Beschryving der nieuwlijks uitgevonden en geoctrojeerde slang-brand-spuiten, en haare wyze van brand-blussen, tegenwoordig binnen Amsterdam in gebruik zijnde
(1968)–Jan van der Heyden– Auteursrechtelijk beschermdDerde hoofdstuk. Van de Branden, zeedert het begin der Slang-Brandspuiten, tot het einde van 't Jaar 1681. als wanneer de zelve tot het vereiste getal gebracht en door de geheele Stad verdeelt wierden, voorgevallen.WY zullen deze branden afzonderlyk, en ook kortheitshalven alleen de zwaare ofGa naar margenoot+ die iets aanmerkelyks in hadden, verhaalen, om dat de nieuwe Spuiten niet eerder, schoon na de laatste brand van 't voorgaande Hoofdstuk geen Oude meer wierden gebruikt, tot het vereiste getal zyn aangemaakt geweest. Doen maals was nog maar eene, en lang daar na een klein getal Slang-spuiten in de Stad, die ook slechs uit Oude, (volgens de eerste Resolutie der Heeren Burgermeesteren hier omtrent genomen) hermaakt waaren; en die zedert om haar onhandzaamheit en andre gebreeken, welke groot nadeel aan de blussing deeden; wederom op nader Resolutie wierden verbrooken en met geheel Nieuwe verwisselt. De andre Oude Spuiten wierden ook noch gelaaten; gelyk meede de Brand Leeren, Haaken, Zeilen, en 't groot getal Brand-Emmers: welke niet zyn weg genomen als geruimen tyd daar na, en doen men by lange ervarentheit en veel branden volkoomen had gezien dat dezelve niet alleen geen voordeel, maar altyd merkelyk hinder en nadeel, deeden. Daar vereisten ook bequaame Ordres naar dit nieuwe werk geschikt; welke men noch moest uitvinden, in gebruik brengen, en dikmaals om toevallige zwaarigheeden, die zich onder de hand op deeden, wederom veranderen. Dit alles raakte niet geheel in staat voor 't begin van 't Jaar 1682. En zo lange wierden de weinige Slang-spuiten, met de Oude, die noch telkens door de Sleepers by de branden wierden gebracht, en de andere Blus-gereetschappen, belemmert: zy quaamen ook door haar klein getal, zwaarte, traagheit en disordre onder de Gildebroeders die 't blussen was aan bevoolen en door de geheele Stad verstroid woonden, gemeenelyk zo laat by, dat het vuur ver was verspreid, en veel huizen teffens, zelfs eens tot vyftig toe, ontsteken waren, voor de eerste Spuit te werk wierd gesteld: eevenwel schoon dan de branden zo veel grooter en gevolglyk moejelyker te blussen waaren, is het echter nooid gebeurt dat na d'eerste Spuiten ter | |
[pagina 19]
| |
gang gebracht waaren, de brand verder is door gedrongen. Wy zullen derhalven inGa naar margenoot+ dit Hoofdstuk haar uitwerking en vermoogen omtrent zwaare en wydverspreidde branden zien; welke men, zedert het volle getal Spuiten door de Stad ordentlyk verdeelt is geweest, altyd heeft voorgekoomen, en daar toe ons overzulx het volgende Hoofdstuk niet zo veel gelegentheit zal verschaffen. De eerste brand die zeedert van belang was, ontstond den 6 Maart 1673.Ga naar margenoot+ in de Oude Kapel steeg, op de zolder van een Brood-bakkery, die met Rysbossen, Turf en Brandhout beleid was; en te gelyk op de zolder van 't naast aanstaande Huis, dat met de Bakkery onder een dak, alleen met een houte schot gescheiden, stond. De beide zolders waaren eeven te vooren met brand-stof tegens de winter voorzien, en weinig laager lag het vol krullen en spaanders; 't welk zaamen zo heevigen vlam maakte dat de pannen teffens van het dak wierden afgesmeeten, het loot van de kerkglaazen daar tegen over weg smolt, en achterwaart verscheide buurhuizen meede ontstaken. Erger toestand is nauwlyx uit te denken: 't was in 't oudste deel van de Stad, daar de huizen zeer dicht, en zonder tussen plaatzen, gebouwt staan; in een nauwe straat en veer van 't waater: immers 't stond hier erger geschaapen dan by den brand in deGa naar margenoot+ Bloed straat en Barne steeg den 16 October 1662. ontstaan en vooren gemeld, daaromtrent veertig huizen by afbrandden. Met het maaken van Slang-spuiten was ook noch weinig gevordert, invoegen dat hiereen of meer der Oude Spuiten eerst quamen en met water gevult wierden: maar dewyl daar meede de brand, die meest achterwaart en het dak uitsloeg, niet kon bereikt worden, bleef men wachten totze ook voor door de Gevel heen zou dringen. Ondertussen quam 'er een eenige Slang-spuit, daar van de Spuit-pyp aanstonds boven in de Kerk wierd gebracht, door uitgestoote kerkglaazen in den brand gespuit, en d'uitslaande vlam teffens weg genoomen. Doen liet men de Spuit-pypGa naar margenoot+ weder af en bracht ze boven op een der huizen naast den brand, van waar men, vlak van boven neer daar in spuitende, de brandende turf, hout, en 't geene rondom meer ontsteeken was aanstonds geheellyk bluste. Het huistaad, bedden en kleeren vondmen zommig half verbrand, ander alleen van de vlam deurkroopen en gezengt: dat beneeden in de huizen was geweest bleef meest onbeschadigt, zelfs een groot deel krullen, spaanders, turf en hout onverbrand, en de beide huizen tot den top staan; 't houtwerk van binnen was alleen beschadigt. De buurhuizen, schoon reeds zo ver ontsteeken datze by de bewoonders voor verlooren wierden gereekent, leeden geen schade van belang. Dit ongeval zo haastig geblust als ontstaan, overviel den Bakker na dat hy zes daagen getrouwt was geweest en terwyl hy doodelyk krank lag; in welke gestalte hy ten huis wierd uitgedraagen. Men meende dat de brand moetwillig was gesticht door den Meesterknecht, die meede na de Vrouw had gevryd, zeedert haar zeer bestoolen, en nu zyn goedren tydig weeten uit den huise te brengen, en de vlucht te neemen, waar toe de luiden zelve geen tyd hadden gehad. De tweede brand op den 3. April daar aanvolgende was van geen voordeeliger geleegentheit:Ga naar margenoot+ in een