Beschryving der nieuwlijks uitgevonden en geoctrojeerde slang-brand-spuiten, en haare wyze van brand-blussen, tegenwoordig binnen Amsterdam in gebruik zijnde
(1968)–Jan van der Heyden– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 44]
| |
Beschryving der nieuwelyx uitgevonde slang-brand-spuiten.
| |
[pagina 45]
| |
de Spuit woonende, tot Assistenten der Brandmeesters. Van welke de een by Brand zich bestiptelijk houd aan de Waaterkant, en de ander aan de Brandspuit: om op beide de plaatsen te gelijk het volk aan te pressen, en in ordre te houden. Aan haar word mede elk een Sleutel van de plaats van haare Brandspuit gegeeven. Behalven de Sleutels van de Spuithuisjes, die den Brandmeesters en Assistenten wordGa naar margenoot+ gegeeven, plaatstmen 'er mede een in 't naaste huis by de Spuit; die dan elk van de Aangesteldens by 't ontstaan van brand, zonder na de Brandmeesters of Assistenten te wachten, daar aanstonts kan bekomen, en de Spuit by den brand brengen. En ten einde de gemelde Brandmeesters, Assistenten, en d'andere Aangesteldens, behoorlijkGa naar margenoot+ met de Spuiten zouden weeten om te gaan, werden zy gezamentlijk, eens of tweemaal des Jaars, voor al in Mey, even na de verhuistijd, wanneer 'er voor de verhuysde wederom andere zijn verkozen, en 't getal op nieuw vervult is, door de Generaale Brandmeesters, (welker plicht het is over de geheele Stad te bezorgen, dat al het geene den Brand betreft behoorlijk geobserveert werde, en neevens de Blusgereetschappen in goeden staat blijve) op een bestemde plaats ontboden; en in 't gebruyk en hanteeren der Spuiten, en haar toebehoren onderrecht, in geschikte ordre verdeelt, en ieder zijn werk aangeweezen. Ten dien einde verkiezen zy voor eerst, uitGa naar margenoot+ de gezeyde Aangesteldens, drie of vier van de bequaamste en radste luiden, die gewoon zijn te klimmen, als Timmerluyden, Metselaars, Leydekkers, of diergelijke, welke zy 't voeren van de Spuit-pijp en 't stieren van 't water in den brand aanbeveelen. De overige verdeelt men in twee deelen, ieder van vijftien a sestien man: d'eene helft beveelendeGa naar margenoot+ 't uitleggen van de Waterslang, en vervolgens het water scheppen, om de Spuit geduuriglijk daar af te voorzien: en d'andre helft nevens het uitleggen van de Spuit-slang, het pompen en bewerken van de Spuit. Dit gedaan zijnde, wijst men ieder deel byzonderlijk aan, hoe zy zich by 't ontstaan van brand, omtrent haar werk, hebben te gedragen; 't welk men haar, door kundige luiden, eerst geschiktelijk laat voordoen, en daar na door hen zelver een Spuit, met de zelve vaardigheit die by brand word vereyst, verscheide maalen te werk stellen: haar middelerwyl onderrechtende, hoe zy zich by alle toevallen moeten redden, en na alle gelegentheden van tijd en plaats schikken; 't zy de brand by nacht of dag voor valt, datze binnens huis beslooten is, of buitenwaards uitslaat; datze dicht by, of ver van 't water af is, en diergelijke. Welke omstandigheeden wy hier niet verder zullen aanhaalen, om dat veel der zelve, inzonderheit ten opsichte van 't aanbrengen van water, in andre Steeden na haare gesteltheit, anders moeten gehandelt werden; gelijk men ook de bygereedschappen der Spuiten zelve daar na schikt, (daar afwe in 't begin van 't 3de. Hooftstuk van 't 1ste. Deel meer gesprooken hebben) en men derhalven zulks gemaklijker kan zien uit d'Instructien, diewe by 't afleeveren der Spuiten altyd gewoon zyn 'er nevens te zenden, en die na de hoedanigheit der zelve, en der Steeden daar ze gebruikt werden, geschikt zyn. Aan ieder der Aangesteldens werd vervolgens een kopere Penning gegeeven, metGa naar margenoot+ Stads Wapen en Nomber van de Wijk aan d'eene, en een Brandspuit aan de andere zyde daar op uitgebeelt: om die tot een teeken van haar ampt, daar 't noodig is, te gebruiken: en zo dra zy by den brand zyn gekomen, aan de Brandmeesters, tot teeken dats 'er zyn, over te geeven. Ten welken einde aan de tweede zyde van deze Penning meede een nomber wert geslagen, van 1 af tot 36. toe: houdende de Brandmeesters register van wat nomber aan ieder persoon wort gegeeven. Waar uit zy dan na 't blussen lichtelijk konnen na zien, wie van den Brand is afgebleeven, en by gevolg meede, wie van hun volk recht tot de premien hebben; of wie in tegendeel, om zyn traagheit, boete schuldig is: zonder dat zy haar Volk geduurende den Brand behoeven te leezen of aan te teekenen; 't welk meesten tyd om de verwarring niet wel mooglijk is. Verbeurende wyders ieder Brandmeester, welke door de generaale Brandmeesters tot het doen der gemelde exercitie ontboden zynde, afterblyft, ses gulden, en ieder der andre Aangesteldens drie gulden. Hier vooren hebben we gezegt, dat door de geheele Stad geplaatst zyn sestig Spuiten;Ga naar margenoot+ doch deze worden niet alle te gelijk of zonder onderscheit by den brand gebracht, maar altyd bestiptelijk de ses naaste, 't zy waar ook de brand ontstaat. En ten einde zulks zonder missen zoude uitgevoert werden, hebbenwe voor af, op de Kaart van Amsterdam, de plaatsen van al de Spuiten afgeteekent, en dan na gezien, welke ses Spuiten by ieder blokhuisen, dat tusschen straaten of burgwallen beslooten leid, de naaste zyn; en 't zelve aangeteekent hebbende, vervolgens voor ieder Spuit een byzonderen omtrek daar uit beschreeven: welke men neevens de plaatsing der Spuit en Emmers van die Wijk by een voegt, op de volgende wijze. |
|