word opgeblazen, die altyd de branden geweldig voort dryft en door alles wat 'er omtrent is verspreyd (gelyk hier ook de buurhuizen in het uyterste gevaar stonden) wierd echter het geheele ongeval gered, de brand gestut en geblust door een eenige Slang brand-spuyt, daar digt by staande: en zulx zo vaardig dat niet meer als omtrent de helft van het Riet verbrande, de rest wierd behouden: de Loots vond men alleen geblaakert, en de buurhuizen leeden geen schaade altoos. Invoegen dat de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina *43]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina *45]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina *47]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De eenentwigste brand, ontstaan den 19. July daar aan volgende op de Prinse graft, was weeder in alle manieren van moijelyke omstandigheden; zeer ontydig en op een ongerede verhoole plaats, in een Pakhuis dat zylings teegens een Stroopmakery aanstond en alleen met een gemeene muur, met houte stylen deur werkt, daar van afgescheiden was. Tegens een van de gemelde stylen stond een van de Stroopmakers fournaisen, waar door het ongeluk veroorzaakt en tot in 't pakhuis, daar niemant in was, gebragt wierd. De vlam verspreyde zig daatlyk van onder langs de zolder heen, en dreef een dikke rook door de voor en achter vensters en logt gaaten uit. Doen wierd men den brand wel daatlyk gewaar, maar 't geen de blussing inzonderheit moejelyk maakte, was dat de laagste verdieping van 't pakhuys, daar de brand hevigst in ontstak, tot aan de zoldering toe vol Campetie-hout gestaapelt lag: invoegen datmen 'er niet in kon spuiten voor zo veel houts af gewerkt was, dat 'er een man boven op langs heen kon kruipen, die, de Spuit-pyp meenemende, de Slang langs en over 't Campetie-hout deed na sleepen, tot daar hy opening vond om in 't vuur te spuiten: 't welk doen zo vaardigen prompt geblust wierd, dat niet tegenstaande alle die verhindering en ophouding, echter de zolder nog nergens was deurgebrand, en dat aan 't Campetie-hout ook maar zeer
De tweeentwintigste brand was daags daar na, in de Bloed-straat, in een hoekhuis, 'tGa naar margenoot+ welk door vier byzondere huisgezinnen wierd bewoond; daar van 'er een in de Kelder, een in 't beneeden Huis, en twee andere op de Kamers boven elkandren woonden. De brand ontstond kort na den middag, op de laagste Kamer, terwyl de Bewoonders, zo wel van deeze als van de Kamer daar boven, uyt gegaan en beyde de wooningen wel digtgeslooten waaren, na men meende door koolen, die nog niet volkoomen gedooft, in een bak, onder een bedstee gezet zouden zyn geweest. Immers 't is zeeker dat de brand al het binnen houtwerk, huisraad, bedsteeden en zolderingen tot onder 't dak had ingenomen, eer 'er iemant iets van gewaar wierd: want eeven te vooren langs dit huis voorby gaande was nog alles in stilte, maar nauwlykx een straat weegs verder komendeGa naar margenoot+ wierd 'er zeer schielyk brand geroepen, en daar op omziende zaagen wy een vervaarlyken rook op gaan, die lang geslooten geweest zynde teffens wierd uyt gedreven. Ondertussen zat de Kleermaaker, die 't beneeden huis bewoonde, nog bezig te werken, tot dat, een van zyn buuren hem toeroepende dat het huis boven zyn hooft brandde, hy de vlugt nam: en in der daad sloeg de vlam zo schielyk en te gelyk aan alle kanten door de vensters by A, B, C, D, in d overstaande Figuur (afbeeldende 't gemelde huis na de blussing) en by t' dak uyt, dat eer wy te rug konden komen geen mensch meer langs 't huis heen dorst gaan, en men alle oogenblik verwagtte dat de geevel zou neerstorten. Doen was nog niet een Spuit ter gang, dat ook om de kortheit van den tyt niet mogelyk was; echter ze raakten kort daar na klaar en zeer prompt en vaardig te werk: de Slangen bragt men, dewyl dit een hoek huis was, in d' overstaande huizen; van waar een korten tyt door de vensters A, B en het dak ingespuit en de meeste vlam weg genoomen zynde, liepen de geaffecteerdens met de Slang al spuitende in 't brandende huis en naar booven, en 't vuur voor haar heen gestadig uit blussende,Ga naar margenoot+ beklommenze zo spoedig weer de boven zolders, dat lang binnen den tyt van een quartier uurs na dat men den brand voor 't eerste hadde gezien, zy met de Spuit-pyp door al de kamers tot in den top van 't huis geavanceert waaren, en alles uitgeblust hadden: in voegen dat dit huis, waar omtrent eeven te vooren niemand had derven komen uyt vrees van bevallen te worden, zonder een steen van afte vallen, tot den top staan bleef, en geen buurhuizen, niet teegenstaande 't naaste geheel van hout was, beschadigt wierden. Men bevond na de blussing, dat de brand, doenze zo lang beslooten geweest zynde locht en opening kreeg, niet alleen bovenwaarts maar ook tot beneeden in de kelder was doorgedrongen; en dat gevolglyk het geheele huis van daar tot in 't opperste