zeer nauwe steeg aan 't achterend van de St. Jans straat, in een Katoen drukkery; die rondom dicht betimmerd en in zyn buurhuizen beslooten stond. Derhalven kon m'er niet by koomen, of waater in brengen als door en over de gemelde huizen heen; en gevolglyk was hier met Oude Spuiten geen voordeel altoos te doen, en daar moest een groote hoek weg gebrand zyn geweest, eerze in 't vuur zouden hebben konnen spuiten. Met Zeilen, Haaken en Leeren was meede niet uit te rechten als verwarring te maaken; en men leed van een der laatste merkelyk nadeel: de Slang van d'eenige Slang-spuit die hier by quam, wierd voor by de Geevel op en over een kanteeling heen gehaalt, langs de daaken geleid, en de Spuitpyp tot by den brand gebracht; 't welk naulyx gedaan zynde en terwyl men begon te spuiten wierd een zwaare Ladder tegens de zelve kanteeling opgerecht om volk op te plaatzen, en de Slang zo vast daar onder beklemt, dat het waater geen doortocht vindendeGa naar margenoot+ aan allen zyden met groot gewelt door voegen en naaden uitbarste. men zocht vermids het nacht en donker was en veel der oude Gereetschappen in den weg stonden, lang eer men dit toeval kon uitvinden (onderwyl verzwaarde den brand in zo dichten betimmering niet weinig: de vlam sloeg rondom tegen de huizen, daar onder verscheide met houte geevels waaren, en maakte groote verbaastheit en vluchting onder de buuren: doch doen na veel zoekens en disordre de gezeide beklemming gevonden en weg genomen was wierd de brand zo vaardig gestuit en geblust, dat de menschen,Ga naar margenoot+ die weinig tyds te vooren in 't heldre licht van de vlam gestaan hadden en zich nu teffens in 't duister vonden, haar inbeelden dat de vlam door ingestort muurwerk was | |
[pagina 20]
| |
gesmoort, en haast weer verheffen zou. De buurhuizen wierden alle zonder noemenswaardigeGa naar margenoot+ schaade gered, en de Drukkery zelve bleef meestendeel, en rondom in zyn muurwerk, daar alleen de toppen van afvielen, staan. Dus eindigde deeze brand, met kleine schaade te doen, schoonze zich in 't begin zeer gevaarlyk opdeed, en om de engte van de straaten, dichte betimmering van houte huizen, daar de Drukkery te midden in en van omsingeld lag, niet zonder groote ruine scheen te zullen af loopen. Het derde Ongeval was by een Gaarentwynder, den 12 November des zelvenGa naar margenoot+ Jaars, op de Prince graft, in 't slimste van de nacht, eeven naa't afgaan van de wachten: by welk toeval de brandgeruchten niet spoedig verspreid wierden, en 't volk traag ter been quam: de brand was ook in 't achterhuis, dat zo dicht met de omstaande buurhuizen beslooten was dat men 't vuur van de straat af niet kon zien. Hier door quaamen de Spuiten merkelyk laater, en doen d'eerste Slang door 't voorhuis wierd heen geleid, sloeg de vlam zo sterk tegens de achtergeevel aan, dat de bewoonder met d'uiterste verbaastheit het oopenen van de vensters belette, en men genootzaakt was de Spuitpyp door een uitgesloote glasruit heen te steeken, en zo de zwaarste vlam wech te neemen: maar zo dra had hy hier van 't effect niet gezien of hy oopende zelf de vensters, en wees hun de gevaarlyxte plaatzen aan. En dewyl dit een notabel geval was, 't welk, om dat het by na alles hebbende dat een brand schielyk kan doen verzwaaren, zich in 't eerst op deed als of 't een geheele hoek zou weg genoomen hebben, en dat de Regeering doenmaals naaukeurig d'uitwerking van deeze nieuwe inventie onderzocht, deed de Eigenaar by die occasie het volgende: Verhaal en Verklaaring, 't gepasseerde omstandig behelzende: welke wy derhalven hier voor naader beschryving zullen invoegen. Ik ondergeschreeve Eygenaar en bewoonder van de Blaauwverwery, op de oost zydeGa naar margenoot+ van de Prince graft by de Ree straat, getuige mits deezen hoe waar is; dat op den 12 November 1673. des morgens omtrent 5 uuren brand is ontstaan in het pak en werkhuis, staande achter 't voorsz huis, by de Ree straat, alwaar of de hoogste zolders, veel turf, en lager veel duizent ponden, zo los als gepakt gaaren lag, en veel meer andere brandelijke stoffe waren. Welke brand, dus laat in den morgen ontstaande, ter tijd als de Wachten al van de straat en toorens gegaan waren, zo vertrouw ik; dat de geruchten daarvan zich zeer laat verspreit hebben; zynde althans zulks, dat wanneer de Spuiten quamen om te blussen, de Brand zeer vervaarlijk was opgesteeken en niet alleen het gandsche huis door gedrongen, maar ook daar buiten, aan de aangehechte betimmeringe: 't welk een zeer naare geschapenheit veroorzaakte; te meer om dat het zo hart waaide, en dat daar ronzom heenen de huizen dicht tegens aan stonden; zonder elders aan de straat als met een naauwe en lange gang uit te komen. doch de Spuiten aldaar in het hevigste van het branden gekomen zynde, zo zyn terstond de Slangen van vooren door de vensters van de voorkamer van myn woonhuis in, en achter door de vensters van de achterkamer uitgeleid, en met zodanigen effect gespuit; dat de vlammen aanstonds van het brandende hout der cozynen, en van de zolders, mitsgaders de zolder balken van onderen, en van het gaaren langs heen, wierd afgestreeken: invoege dat noch hetzelve houtwerk; ten deele aan koolen, meest bleef staan; en het gaaren dat mede aan alle kanten in brand was, by na altemaal van buiten verzengt, de hoofden afgebrand en binnen noch gaaf wierd bevonden: zo dat ik noch veel duizend ponden, (doch voor een zeer geringe prys) daar van verkoft heb. Heb ook zelf de Spuitpypen doen aanleggen, op eene zyde van 't voorsz pakhuis, alwaar eenige vaten met Indigo stonden, die ook begonden te branden, en daar door behouden wierden, zo dat na 't uitblussen, alleen de vaten en niet de verf beschadigt was. En verklare mede, dat dit blussen door de Slangen alzo van plaats tot plaats door al de vertrekken van 't pak en werkhuis heen gecontinueert heeft, tot dat de laatste vonk daar van geblust, en alles dryvend nat van water was. gevende voor reeden van wetenschap, zulks doenmaals met groote omzichtigbeit, in mede hulp gezien te hebben. Ten ware oirkonde hebbe deze met myne hand geteekent. Onderstond Frans Fransz. Twynder. Het volgende Jaar waaren 'er verscheide branden, die alle vaardiger en met minder schaade te doen wierden uitgeblust: 't welk zich doen gemeenlyk schikte na dat de Slang-spuiten dicht by of veer van de hand waaren. Maar ons oogmerk omtrent het | |
