Byvoeghsel tot den Christelijcken jongelingh(1647)–Frans Esausz. den Heussen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 185] [p. 185] Gebedt Eens geloovigen mensches. ICk roep tot u mijn God, en smeke met verlangen. Aensiet my goedighlick, en stiert oock al mijn gangen. Na 't richt-snoer van u Woord: op dat, o Heer, u knecht, In alles wat hy doet, bevonden wordt oprecht. 2. Als 't licht uw's Woordts my leydt verlicht door 's Geestes stralen, Noyt sal ick wijcken af, noch van u wegen dwalen, Soo sal ick vrolick gaen, en doen dat ghy gebiedt, Oock 't minste van u Woordt en sal ick laten niet. [pagina 186] [p. 186] 3. O Godt gedenckt daer aen hoe mijn vyanden trachten Na mijn verderffenis, en op mijn ziele wachten; Bewaert my in den strijdt, verlost my uyt den noot, Als wereldt, duyvel, vleesch niet soecken dan mijn doodt. 4. Komt tot my, lieve Godt, dan sal ick tot u komen; Komt, Heere Iesu, komt tot my en alle vromen: En, op dat ick bekom mijn wensch en hooghste lust, Rust Heer, ja woont in my, dan ben ick eerst gerust. Hoop in Christo. Vorige Volgende