van 't dak toe, door zo veel wooningen heen, die alle hun winterbrand van turf en hout op de bovenste zoldringen hadden leggen, te gelyk in vollen brant had gestaan. De turf en 't brandhout bleef genoegzaam altemaal overig, het huisraad van kassen, tafels, stoelen, wiegen, kleeren, bedden, kleer stokken en diergelyke vond men,Ga naar margenoot+ dat vreemt te zien was, alle nog in de zelve ordre en gestalte alsse te vooren geweest waaren, maar zwart verbrand en in gekoolt, en over zulks weynig waardig. De schade aan de gemelde goedren der vier Huisgezinnen, by de Geintresseerden zelve | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De drieentwintigste brand was maar vier daagen daar na, den 24. July, op den binnenGa naar margenoot+ Amstel, in een Rosemaryn-olie brandery; op 't midden van den dag: en ontstond, door dien iemand van onder 't fournais eenig vuur daar vlam aan was uithaalde, welke vlam de waasem van de Olie rakende, die inzonderheyt heet zynde zo vlug is datze zig door de locht verspreid en vervliegt, sloegze eeven als een blixem tot in 't fournais: de knecht, schoon hy daatlyk de vlugt nam, wierd merklijk aan 't hooft en handen gebrand; en de gansche brandery zoo geheel van vlam vervult, datze met eene slag aan alle kanten, en boven waart tot in een andre wooning, door brak; en de bewoonders, zonder datze iets konden mede nemen, daar uit dreef. De brand derhalven ook ten eersten gezien zynde, wierden de Spuiten zoo vaardig by gebragt, de Slangen langs de trappen op geleyd, en de Spuit pypen tot in de brandende vertrekken gesteeken en gespuit, dat de brand by na zo haast weer geblust wierd alsse ontsteeken was: 't welk inzonderheyt ook na de blussing bleek, dewyl de Brandery overal niet anders dan geblaakerd wierd gevonden; de wooning daar boven was meede aan alle zyden, zo ver opening geweest was, alleen met stralen berookt en gebrand; en de gevlugte Bewoonders vonden op haare weerkeering, al haar huisraad nog geheel en ongeschonden, en de schade van zo gevaarlyken
De vierentwintigste brand was op de Gelderse kay, den 26. September, 's avonds omtrentGa naar margenoot+ 5. uuren, in de Kermis daagen; en wierd zo men meende veroorzaakt door Jongens welke omtrent die tyt gewoon zyn veel met klyne vuur werkjens, voetzoekers en diergelyke te werpen, waar van 'er een door een openstaand venster by ongeluk vloog in een Bezemmakers kelder, die met heyde beleyd was, en tot diep inde heyboslen indrong.Ga naar margenoot+ Men wierd geen vuur gewaar voor dat, de heyde sterk in brand geraakt zynde, de vlam voor en achter door de vensters uytsloeg. De Spuiten daar op ten spoedigste by gehaald werdende, kon men gemaklyk terstond, met door de vensters in te Spuiten, de meeste vlam wegneemen en alle voortgang beletten; maar dewyl de hey tussen de balken in tot aan de zoldring toe op gestapelt lag, bleef het vuur daar nog lang tussen verhoolen; en de smeulende hey dreef zoo sterken waasem en rook uit, dat men niet ver genoeg in de Kelder kon ingaan, om van onderen tegen de zoldering aan te spuiten. Men was derhalven genoodzaakt geduurig die geene die de Spuit-pyp bestierde, te verwisselen, en op die wyze langzaam t'avanceeren, tot dat de rook en hette onder 't geduurig Spuiten hand overhand verminderende, endling toelieten de geheele kelder deur te gaan: als wanneer, 't overige vuur haast geblust zynde, men nog 't meerder gedeelte van de hey onverbrand overig vond, en aan 't huys zelve had buiten de gemeldeGa naar margenoot+
Omtrent een maant daar na, den 21. October, viel de vyfentwintigste brand voor,Ga naar margenoot+ aan 't end van de Tuinstraat, op een achter kamer, door doove koolen die de bewoonders, eerze noch genoeg gedooft waren, onder een bedstee hadden gezet, en alle vensters en deuren rondom digt geslooten hebbende, ter Markt gegaan waren. Invoegen dat de brand de geheele kamer deurkroopen had en buiten uytsloeg, eer menze vernam; en te gelyk wasze meede naar boven in de turf en 't hout gedrongen. Doch, dat eevenwel dit zo ver verspreidde vuur wederom gemaklyk en vaardig wierd gestuit, waar toe men de Slangen door 't beneeden huis langs de trappen na boven bracht, bleek, dewyl