[pagina 21]
| |
verhaal van de branden der eerste Jaaren dat de Slang spuiten in gebruik gebrachtGa naar margenoot+ wierden, alleen zynde om haar vermoogen en uitwerking omtrent de zwaarste, afgeleege en verwaarloosde branden te toonen, waar toe ons de laatste Jaaren, na het completeeren der zelve en der brand Ordres, als wanneer de branden altyd spoedig in 't begin zyn geblust, geen gelegentheit verschaffen, zullenwe die ten meestendeele voorby gaan, en alleen de eerste en laatste van dit Jaar beschryven. Deeze eerste was den 21. January, op de Brouwers graft in de Brouwery van denGa naar margenoot+ Eenhoorn; maar zo diep achter in, dat 'er een zeer groote ruine moest gemaakt zyn geweest, eer 'er eenig waater door de Oude Spuiten kon ingebracht worden; zy quaamen echter lang voor d'andre, doch zonder iets te konnen uitrechten. Maar een eenige Slang-spuit, schoon merkelyk laater koomende, en daar af men de Spuit-pyp en Slang door de Brouwery heen bracht, stuite en bluste den brand zo vaardig dat by na alles in zyn geheel bleef staan. De laatste was de tweede Kersdag, op de Gelderse kay, des morgens onder de Prediktyd,Ga naar margenoot+ terwyl de bewoonders buiten de Stad en 't overige huisgezin ter kerke was. De vlam wierd eerst van buur kinderen uit het naaste huis gezien, na dat de geheele achter keuken met zaal en zoldering was ontsteeken. Het voorhuis wierd opgebroken, doch de Slangen alleen door en over de naaste huizen geleid, maar by manquement van goede ordres, en inzonderheit door de onhandigheit der Spuiten, dat doen noch alleen oude hermaakte waaren, zo traag ter gang gebracht dat wy, een groot stuk weegs van daar uit de kerk gehaalt zynde, het alles noch in vollen brand vonden. 't Was een zeer lang huis met hennip beleid, en de achterhuizing, daar de brand in was, stond rondom op gemeene muuren met zyn buurhuizen, en dicht betimmert; invoegen dat 'er met de Oude Spuiten geen waater altoos waar in te brengen geweest: maar door't middel van de Slangen wierd de brand noch in 't achterhuis gestuit en geblust; en de buurhuizen, daar af de glazen reeds uitsprongen en afsmolten en de vlam tot binnen in sloeg, dwars door den brand heen met de Spuit-straal nat gemaakt en behouden. Na de blussing vond men, dat aanmerkelyk en een groot blyk van 't gedaneGa naar margenoot+ effect was, het lywaar, servetten, kleeren en al 't geen opgevouwen was geweest, aan vierkante lappen, van buiten afgebrand en van binnen volkomen gaaf; en zelfs ook zommige bedde goet maar weinig geschonden: in tegendeel was 't geld en zilverwerk door de hette gesmolten en tot klompen gestremt, ringen en andere juweelen waaren de steenen uitgesprongen, en wierden ons noch onlangs overblyfzels van goude munt, die geheel en ongeschonden in stukken zilver was in gedreeven, getoont. In't Jaar 1675. den 11. Maart geviel 't ongeluk op Stads timmerwerf, in de nieuweGa naar margenoot+ uitlegging dicht by Stads wallen; werwaards de weegen noch niet bestraat waaren; dit maakte dat men weinig kans zag om'er de hermaakte Spuiten, vermids haar zwaarte, te krygen, en dat men zich met Emmers (welke hier, door dien 'er de Stads Emmerloots meede geplaast is, in overvloed waaren) Leeren en Zeilen en een kleine oude onhermaakte Spuit zocht te behelpen; maar te vergeefs. 't Was eerst ontstaan in de Smedery, en drong tegen 't gieten aan voort na de Timmerloots, die 'er aangehecht en geheel van hout gemaakt is: men vond zich derhalven, na verloop van omtrent twee uuren, genootzaakt een der hermaakte Slang-spuiten met groote moeite te haalen en ze daar tegen over aan de voet van de wal te plaatzen, de Spuit-slang wierd door 't waater, datter tussen beide loopt, en omtrent honderd voeten breed is, heen gebracht; en hoewelze doen volle kort was, om den brand overal te bereiken, zo wierd echter dezelve daar door aanstonts gestuit, de Timmerloots geheel, en de Smeedery zelve noch grootdeels behouden. Terwyl men meermaal zodaanige verhinderingen van de zwaarte der hermaakte Spuiten leed, datze daarom overal traager byquaamen en paarden vereisten omze aan te voeren, dat zelfs by de gereedste branden haar grootte en omslag altyd merkelyk ongemak gaf, en datze inzonderheit ook lichtelyk quaamen te ontstellen, 't welk de Oude Spuiten schoon hermaakt, echter altyd onvermydelyk onderworpen bleeven, zogtenwe zulx doen in geheel nieuwe, en kleinder van omslag, die de menschen zelve zouden konnen aanbrengen, te verbeeteren; 't welk ons volkoomen en in allen deele gelukkende, staaktenwe ook aanstonds het hermaaken, dat doen ter tyd aan vyftien van de Oude Spuiten was gedaan; en 't zelve aan de Heeren Burgermeesteren geremonstreerdGa naar margenoot+ hebbende, wierd by haar Ed. Groot Achtb. daar op voort geresolveert, geen andre als deeze nieuwe klemen aan te maaken; en seedert ook, doen men 't verschil daar af by ervaarentheit omtrent de branden zag, al de Oude, en daar onder ook | |
[pagina 22]
| |
zelfs de hermaakte, te verbreeken, de materialen te verkoopen en met nieuwe te verwisselen.Ga naar margenoot+ Doch dit was zo haast niet uit te voeren of men moest zich noch, by verscheide van de volgende branden, meest met de hermaakte alleen behelpen. Een daar van was den 20. Maart 1676. in een gelaaden Schip voor de paalen in 't Y leggende, dat zeer heevig brandde; en doenmaals noch maar eene geheel nieuwe Spuit in de Stad zynde, was men genootzaakt te wachten tot dat die quam; zynde de andre te onhandzaam om op schuiten gebruikt te worden. Midlerwyl was men yverig beezig met emmers en gieters, maar zonder te vorderen. Dit was omtrent een gelyk gevalGa naar margenoot+ als den brand in 't schip de Zon op den 25. December 1671, in 't voorgaande Hooftdeel verhaalt, dat met al wat 'er in was tot op 't waater weg brande; en men verwachte nu ook geen beeter uitslag, tot dat de gemelde Spuit, op een vaartuig gezeten aangebracht zynde, teffens den geheelen brand bluste, het Schip, hoewel vry beschaadigt gelyk het reeds was doen 'er de Spuit by quam, behielt, en de laading genoeg. zaam geheel bewaarde. Hier op volgde den 12. July een zwaare brand, wel binnen de Stad, maar echterGa naar margenoot+ op 't allerongelukkigste in plaats en tyd. 't Was op 't afgeleegen eiland Marken, daar geen Spuiten waaren, noch iemand van die tot de zelve gestelt zyn omtrent woonde; op een Zondag morgen, eeven na 't afgaan van de nachtwachten, en terwyl ieder een noch sliep; zelfs wierden ook de bewoonders niet wakker voor dat de bedstêe daarze in laagen meede begon te branden, en zy om te vluchten door merkelyk vuur moesten loopen. In welke verbaastheit de Bakker zelfs een van zyn kinderen, slegs op de stoep neer geleid hebbende, en te rug keerende, om waar 't moogelyk noch iets van zyne goederen te bergen, gaf hy, door verbaastheit bedwelmt, brood en bollen in plaats van goederen van belang uit: invoegen dat 'er by na niets geborgen wierd. De brand begon van onderen uit de Bakkery op; men meende door vuur dat achter een styl tegens den Ooven staande gevallen zou zyn geweest. 't Huis was neergestort eer de Slang-spuiten gehaalt en zo ver gebracht konden worden; en een tweede zwaar ontsteeken, doen twee der zelve met zeer weinig van 't aangestelde volk quaamen;Ga naar margenoot+ die eevenwel 't laatste wederom geheel blusten, met het geene doen noch van 't eerste was over gebleeven; daar in men sedert veel kleederen en anderen inboel, van buiten verbrand, en van binnen noch gaaf vond, die in t felste van 't branden teffens met waater waren overstort. Te deezer tyd liep't altyd veel erger af met de branden die in de buitendeelen ontstonden, als die middewaart voorvielen, om dat men doorgaans omtrent de binnen delen, gelyk het de nootzaakelykheit daar meest vereiste, de eerste en meeste SpuitenGa naar margenoot+ plaatste; van welke der nu vyftien waaren gelast aan te maaken, nevens ses andre die in drie Schouwen of Schuiten gestelt, tot beveiliging van de Scheepen in het Y en de Waalen leggende, zouden dienen. Van welke laatste eene, by den eerst volgenden brand, groot voordeel deed. Deeze brand was meede in de buiten deelen van de Stad, den 31 January 16-8,Ga naar margenoot+ tegen over Kattenburg, in een houte Loots die met teerig touw, zeilagie en oud scheeps hout beleid was, waar in de brand heevig voort ging. Onder't zelve dak van de loots stond noch een woonhuis, dat toen meede rykelyk van oud touw, en pluiszel daar af gemaakt, voorzien was, en ook haast in den brand raakte. 't Was vlak op den middag, en door dien al 't volk van 't werk na huis was gegaan om te eeten verspreidde 't gerucht van den brand zo traag, dat 'er ook niet eene van de Slangspuiten uit de Stad by quam. Maar de Brand-emmers, Ladders en Haken, die overal genoeg waaren, ontbraaken 'er niet; en d'Admiraliteit, welkers Magazyn hier dicht by was, zond 'er ook twee noch oude Spuiten, die geen nut altoos deeden; groeiende den brand daar teegen geduurig aan, tot dat een Stads Brandmeester, die de sleutel van een der gemelde Schouwen, met twee Spuiten voorzien, had, daar omtrent koomende de zelve uit de Waal deed haalen en 'er meede aan de wal, daar gemelde Loots op stond, voer, de Slang en Spuit-pyp over de werf tot by den brand bracht, en schoon laat by koomende, evenwel doen 't vuur, dat te vooren om de felle branding der inleggende stoffen onlesselyk scheen, zo spoedig bluste datter noch veel halfGa naar margenoot+ verbrand tou, zeildoek en hout uit de loots bleef leggen; en 't tou en pluissel dat in 't woonhuis lag meest bewaart wierd. Het verschil van d'uitwerking der oude en nieuwe Spuiten, daar af d'eerste niets altoos hadden konnen uitrechten, bleek hier zo zichtelyk, dat het Ed Mog Collegie ter Admiraliteit aanstonds daar op resolveerde haar oude Spuiten alle drie te verkoopen, gelyk wy dezelve voor de waarde van out koper | |
[pagina 23]
| |