De sesentwintigste brand, die den 29. November daar aan volgende voor viel,Ga naar margenoot+ was niet minder aanmerklyk, en zeer gevaarlyk; op de kleveniers burgwal in een der Gasthuis huizen, des nachts omtrent 12. uuren, na dat de Bewoonders eerst te bed gegaan waaren. De Vrouw alleen wat na op gebleeven zynde, hoorde 't in haar achter-keuken geweldig knappen, en daar na willende gaan zien, zagze, zo dra de deur | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geopend was, den brand. Zy die noch niet groot vindende, geloofde datze met hulpGa naar margenoot+ van haar huisgezin dezelve wel meester zoude konnen worden; en de deur daar op weer toe stootende, gingze bedaard genoeg haar Man op roepen: maar die had nauwlykx gehoord dat 'er brand in zyn huis was; of ontstelde zich zodaanig, dat hy t'eenemaal ontbequaam wierd om iets te helpen. De Vrouw liep doen na booven, om de meit te roepen; die niet minder verbaast uit de slaap schoot, haar onderrok alleen aantrok, en met de rest van haar kleeren in den arm, in plaats van te helpen, ten huise uit liep. Doen ze zich dus van alle hulp ontblood vond, en weer in d'achterkeuken komendeGa naar margenoot+ zag, dat de brand ondertusschen geweldig was verzwaard, riepze endeling op de straat om hulp, en dat 'er brand was. Doch eer te middernacht het volk ter been, en met de Spuiten by den brand komen konde, was niet alleen de gemelde achterkeuken, welke raakend tegen 't voorhuis, en met de keuken van 't Buurmans huis onder een dak, stond, geheel ontsteeken, maar ook de brand door de turfkoker, die uit de gemelde achterkeuken na de turfzolder van 't voor huis liep, tot in den turf en 't dak gedrongen. 't Welk te gevaarlyker was, om dat al de turfzolders van tien of twaalf der wederzyds naaste buurhuizen onder 't zelve dak, alleen met eenig dun muurwerk gescheyden stonden; en zich op deed, als of alle de gemelde turfzolders, en by gevolg zo veel buurhuizen meede, daatelyk in brand zouden hebben geraakt. Zo quaden toestand maakte groote verleegentheyt onder de buuren, tot dat de SpuitenGa naar margenoot+ by gebracht waaren: en beyde, voor op de straat en achter op de plaats van 't Gasthuis, 't welk tegens de achterkeuken aan strekt, gezet zynde, wierden de Slangen te gelyk van achteren op d'achterkeuken, en van vooren door de gang heen gebracht, een derde op de zolder geleid, en de Spuitpyp door een reet van de deur, terwyl de geene die zeGa naar margenoot+ voerde zich achter de zelve verbergde, gesteeken. In dezer voegen wierden niet alleen de buurhuizen beveyligt, die geen schaade altoos leden, maar zelfs d'achterkeuken noch staande gehouden; en 't meeste keuken gereetschap van potten en keetels wel zwart geblaakert doch ongeschonden bewaard: een deel vlees dat gezouten stond, dewyl het doen in de slachtyd was, vondmen half gaar gebraaden en van buiten geschroeit, maar echter noch bequaam om te gebruyken: de turf en 't hout was ook noch maar zo kleynen gedeelte van verbrand, dat de Bewoonders hunne geheele schaade niet hoger
De zevenentwintigste brand en de drie volgende, wierden alle by na ter zelve tydGa naar margenoot+ dat menze vernam, met zeer weynig schaade, wederom geblust; zonder dat 'er iet byzonder aanmerkelyk, of dat niet meede omtrent de voorige branden plaats gehad heeft, in voorviel. En dewyl wy in 't verhael der zelve, tot nu toe, meest omstandig hebben aan geweezen, op wat wyze de blussing wierd gedirigeert en zich toedroeg, zullenwe om niet dikmaal gelyke dingen te herhaalen, de volgende beschryvingen bekorten. Deeze brand ontstond den 26sten December, des avonds omtrent 9. uuren by de Leidze poort, in de kelderkeuken van een gedistilleerde-waater-verkoper door doove koolen die in een kas wederzyds tussen ander kaswerk in staande, gezet waaren; welke weer aan glimmende, raakten 't gemelde kaswerk neevens 't geheele vertrek in brand zonder dat men 't gewaar wierd, voor dat de rook en vlam door de deur en zy vensters, die beide dewijl 't een hoekhuis was aan de straat quaamen, uitsloeg. Eevenwel wierden de Spuiten zo tydig bygebracht en de brand geblust, dat zelfs het dunne houtwerk der gemelde kasten en bedstêe, noch in zyn gestalte bleef staan; en de geheele zoldering van de keuken, met een dun bekleedsel, alleen om de zwartheit van den brand te dekken, kon hersteld worden; en zonder dat 'er verder aan 't bovenhuis eenige schaade geschiede. Dus vondmen meede de goederen daar in zyndeGa naar margenoot+ (uit gezeid een kleerkist die alleen buiten gebrand, en van binnen met al de kleeren ongeraakt was gebleven) wel meest bedurven, doch niets geheel verteerd; en de
De achtentwintigste brand was den 10den Maart van 't volgende Jaar 1685 in 't huisGa naar margenoot+ van een Witwerker, op d'oudezyds voorburgwal: en de negentwintigste vier daagen daar na, in een Zeepziedery op 't water; Beyde in schoorsteens en 't houtwerk daar op staande; waar in ze ook tydig, zonder verder te komen, wierden geblust. Invoegen dat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
er geen schaade van belang door wierd geleeden. Kostende de reparatien, volgensGa naar margenoot+
Geen meerder schaade deed de dertigste brand; welke in de Stads Schermschool denGa naar margenoot+ 30sten Juny begon omtrent of aan de geweer kassen, door een brandend lond, zo men meende, dat daar aan was opgehangen en vergeeten. Maar dewyl 't Schermschool een zeer laag dak had, sloeg de vlam daatlyk buiten uit, en 't wierd daar door zo tydigGa naar margenoot+ gezien en geblust, dat de geheele reparatie niet meer wiert getaxcert als op 25 guld.