ontfingen en verbraaken, en een gelyk getal nieuwe wederom in de plaats te neemen.Ga naar margenoot+ 't Welk meede kort daar na by d'Oost-indise Compagnie wierd gevolgt. Den 23 September daar aan volgende zag men een zeer blykelyke proef van 't grootGa naar margenoot+ effect der nieuwe Slang-spuiten, in een Herpuis smeltery, dat een stof is die zo fel brant, datze by veele voor onuitblusselyk geacht word: 't welk ook omtrent twee Jaaren te vooren oorzaak was geweest dat men een gelyke Herpuis smeltery, die den Eigenaar van deeze meede toebehoorde, zonder blusmiddelen te gebruiken had laten verbranden. Deeze laatste Smeltery stond aan 't end van de Binnen-Amstel, in een groote houte Loots, die voort vol herpuis en swavel lag, en door 't over koken van de ketel te gelyk in den brand raakte. Uit de Stad wierden 'er alleen twee Slang-spuiten gebracht, en wy zelve quamen met een derde die gereet aan ons huis stond. De brand was deGa naar margenoot+ geheele Loots deur, en de Herpuis stroomde wel twintig voeten ver al vlammende buiten de Loots uit; 't welk zo vervaarlyken brand en zwaare vlam maakte dat niemand gelooven kon dat men iets met waater daar tegen zoude konnen uitrechten, gelyk in der daad meermaal zonder vrucht in zodaanige gevallen met d'oude blusmiddelen was ondernomen. Men kon derhalven ook nu by na niemand aan 't werk krygen, tot datter verscheide jongens uit het Diacony Weeshuis toeschoten, en hielpen. DoenGa naar margenoot+ wierd straks in een oogenblik de vlam gestut, en de Herpuis, tegens verwachting van al de waereld, vervolgens zo vaardig en volkoomen geblust, dat den Eigenaar naderhand, met groot genoegen verklaarde, dat hy van omtrent voor 3600 gulden aan Herpuis die 'er in geweest was, noch voor ruim 2800 gulden had verkoft: en de verdre Lootzen die rondom stonden, en reeds begonden te branden wierden meede wederom geblust en gered. Dus bleek klaar dat de Herpuis en diergelyke fel brandende stoffen voor deeze Spuiten zo wel als iets anders blusselyk waren: als ook dat de disordre en traagheit van 't Gilde-volk, die men niet aan 't werk had konnen krygen, zeer nadeelig was; men zocht hen daar op langs verscheide wegen tot haar devoir te brengen, en op hooge poene daar toe aan te vordren; doch het deed omtrent de meeste van hen zo weinig vrucht, dat by den naaft volgenden brand noch veel meerder wierd verzuimt. Deeze was den 24 October daar aanvolgende, terwylwe beide van een zwaareGa naar margenoot+ krankheit aangetast het bed moesten houden, in een gruttery op Kattenburg, zynde een buiten hoek van de Stad, des morgens omtrent vier uuren, de Ratelwacht maakte wel aanstonds gerucht, maar by ongeluk had de Burgery van dat deel der Stad die nacht de wacht; invoegen datter weinig by huis waaren: 't miste daar en boven zo sterk dat men de vlam, schoon 't zeer fel brande, geen twee honderd treeden ver kon zien; 't welk maakte dat men lang in 't midden van de Stad van geen brand wist, en gevolglyk noch geen Spuiten quaamen. De Gruttery stond met zyn woonhuis in een winkelhaak, welke twee huizen, daar van 't eene een brandewyns kroeg was, op de hoek van een dwars straat staande, bevatten, en die gevolglyk den brand van weer-zyden hebbende 't grootste gevaar leeden. Evenwel de Gildebroeders, zo veel 'er dicht by woonden, vast voor afkomende, gingen, niet tegenstaande zo grooten gevaar, in 'tGa naar margenoot+ gemelde brandenwyn-huis gemaklyk zitten drinken, en de Spuiten af wachten, in plaats vanze te gaan haalen Middelerwyl verzwaarde door dit moetwillig verzuim de brand zo sterk dat de huizen aan de overzyde meede begonden te ontsteeken, daar mén met geen Emmers, om de groote hette, kon omtrent koomen; en de gezeide kroeg raakte boven hun hooft mede volslagen in den brand, zonder datz'er echter uit weeken; tot dat de Capitein van de burgerwyk, daar in de brand was, quam, en een deel scheeps Timmerlieden met Bylen en Brandhaaken aanvoerde, om 't zelve hoekhuis onder de voet te haalen. Doch middelerwyl door andere de Schouw met twee Spuiten uit de naaste scheepswaal gehaalt en aangebracht zynde, daar af men eevenwel de beide Slangen, om de veerte van den brand van 't water, op een moest schroeven, en des maar een Spuit kon gebruiken, bracht men deszelfs Spuit-pyp eerst in de zelve kroeg langs de binne kamers op na boven, en blusten 'er den brand aanstonts in uit; invoegen dat het zelve nog staande bleef. Van daar ging men verder de straat in, dieGa naar margenoot+ wederzyds in brand stond, en leste eerst de grootste hette van den brand zelve, en bluste vervolgens al d'ontsteeken huizen aan de overzyde mede geheelyk uit: dog ondertussen het tweede huis, tussen 't brandewyns huis en de gruttery van onder tot boven volslagen in brand geraakt zynde, keerdenze doen te rug, om dat meede noch staande te houden; gelyk ook geschiede. Middelerwyl was ter andre zyde van den brand meede een van de Slang-spuiten ter gang gebracht, welke daar de buurhuizen be- | |
[pagina 24]
| |
schermde; en een groote houte loots met hoy beleid, die tegens den brand aan staande, al vroeg meede was ontsteeken, bluste en grootdeels behield. Hier bleek niet tegenstaande zo groote disordres en verzuimen die'er in ons afzyn voorgevallen waaren echter op een zeer klaare wyze het effect en vermoogen der Slang-brand-spuiten. Een eenige daar van had de geheele straat, die wederzyds in zo fellen brand stond datze geen mensch meer passeeren konde, gered, en ses ontsteeken huizen wederom geblust. Doch de volgenden brand gaf'er noch grooter blyken van. De naaste brand hier op volgende was de grootste, die wy ooit binnen deeze StadGa naar margenoot+ gezien hebben, en in de overstaande figuur na 't leeven afgebeeld, deeze ontstond den 27. July 1679, zynde 't in 't heetste van de Zoomer, na een lange droogte, des nachts omtrent half een, onder felle blixem en in vier ryen huizen die achter malkander stonden; en daar af een groot gedeelte van hout getimmert, bepekt, en met zeer brandelyke stoffen, turf, traan, en diergelyke beleid waaren. Omtrent vyftigGa naar margenoot+ zo huizen als lojeryen raakten te gelyk in den brand, eer noch een Spuit by der hand of ter gang was gebracht; de geheele locht scheen niet als vuur, vlam en vonken te zyn, en de gansche Stad was 'er af verligt; 't scheen hier geschapen om alles wat aan een gehecht was weg te branden, en niet mogelyk dat men zo fellen en wyt verspreiden vuur zou konnen stuiten Men had daar en booven de traagheit en onwilligheit van 't Gilde volk, die voor eerst zeer laat de Slang-brand-spuiten bybrachten, en doen noch expres na haar Overluiden wilden blyven wachten, om eerst ordre van haar te bekoomen; 't welk dikmaals haar voorgeeven was: zommige gingen eerst den brand achter de huizen gemakkelyk bezien, andre maakten zich zoek, of deeden door onachtzaamheit het werk verkeert, en deurgaands, volgens haar gewoonte, alle zonder eenige de minste haast. In zodaanigen gestalte vonden wy den brand als w'er byquaamen:Ga naar margenoot+ maar doen eevenwel het volk aan 't werk en de Spuiten haast ter gang geholpen waren, bracht men de Spuit-pypen en Slangen wederzyds door de voorste rang huizen heen naar achteren, en tot op de daaken, schoorsteenen en elders, van waar men (eeven als de overstaande figuur levendig by A, B, C, D, E, &c afbeelt) aanstonds den brand alle voortgang belette, de reets ontsteeken huizen wederom bluste, de omleggende Buuren die haar huizen t'eenemaal voor verlooren reekenden, beveiligde, en van vyftig gebouwen die in brand stonden, de volle helft redde en staande hield; en 't overige vuur van plaats tot plaats met de Spuit-pyp en Slang volgende, geheellyk en in zeer korten tyd bluste. 't Was zeeker dat men deezen brand veel vroeger in zyn begin, en gevolglyk metGa naar margenoot+ minder schaade en minder moeite had konnen blussen, zo de Slang-brand-spuiten spoediger waaren bygebracht en te werk gestelt geweest, en dat dit inzonderheit meede aan de zwaarte van de hermaakte Spuiten had gehaapert; welkers onhandzaamheit en moejelykheit om ze te bewerken, het Gilde volk noch te traager maakte, en inderdaad haar groote moejelykheit gas. Invoegen dat zy goed vonden 't volgende Request desweegen aan haar Ed. Groot Achtbaarh. de Heeren Burgermeesteren en Regeerders deezer Steede te presenteeren. 't Welk wy neevens de opgevolgde Resolutie hier zullen invoegen, ten einde dat (zichtelyk blykende wat gebreklykheden de oude Spuiten noodzaakelyk blyven behouden) schoonze hermaakt worden, dewylmenze nietGa naar margenoot+ van zwaar tot licht, van groot tot klein, en van een mismaakte tot een goede gestalte kan brengen, die geene welke noch daar af voorzien zyn, te geruster geheellyk dezelve zouden konnen verwerpen. | |
Request
| |
[pagina *22]
| |
[pagina *23]
| |
[pagina 25]
| |
om datse minder waater geeven en veel lichter komen te ontstellen; zulks datse minder effect doen, en veel meer van onderhoud kosten; zo keeren zy supplianten hun gezamentlyk tot U E. Groot Achtb. ootmoedig biddende dat elk van hun Gild, in plaatse van de groote een kleine bequaame spuit (gelyk de laatst gemaakte zijn) mochten genieten. 't welk doende, &c. En was geteekent van alle de Overluiden der voorsz Gildens.
Op dit Request, waar nevens wy verder aan haar Ed. Gr: Achtb. vertoonden, datmen noch daarenboven by alle branden met de zwaare Ladders, Haaken, en Zeilen en 't groot getal Brand-emmers, die te zamen dikwils groote verwarring maakten, belemmert was; en verscheide andere zaaken, de brand-blussing betreffende, redres vereisten, wierd provisioneel de volgende Resolutie genoomen. | |
Extract uit het seste Resolutie boek, berustende ter Thesorie OrdinarisGa naar margenoot+ der Stad Amsterdam, Fol 165. v. seq.Den 9 November Ao. 1679. present. de Heeren, alle de Burgermeesteren.
Na voorgaande deliberatie, en na ingenomen advys van de Heeren Collonellen, is goed gevonden en verstaan.
Dat in de plaats van de groote Brand-spuiten met Slangen, die tegenwoordig by verscheideGa naar margenoot+ Gilden als anders werden onder houden, gemaakt zullen werden nieuwe kleine, die zonder paarden by den brand gebracht kunnen werden. Dat insgelyks in plaats van de kleine Spuiten zonder Slangen, die volgens de resolutie van den Jaare 1674. gemaakt zouden werden, om in de Burger Wyken onder opzicht van de respective Brandmeesters gebruikt te werden, gemaakt zullen werden zo veel kleine Spuiten met Slangen, als 'er uit de waarde van de noch overgebleevene Spuiten zonder Slangen, zonder kosten van de Stad, gemaakt en vervallen zullen konnen werden, om ge-emploieert te werden, in conformité van de intentie van de voorsz. resolutie, Dat in conformité van de keure van den 24 December 1653. voor ieder huis daar Stads Brand emmers bewaart worden, tegens de puye ofte geevel een houte bortje met een Brand emmer daar op geschildert, gespykert behoort te werden, om in tyd van nood te beeter te mogen weeten waar de voorsz. Brand-emmers te vinden zyn. Dat aan ieder der respective Overlieden, die over de voorsz Brand-spuiten commanderen, gegeven zal werden een Brand-stok, om dezelve daar aan te kennen; des dat de voorsz. stok, boven zal hebben een witte knop, om de voorsz. Overlieden van de Brand-meesters te kunnen onderscheiden. Dat aan ieder der gemelde Overlieden toegevoegt zullen werden twee secondens of assistenten, om zo by des zelfs absentie als onder zyn opzicht te Commanderen; d'eene over de pompers, en andere over de waater scheppers, en de zelve geduuriglyk en ordentelyk in actie te houden. Dat in 't haalen van de Brand-spuiten, noch na de Overlieden, noch na eenige Gilde-Broeders zal werden gewacht, maar datmen zo haast als 'er volks genoeg zal zyn, 't zy Gilde broeders ofte anderen, om de Spuit te konnen weg haalen, zonder eenig vertoef, daar meede zal voortgaan; en by den brand gekomen zynde, de zelve te werk te stellen: ende dat dit in de Instructie van de Overlieden, dien 't opzicht over de respective Brand-spuiten is aan bevoolen, zal werden geinsereert. Dat aan de voorsz. Overlieden sleutels van de respective Spuit-huisjens gegeven zullen werden, om niet opgehouden te werden, door het te laat by komen van die geenen die de voorsz. steutels te bewaren hebben. Dat in ieder Brand-spuit huisje, ten koste van de respective Gildens, ook Kerken, Godshuizen en andere, tot welkers lasten de voorsz. Brand-spuiten onderhouden zullen werden, gereet gehouden ende bewaart zullen werden twee Flambeaux, om by tyden van brand by donkere nachten gebruikt te werden, de eene by de brand-spuit, en d'andere by de waaterkant, mits dat nochtans deezen aangaande al voorens by de Heeren van den Gerechte verzocht zal werden dispensatie van de keure tegens het dragen van de Flambeaux ofte Fakkels gemaakt. | |