Den 20sten der zelve Maand geraakte 't ongeluk in de Bakkery van een Koeke bakker,Ga naar margenoot+ by d'oude haarlemmer sluys; in een deel Rysbossen, die des avonds by en voor den Ooven, om te droogen, waren geleyd, en 's nachts omtrent half twaalf uuren, na dat de Bakker en zyn Knechts een uur of anderhalf te bed waren geweest, door eenig vuur dat op den haart voor den ooven was blyven leggen, ontsteeken wierden; en niet alleen de geheele bakkery meede ontstaken, maar de brand drong ook dadelyk deur tot in 't vertrek boven de bakkery. De Bakker, misschien door 't gedruis wakker wordende, hoorde dat de glaazen van zyn bakkery in stukken borsten, en daar op ten bedde uyt loopende, vond hy den brand zo zwaar en groot, dat hy geheel verbaast na de straat liep om hulp te roepen: waar op de Spuiten in zeer korten tyt by gebracht en te werk gesteld zynde, wierden de Slangen door de buurhuizen en 't voorhuis zelve, zynde de bakkery een achterhuis en rondom digt betimmerd, heen geleid en de brand zo vaardig gestuit enGa naar margenoot+ geblust, dat niet tegenstaande de bakkeryen, en alles wat 'er in is, gemeenelyk zeer droog zyn, en derhalven het vuur veel snelder als anders indringt, echter dit geheele achterhuis, zonder beschadiging van de om-en aanstaande buurhuizen, wierd behouden. De zolder en 't ander houtwerk van de bakkery was maar weinig ingebrand, en verder alles zo volkomen in zyn stand gebleeven, dat de Bakker zich aanstonds daar van wederom
Den 31sten Augustus daar aan volgende, meede omtrent middernacht, ontstont op 't endGa naar margenoot+ van de Singel by d'oude vysel-straat, brand in 't huis van een Distilleerder, door 't afbarsten van den helm: waar op de brand daatlyk in de ketel vloog, en te gelyk de schoorsteenmantel met de schoorsteen en 't geen 'er om en by stont zo heevig ontstak, dat de koolen en vonken tot in andere wooningen over vielen. 't Welk derhalven ten eersten van buyten op de straat gezien zynde, wierdze zo vaardig wederom geblust, dat 'er geen noemens waardige schaade door wierd geleeden; immers beliepze in 'tGa naar margenoot+
Den 20sten October ontstond, voor de drieendertigste maal, brand in d'Oude zyds Armsteeg,Ga naar margenoot+ op d'achterkamer van een Katoendrukker; door groote vuurtesten die hy onder de katoenen op de gemelde kamer over stokken tot op de vloer neerhangende, om ze te doen droogen, had gezet. Maar dewyl 't over dag was, en men 't ongeval tydig vernam, wierd de brand ook aanstonts weder gestuit en geblust, zonder meerder schadeGa naar margenoot+
De vierendertigste brand was van veel grooter belang, ten uytersten gevaarlyk enGa naar margenoot+ fel, ontstaan op den 23sten January des volgenden Jaars 1686. aan 't achter end van de Tuinstraat, niet ver van Stads Wallen, in 't huis van een Quakzalver; die bezig zynde met zyn genees middelen te bereyden, een groote pot op 't vuur had gezet om balsem sulferis te maaken: welke pot, by ongeluk barstende, vloeyden 't mengsel in 't vuur enGa naar margenoot+ brandende langs de vloer van de keuken heen. Hy meende 't echter met hulp van zyn Vrouw, niet tegenstaande de vlam reets tegens hen aanvloog en haar 't vel van 't aanzicht en handen schroeyde, door 't opwerpen van deekens te dempen; maar 't mislukte, en de Quakzalver wierd onderwyl zo jammerlyk gebrand, dat hy van pyn uytzinnig,Ga naar margenoot+ zonder te denken wat hy deed, uit zyn huis in 't waater liep; 't welk daar na zyn ongemak niet weynig verzwaarde. Doen raakte terstont, door de felheit der gemelde stoffen de kelder vol vlam die niet alleen te gelyk meede in de boven vertrekken van 't huis indrong, maar ook voor en inzonderheit achterwaart tegen de buurhuizen, daar veel | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