[pagina 26]
| |
Dat het getal der Stads Brand-emmers (waar van het vierdepart over genoeg zoudeGa naar margenoot+ zijn by het gebruik van de Slang-brand-spuiten, overmits daar toe geen lange rijen van volk vereischt werden, maar dat het zelve door de lengte van de Slang werd gesuppleërt) by provisie zal werden verminderd tot op de helft, ende dat de overige gebracht zullen werden in de Stads Timmertuin om te kunnen gebruikt werden daar het noodig geoordeelt zal werden: mits dat van de zelve in ieder Slang-brand-spuit huisje gebracht en aldaar bewaart zullen werden twaalf Brand-emmers, op dat in tijd van nood de voorz. Spuiten by gebrek van Emmers nooit behoeven te wachten: ende dat 'er geen nieuwe Brand-emmers aangemaakt zullen werden voor en aleer het getal der oude Stads Emmers tot op een vierde part zal zijn gemindert. Ende eindelyk overmits bevonden werd, dat de tegenwoordige Brand-ladders en Brand-hakenGa naar margenoot+ by het gebruik der Slang-brand-spuiten van geen of zeer weinig nut konnen zijn, de eerste, om dat ze swaar en onhandzaam zijn gemaakt, om suffisant te zijn, om veel Volks te gelyk tot het overgeven van de Brand-emmers te kunnen dragen, 't welk nu niet noodig is; en d'andre als gemaakt zynde om geevels, muuren, enz. om verte halen, om toegang tot den brand te krygen, daarmen nu met de Slang en Spuit-pyp over al genoegzaam by den brand komen kan, ende dat daar en boven veele van de voorsz. haaken en ladders, mitsgaders de hokken daar de zelve in zijn leggende, door lankheit van tyden zijn vergaan en onbruikbaar geworden, dat derhalven de voorsz. ladders en hokken die zodaanig vergaan zijn, zullen weg genomen worden, en dat in de plaats van dien allen op of omtrent de plaats op het kaartjen ten dien einde geformeert, aangeweezen, gemaakt zullen werden kookers, om twee van de ligtste soort van de Brand-ladders op haar einde staande in te bergen.
Coll.
En was geteekent,
G. Bors van Waveren Junior.
Volgens deeze Resolutie wierd, nevens het veranderen der Oude Spuiten, ook het groot getal Brand-emmers vermindert; doch van de Leeren en Haaken alleen weg genoomen die vergaan waaren: en over zulks bleef het meerderdeel daar van noch door de Stad verdeelt, gelyk ook al de brand zeilen. Maar men leed weinig tyds daar na een veel blykelyker nadeel van die gereedschappen; namelyk by den brand den 24 Juny 1680. tussen de Haarlemmer Poort en Zoutkeeten, een zeer afgeleegen hoekGa naar margenoot+ zynde, voorgevallen, en in d'overstaande figuur afgebeelt. 't Begon in de hoofden en huizing van drie aan een gehechte Lynbaanen, daar veel teer en geteert touw in was. Myn Broeder Nicolaas van der Heide Zalr. die doenmaals dicht daar by woonde, vernam den brand heel tydig, en bracht met hulp van voorbygaande Lieden, vermits hier geen Gildevolk omtrent woonde, een Slang-spuit zo vaardig by dat de brand, hoewel in zeer brandelyke stof zynde, echter noch klein, en geen volk daar omtrent was, als alleen drie man, die uit een naby geleegen hok, een Brand haak gehaalt en een stukweegs van den brand af (by B) in de Baanen, om een afsnyding te maken, gehecht hadden: hy riep deze tot hulp, om de Spuit te doen bewerken, maar zy weerom dat men geen brand in teer met waater blussen kon, en dat de andre in tegendeel haar moesten koomen helpen; 't welk de geene die de Spuit aangebracht hadden en onbekende luiden waaren, geloovende, liepenze alle van de Spuit af, en begaven zich meede aan 't deurbreeken van de Baanen. Dus wierd de eerste Spuit geheelGa naar margenoot+ verzuimt, en den brand volle vryheit gelaaten om zich verder door alle drie de Baanen, en een rang huizen daar aan staande, te verspreiden, en zo ver voort te gaan datmen in korten tyd niet meer by d'eerste Spuit, omtrent (A) geplaatst en gelaaten zynde, kon komen: de tweede quam omtrent een half uur daar na, met geaftecteert volk, dieze straks te werk stelden, en met de Spuit-pyp op de Baanen klommen: maar de Baanen schudden zo geweldig door 't breeken en rukken met de Haaken, dats 'er aanstonds weer van af moesten; en doen niets konden uitrechten, als een zwavel rafinery (D) nat te maaken die in gevaar door de afschynende hette begon te raaken, en door 't Volk met droge zeilen gedekt was, zonder dat zy ze doen wisten nat te krygen. De deurbraak endling klaar geraakt zynde klommenze met de Slang wederom op de Baanen by (C,) en stuiteden aanstonds den brand volkomentlyk; niet tegenstaande die nu veel grooter en een sterke wind vlak op haar aan, was. Vervolgens wierd het geheeleGa naar margenoot+ | |
[pagina *26]
| |
[pagina *27]
| |
[pagina *30]
| |
[pagina *31]
| |
[pagina 27]
| |
vuur met hulp van noch een of twee aankoomende Spuiten, in zeer korten tyd t'eenemaal geblust; invoegen dat de brand op geen seventig voeten na aan de deurbraak quam, en zodanigen lengte tussen de plaats daar den brand eindigde en de gemelde deurbraak staan bleef: gelyk de overstaande Figuur van de zelve Lynbaanen, eeven na 't blussen geteekent, afbeeld. zynde (A) 't gedeelte van de drie Baanen, 't welk onbeschaadigt tusschen de plaats van den brand (B,) en de gemaakte afsnyding (C,) wierd staande gehouden, en waar van de gebrande enden en stompen wel blykelyk vertoonen, wat geweld van waater en bequaame leiding van 't zelve het vereiste, om zodanige houte gebouwen, beneeden de wind staande, teegen zo fellen brand te beschermen en te blussen. Dit voorval, en 't nadeel dat gemelde Leeren, Zeilen, en inzonderheit de Haaken hier hadden veroorzaakt, (want waaren z'er niet geweest, de eerste Spuit had bequamelyk den brand vroeg konnen blussen en ver de meeste schaade voorkomen, welke nu niet alleen zo veel grooter, maar ook met de schaade van 't vergeefs deurbreeken verzwaart was) vertoondenwe zedert weederom by memorie aan de Heeren Burgermeesteren: waar op haar Ed. Gr: Achtb. de geheele vernietiging en wegneemingGa naar margenoot+ der gemelde gereetschappen vast steldenen te gelyk te deeden uitvoeren. Verder wierd ons ook gelast ten spoedigsten 't vereiste getal der Spuiten vol te maken; de zelve door de sestig Burgerwyken dezer Stad, ieder eene te verdeelen; geheel nieuwe Brand Ordres, na vereisch van deeze Inventie geschikt, op te stellen; ende meede geresolveert, dat tot ieder Spuit een genoegzaam getal personen, dicht by de zelve wonende, uit de Burgerwyken zouden werden uitgekoozen; die derhalven gereeder zouden zyn om de Spuiten spoedig by de branden te brengen en te bewerken. Ten welken einde ook by haar Ed. Gr: Achtb. proemien wierden gestelt voor de geaffecteerdensGa naar margenoot+ die haare Spuit de eerste, tweede en derde by den brand ter gang zouden hebben gebracht: t welk hen zeer aanmoedigde en sedert van groote vrucht is geweest. Maar eer dit alles kon verricht en ingevoert worden vielen 'er noch twee branden voor, die we gevolglyk eer wy dit hooftstuk sluiten noch hebben te verhaalen. Een daar van was den 25 December van 't zelve Jaar 1681 in de Warmoesstraat inGa naar margenoot+ een groote Herberg de Smak genaamt; daar, vermits de winter, zeer veel turf en brandhout en daar onder veel hout dat tussen teer vaaten gepakt geweest zynde, (gelyk dikmaals van buiten word ingebracht) vry besmeert was geworden, in was opgedaan; zy ontstond des nachts omtrent 12. uuren naar men meende door een vergeeten kaars, by na in 't midden van de huizing, die hier doorgaands zeer lang betimmert zyn, gelyk dit meede was. De bewoonders wierden 't ongeluk zo laat gewaar, door dienze maar eeven te bed gegaan en in vaste slaap geraakt waaren en de brand zeer schielyk voortging en van 't een vertrek in 't ander doordrong (zynde 't geheele huis van vooren tot achter vol houtwerk, kassen en bedsteeden) dat zy en haar Gasten 't meest naakt, en zommige door 't waater heen, 't welk van achteren teegens de huizing aanloopt, moesten ontvluchten. De Gilde - broeders quaamen wederom als vooren met de Spuiten zo traag, dat het geheele huis van vooren tot achteren volslaagen in brand stond, en twee of drie buurhuizen, meede meest van hout zynde, geheellyk waren ontsteeken eer zy met haar Spuiten te werk raakten. De gemelde buurhuizen wierden echter aanstonts wederom geblust. Maar de Herberg zelve, van binnen vol kleine kamertjes, die niet als dunne houte schotten totGa naar margenoot+ scheiding hadden, en een zeer out gebouw zynde, quam kort daar na in te storren, en was gevolglyk ten meesten deele geruineert; maar doen in zeer korten tyd geblust wordende, bleef het grofste houtwerk, hier en daar alleen uitterlyk gebrand, noch overig. Ondertusschen haastedenwe zo veel doenlyk was met de Brand ordres te redresseeren,Ga naar margenoot+ nieuw volk aan te stellen, haar te onderrichten en 't noodig getal Spuiten te volmaaken: en men was een weinig verder gevordert toen ses daagen daar na weeder brand ontstond in 't midden van de Nieuwe straat, en over zulx ver van 't waater; in twee houte huizen malkandren op zy staande; des avonts tusschen 7 en 8 uuren, terwyl de bewoonders van't huis, waar in de brand eerst ontstond, uit en alleen een kind van drie Jaaren t'huis en te bed was; dat ook, dewyl 'er niemand omtrent was die van 't kind wist, verbrande. Dit huis was daarenboven doenmaals meer als na gewoonte opgepropt van goederen die uit kelders van buitendykze huizen, om het hooge waater dat ter zelver tyd zeer opgevloeid was, gevlucht en daar om ze te bergen gebracht wa- | |
[pagina 28]
| |
ren. De brand begon op d'achterkaamer, en men vernamze niet voor de vlam boven het dak uit sloeg, zo dat doen w'er by quaamen, het eene huis van boven tot onder geheel in den brand stond, en het tweede op verscheide plaatzen in en uitwendig meede gevaarlyk was ontsteeken. Het nieuwe volk, schoon noch onkundig, had eeven haar Spuit aangebracht, en waaren yverig beezig met ze in 't werk te brengen; daar men haar haast in te recht hielp, en den brand zo vaardig bluste, dat het eerst ontsteken huis, nog maar ten deele verbrand, als in geraamte bleef staan: de voorgevel van dun hout schot gemaakt zynde was meest wech, maar al de balken bleven leggen, en ook zelfs een groot gedeelte van de zolderingen, die alleen tusschen beiden op sommige plaatzen deur gebrand waaren: en het tweede huis, hoewel meede van hout, geheel wierd gered en bewaart; gelyk zulx alles de overstaande figuur eeven na 't blussen geteekent levendig vertoont. Dit beginzel gaf zo goet genoegen dat haar Ed: Gr:Ga naar margenoot+ Achtb: de premien, schoon de resolutie daar af noch niet gepubliceert was, eevenwel aan de gemelde geaffecteerdens die hier zo wel hun best hadden gedaan, voor d'eerste maal deeden betaalen: en men verwachte, onder goede ordres en een compleet getal bequaame Spuiten, groote verbeeteringen en meerder zeekerheit; 't welk hoe ver men 't zelve naar wensch heeft bereikt het volgende hooftstuk zal aan-wyzen. |
|