houte getimmertens onder waaren, en die byna raakend tegens het brandende huis aanstonden,Ga naar margenoot+ uytfloeg en meede ontslak: 't welk de Buuren haare goederen met groote verbaastheit deed by een pakken om te vluchten. Doch onderwyl een of twee Spuiten bygehaald zynde, wierd de Spuitpyp van een der zelve, onder geduurig spuiten, van vooren door de kelder ingebracht,en onderwyl andere van achter door de buurhuizen heen geleyd: en de zelve noch zo tydig geblust, datze alleen van buiten aan de vensters gebrandGa naar margenoot+ en zwart geworden waaren, 't Quakzalvers huis wierd meede behouden, zelfs zonder andere beschadiging als aan de kelder daar hy ingestookt hadde, en 't eerste vertrek daar boven; daar in beyde eevenwel de balken en zoldering konden blyven leggen: gelyk ze de Eigenaar ook maar met dun hout deed bekleeden. Dus was waarlyk het branden van deze menschen de grooste ramp; inzonderheit van de man, de vrouw was het wat tydiger ontvlucht, maar hy bleef na zyn genezing jammerlyk geschonden: behalven dat zyn meeste vingers styf waaren, had hy by na de geheele gestalte van zyn aanzicht verlooren. Zyn verdere schade aan medicamenten huisraat en kleeren, die wel niet heelGa naar margenoot+
De vyfendertigste brand liep op verre na zo qualyk niet af, inzonderheit voor 't lyfGa naar margenoot+ van de Bewoonders, welke, doenze ontstond, uit waaren. 't Was op den 6de February des avonts in de lange straat, op een achterkamer: na men meende veroorzaakt door doove koolen, die te na aan een kleerkas gezet waaren. De brand wierd zo spoedig door by gebrachte Spuiten gestuit, waar van men de Slangen langs de trappen op door de kamerdeur,na ze met geweld opgebrooken was, leydde, dat 'er geen vuur buiten de gemelde kamer quam. De kas was meest weg, doch de kleeren en 't lywaat alleen van buiten afgebrand, maar overzulks, schoon 't van binnen gaaf was, meest geheel aan lappen enGa naar margenoot+
Drie dagen daar na, den 9de February namelyk, was weeder brand in 't huis van eenGa naar margenoot+ Smit, in 't end van de Kathuiserstraat, by Stads wallen. Deeze brand deed zich in alle deelen bekommerlyk op: 't was doenze uit brak omtrent middernacht,veer van de hand, en quam in 't Smids huis, uit een pakhuis van zijn Buurman, daar niemand in woonde, maar dat tot een Smeersmeltery gebruikt wierd en zyn fournais had staan tegens de muur, welke deze huizen scheidde, en aan beide gemeen en door ouderdom zeer gescheurd was. Hier langs raakte, door vuur dat na 't stooken onder 't fournais was blyven leggen, 's nachts een deur-kosyn in 't Smids huis in brand, en 't zelve zo vol rook dat 'er de Smit en zijn huisgezin van wakker wierden. Hy zich om te blussen alleen niet sterk genoeg vindende, maakte gerucht op straat om hulp: 't welk zy zo vaardig, door by komende Spuiten, kreegen, dat de schaade van dezen geheelen brand, die geen kostelykeGa naar margenoot+
Niet minder gevaarlyk was de volgende zevenendertigste brand, den 29ste July vanGa naar margenoot+ 't zelve Jaar, in een nauw steegje, in de Loyerstraat, op een achterkamer, bewoond by een Weduw en haar kind, ontstaan. Het ongeval wierd veroorzaakt, zo zy meende, door haar hondje; 't welk alleen in huis bleef, na dat zy uit gegaan was en een strykyzer met vuur had laten staan op de taafel; waar op zy geloofde dat haar hondje, na brokjes brood die haar kind eeven te vooren gegeeten hebbende had laten leggen, zou gesprongen en 't Yzer om gestooten hebben: altans de brand wierd niet vernoomen, gelyk gemeenlyk wanneer de bewoonders uit zyn gebeurd, voor datze, het geheel vertrek van vuur vlam en rook vervult zynde, met geweld door de vensters en glazen uit barstte. Echter wierdze zo spoedig geblust (niet teegenstaande daar en boven de steeg nauwlyx drie voeten wyt was, in voegen dat 'er geen Spuit maar wel de Slangen, die over al deur konnen, ingebracht konden worden) dat wederom de brand niet buiten gemelde kamer quam en dat de zelve, ook noch met dun bekleedzel tegen de beschadigde deelen te voegen, weer in stand kon werden gebracht. De schade van de weduw reekende zyGa naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 1sten November van 't zelve Jaar was 'er brand by de Raampoort, omtrent middernacht;Ga naar margenoot+ in Hoy, dat qualyk en zeer gevaarlyk geplaatst lag, in een houte loos tegens een tweede hout gebouw of Pakhuis aanstaande, daar de brand met een teffens in sloeg; maar inzonderheit brakze door het dak uit. 't Welk groot gerucht op straat maakende, wierden 'er eenige Geaffecteerdens van verscheide Spuiten meede door op gewekt; daar van de naaste zo vaardig hunne Spuit by brachten en den brand blusten, dat de tweede komende niet nodig was, noch ook te werk gesteld wierd. De Loots vond men na de blussing alleen geblakerd, en zo weynig van 't hoy verbrand, dat de geheele
Den 28sten van de zelve Maand des morgens vroeg, raakte in de Linde straat tenGa naar margenoot+ huize van zekere Juffrouw, die zich voor Prophetes uit gaf en geheel alleen woonde, de kelder-keuken, met de goederen daar in zynde, in zo hevigen brand (by wat toeval wist men niet) dat de vlam van alle kanten uyt barstende, meede verscheyde andere vertrekken van 't huis ontstak; en inzonderheit de schoorsteen van onder tot boven, met het houtwerk dat'er opstond. 't Welk boven het dak uit steekende, wierd 'er de brand daatlyk door gezien, en veel volk ter been gebracht. De Spuiten hier mede aanstonds door de geaffecteerdens by gebracht zynde, wierden van de twee eerst gekome de Slangen geleyd, een de trappen af in de kelder, en de tweede de trappen op na booven, over de zolders en het dak tot in de schoorsteen: welke den brand volkoomen bemachticht hadden eer 'er meerder Spuiten, die eevenwel ten spoedigste volgden, by quaamen; en des zo tydig dat men na de blussing niets (uitgezeit alleen de bedslêe en schoorsteenmantel)Ga naar margenoot+ verder verbrand vond, als dat men 't noch met afschaven en bekleeden kon helpen. Zelfs twee vaten met gaaren die in 't midden van den brand hadden gestaan, waren de vaaten alleen van buiten geblakerd, maar 't gaaren ongeschonde behouden. Waarlyk een klaar blyk van de vaardigheit der blussing. De grootste beschadiging was aan de witte muursteentjes van de kelder-keuken, en de Marmere vloersteenen van de vertrekken daar boven, die van de geweldige hette meest afgeschilfert en stukken gesprongen waaren. Dit maakte dat de reparatie in 't geheel noch koste, volgens opgeven
De Veertigste en laatste brand was wederom in hard vriezend weer, op den 21stenGa naar margenoot+ January des volgenden Jaars 1687. op de Tesselse kay: en wierd veroorzaakt door deGa naar margenoot+ schoorsteenpyp van een kaggel, die door twee bedsteêden, nevens en rakend aan malkander staande, op liep tegens de zymuur van 't huis tot buiten het dak. Deze pyp, dun en zwak zynde, had een borst en opening gekregen omtrent ter plaats daar de bedden teegen aan laagen, waar door ze niet gezien wierd; maar de kaggel over dag vry sterk gestookt, en 't roet na alle apparentie aan 't vonken geraakt zynde, had den brand des avonds omtrent 9. uuren in gemelde bedsteêden, in de zoldring daar booven, in het dak en al 't geen 'er onder en omtrent was, zo heevig gebracht, dat de vlam helder boven de daken uitbrandde en over de straaten heen lichtte. Dus quamen 'er drie Slang-brand-Spuiten vaardig en zo te gelyk op een tyt by, dat ieder van hun meende d'eerste ter gang geweest te zyn. 't Welk weder alles, zonder de minste hapering door de vorst te lyden, geschiedde; en de brand wierd by na in een ogenblick tyds geheel geblust, met zo weynig beschadiging aan 't huis, dat in de zoldring en het dak alleen eenGa naar margenoot+ matig gat gebrand, en in 't vertrek laager, daar de brand begonnen was, buiten de bedsteêden en 't geen 'er inlag, niets geraakt was. Kort daar aan stond de geheele zymuur, van booven tot beneeden, en by na al 't geen omtrent den brand geweest en bespuit was, styf bevroozen, en 't water een merklyke hoogte op de zolder: 't welk, langs de trappen afstortende, de zelve zo glad deed bevriezen, dat menze nauwlykx konde beklimmen, en over al door de reeten van de zolder heen op de geen die 'er onder waaren droop: invoegen dat de kleederen van by na ieder die uit het brandende huis quam, in plaats van verschroeit te zyn, styf bevroozen stonden. Zonder dat eevenwel aan de Spuiten of Slangen zo lang de blussing duurde eenige bevriezing, anders als uitwendig daar 't geen hinder deed, gebeurde. De bedden, kussens, deekens, en diergelyke,Ga naar margenoot+ daar van 'er op de bedsteêden die niet gebruikt wierden, meerder laagen als 'er behoorden, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
was het vierdedeel niet verbrand, maar echter geen stuk ongeschonden, dewyl hetGa naar margenoot+ alles te midden in de vlam had gestaan. De schaade aan de huising beliep volgens desGa naar margenoot+
Hier by gevoegd zynde de schaadens van alle de voorgemelde branden van dit hoofdstuk, om 't geheele beloop daar af te zaamen te hebben (gelijkwe meede aan 't einde van het 2de hoofdstuk van dit deel, ten opzichte der schaadens, onder 't gebruik der Oude Spuiten en blusgereet-schappen voorgevallen, gedaan hebben) volgens het geene t'elkens is aangeweezen, naamelijk.
En over zulx yder Jaar door een omtrent 3670 guld. 't Welk teegens de voorgaande schaade, onder 't compleet gebruik der oude SpuitenGa naar margenoot+ en blus-gereetschappen geleeden, vergeleeken zynde, beloopende volgens 't geen in het tweede Hoofd-stuk deezes deels is aangeweezen, een somme van 341376. guld. Jaarlyx, zo blykt dat dezelve nu niet meer als omtrent een ten honderd, van 't geen ze te vooren was, bedraagt.
't Is ook zeer blykelyk en aanmerkelyk (ten einde niemand denke dat de voorige branden van erger hoedanigheden als de laatste zyn geweest, en daarom meerder schaade deeden, hoewel dit ook een onbegrypelyk toeval zou zyn om de ruimte van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tyd en meenigte van branden diewe genoomen hebben) dat veele van deze laatsteGa naar margenoot+ veertig branden, boven het meerder getal, van zwaarder beginselen waren, moejelyker omstandigheden, en erger toevallen hadden als die, tegens welke ze vergeleeken zyn. Zo was de vierde brand, in een Bakkery achter de huizen in dichte betimmering; en nog meer de vyfde brand, in een Zeepziédery, die achter vyf andre huizen gestrekt lag, en eer men 't vernam, van onder tot boven, door twee volle turfzolders heen verspreid was; zulks dat de buurhuizen en 't woonhuis 't uiterste gevaar liepen; gelykze ook van de bewoonders zelve voor verlooren wierden geschat, zynde voor al van geen beeter toestand als de eerste en tweede brand van 't 2de Hoofd-deel, in Zuikerbakkeryen die voor aan de straat en aan 't water stonden: en immers veel erger als de derde brand, in een Moutery en Graan-pakhuizen, die rondom vry stonden en weinige brandlijke stof in of aan hadden, en evenwel in tegendeel tot de grond vernielt wierden. De neegende brand was meede niet weinig bekommerlyk, in houte huizen, dichte betimmering, veer van 't water, in 't naarste van de nacht, en derhalven in alle deelen geschikt om groote ruinen te maaken. Gelyk ook de sestiende brand op de Oude Heere-graft, te midden van de nacht, en in 't voornaamste van de Stad, gesteld was om zeer groote schaade te doen, waare ze niet spoedig geblust geweest. De zeventiende was in veel deelen van gelyke omstandigheeden, maar onder alle de voorige elf branden is 'er geene die te gelyken is by den achtienden brand in een Terpentynolyebrandery; een der felste stoffen die bekend zyn, en ten opzicht van zyn om en aanstaande pakhuizen, met dezelve stof beleid, van de ergste verwachting die men zoude kunnen uitdenken. De negentiende brand op de Leydze Graft was weer in veel felder vorst als een der voorige, in 't voornaamste van de Stad; en zoude derhalven geen kleine schaade by voortgang gedaan hebben. Dus hebben meede de meeste van de overige branden, zelfs wel die de minste schaade veroorzaakten, gelyke of andere toevallen die ze zeer bekommerlyk maakten gehad, welke men lichtelyk in de beschryvingen kan na zien. En dewyl de blussing in zo veel branden als we nu verhaald hebben, en noch die sedert tot heeden toe zyn voorgevallen, en derhalven te zaamen in den tyd van acht Jaaren uitmaken een getal van meer als sestich achter een gevolgde branden, zonder ooit te missen, altyd eeven spoedig en gelukkig is uitgevoerd, ziet men blykelyk dat van deze inventie geen beeter uitval, noch omtrent de geheele brand-blussing geen meerder zeekerheit te wenschen was. En gevolglyk dat deeze Stad, ten dien opzichte, onder Gods genadigen zeegen, in volkomen veiligheit gesteld is.
Tot hier toe geschreeven hebbende valt 'er een Brand voor in een Schip, welke wy,Ga naar margenoot+ om dat het d'eenige van belang is die sedert het gebruik der Slang-brand Spuiten in Scheepen is ontstaan, om datze zeer aanmerklyk is, hier zullen aan voegen, 't Was in een Schip van omtrent 130 voet lang, by de overstaande figuur, na de blussing geteekend, afgebeeld, toebehoorende aan de Oostindise Compagnie, en dat voor de Timmerwerf op Oostenburg lag, de veerste uithoek van de Stad. Zy geschiede den 14denGa naar margenoot+ Mey 1690. op Pinxterdag, s'namiddags onder Kerktyd, waar door by na al 't Volk, zo wel dat op de Werf hoorde als die 'er by woonden, uit de Stad of in de Kerk zynde, van de hand was, en de gezeide werf genoegzaam ledig stond. Door wat oorzaak de brand ontstond heeft men niet konnen vernemen, maar wel, uit eenige weinige die 't van verre zagen, dat ze begon omtrent het voorste deel van 't Schip, en zoo schielyk, dat by na op 't zelve oogenblik doen d'eerste rook opging, het geheele Schip tot achter toe, en zelfs tot boven in de masten, in volle vlam raakte. 't WasGa naar margenoot+ doen een weinig na half drie uuren, en 't bleef dus geruimen tyd leggen branden, zonder dat 'er by na eenig devoir om te blussen wierd aangewend, zo wel by gebrek van Volk als van ordre: en ten deele uit inbeelding van dat het Schip niets te behouden was. Derhalven stelden zich de meeste van de weinige menschen die 'er noch omtrent waaren te werk om een tweede Schip, dat 'er dicht by lag, eerst met zeilen te dekken, en daar na uit de weeg te winden. En hier wierd door d'oude blus-gereetschappen, die de Compagnie neevens de Slang-Spuiten noch behouden had, by na gelyk nadeel geleeden als in 't Jaar 1680. by den brand in de Lynbaanen, hier voor verhaalt, gebeurde. Het uit de weeg winden was meede t'eenemaal vruchteloos, want men hadGa naar margenoot+ zo lang werk om 't vaartuig daar toe by te haalen, te plaatzen, vast te leggen en 't windtuig aan het Schip te brengen, dat, eermen ten vollen klaar raakte, 't geheele booven-deel van 't brandende Schip met de kajuit neergestort, en de meeste vlam die | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina *50]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina *51]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
boven en buitenwaart uit gebrand, en derhalven 't byleggende Schip 't grootste gevaarGa naar margenoot+ toegebracht had, nu laag en binnen de boorden beslooten was. In deeze gestalte vonden wy het, doenwe omtrent een quartier uurs na vieren, (eerder waaren w'er niet af verwittigt geworden, door dien 't gerucht van den brand zich zo traag in de Stad verspreidde, en de geene die 'er ons de tyding van moesten gebracht hebben, zo wel als alle andre Aangesteldens tot de Spuiten met de Pinxtertyd van de hand waaren) op de werf quamen. Het tweede Schip lag noch omtrent zyn eerste plaats, maar wierd kort daar aan verder weggehaald, zonder dat het doen eenig gevaar meer liep, en men had zo geheel van de blussing afgezien, dat een der twee Spuiten, die aan de werf staan, en de Compagnie toebehooren, wel by gebracht, maar zo neergezet en buiten 't werk gelaten was. Met ons quam te gelyk een der Stads Schouwen, die tot bewaringder Scheepen leggen, en ieder met twee Spuiten voorzien zyn, by. Deeze dedenweGa naar margenoot+ daadelyk aan de boovenzyde van 't Schip plaatzen, en de Spuiten door eenige weinige geaffecteerdens, die 'er meede gekomen waaren, ter gang brengen. Doen wierd daadelyk de brand, zonder datze zeedert iets verder quam, gestuit: en onderwyl lieten wy ook al d'andere, die met het Schip weg te winden bezich waaren, te rug haalen om te helpen. En de blussing vorderde zo vaardig en prompt, dat men, in veel minder dan een quartieruurs, met de Spuit-pypen en Slangen tot in 't brandende Schip, en op het tweede verdek klom, om de overige vlam en vonken over al in 't ruim en tussen de inhouten uit te blussen. Dus wierd het overige van 't Schip behouden, gelyk de gemelde figuur afbeeld. En 't is zonneklaar dat, zo men zich niet met vergeefs en t'eenemaal vruchteloos werk had bezich gehouden, maar daadlyk de spuiten te werk gesteld en de blussing bevorderd had, niet het vierde deel van de schaade waar geleeden. Ondertussen zag men dat een Schip, door en weer door inGa naar margenoot+ brand staande, schoon 't bepikt en beteerd is, eeven zo licht blusselyk is als de landgebouwen; of wel gemaklyker om dat men 't water dicht by de hand heeft. En wy vonden groote reeden om vaster als ooit te besluiten ('t welke alleen in 't voor by gaan zullen aanmerken) dat men zeekerlyk door dit middel, 't zelve ordentelyk in de Scheepen van Oorloge geplaast zynde, het effect der Branders van 's Lands Vloot zou konnen afweeren. Dewyl het onweerspreeklyk lichter is, een brand die van buiten aankomt af te keeren en uit te houden, wanneermen werktuigen gereed heeft, die de zeylen, 't wand, en 't geheele boord van 't Schip in een oogenblik dryvend nat konnen maken, als een Schip dat in en uitwendig door zyn geheele lichaam heen in brand staat, uit te blussen. |
|