De Socratische school of Wijsgeerte voor de negentiende eeuw (3de verbeterde uitgave)
(1860)–Philippus Wilhelmus van Heusde– Auteursrechtvrij
[pagina 111]
| |
Inleiding.The capacious mind of Plato embraced the whote circle of science. De eeuw, die wij beleven, vordert, naar 't mij voorkomt, eene nieuwe encyclopedie. Het gebied der kunsten en wetenschappen was weleer en blijft voortdurend nog in 't oog van de meesten van hare beoefenaars het voorkomen behouden van een' lusthof, schoon en bekoorlijk, maar inderdaad meer naar een' doolhof gelijkende. Van kinds af treedt men dien lusthof binnen, bewandelt achtereenvolgens zijne paden, om zich met de schoone kunsten, de fraaije letteren, geschiedenis, wiskunde, wijsgeerte, wetenschappen, metaphysica te verlustigen en bezig te houden. Maar vraag eens, welk het doel, welke de beginselen, welk het onderling verband van kunsten en wetenschappen is; vraag verder, hoe zij elkander volgens de aanwijzing der natuur opvolgen, en hoe den koninklijken weg te vinden, volgens welken men haar aan de hoogste belangen der menschheid kan dienstbaar maken, dan zal het blijken, dat menigeen, na den kring van menschelijke kennis te hebben doorloopen, nog geen denkbeeld hoegenaamd heeft, hetzij van de bestemming der kunsten en wetenschappen, hetzij van de bewonderenswaardige orde en overeenstemming, waardoor zich haar onderling verband kenmerkt: integendeel men zal tot de overtuiging komen, dat vele beoefenaars blindelings in een' doolhof hebben rondgetast, dat zij zonder doel, zonder beginsels, zonder leiddraad hebben omgezworven. Om het ware gebied van kunsten en wetenschappen te doen kennen en al hare deelen achtervolgens aan te wijzen, heeft men, sedert de zestiende eeuw, zich van de rangschikking der menschelijke kundigheden, volgens den globus intellectuatis van Baco, bediend. In de achttiende eeuw heeft d'Alembert dezen hernieuwd en verbeterd: en inderdaad, het was de groote Baco, die den draad van Ariadne scheen gevonden te hebben, om ons uit dien doolhof te helpen, en ons den waren weg te doen betreden, door | |
[pagina 112]
| |
de kunsten en wetenschappen uit hare wezenlijke bron, d.i. uit de menschelijke zielsvermogens af te leiden. Evenwel hoe voortreffelijk ook voor zijnen leeftijd die rangschikking en verdeeling der kunsten en wetenschappen zijn mogt, voor onze eeuw houdt haar gebruik ten eenemale op. Wat de beoefening der geschiedenis, der schoone kunsten en der wijsgeerte betreft, men houdt zich thans niet meer bezig met haren oorsprong in het geheugen, de verbeelding en de rede te zoeken. En in 't algemeen, wat die verdeelingen in klassen betreft, niets nuttiger en doelmatiger voorzeker voor eene aanschouwelijke voorstelling van de afkomst en den rang der kunsten en wetenschappen: maar die schetsen, hoe goed ook en doelmatig, laten oneindig veel te wenschen over. Het komt ons boven alles op beginselen aan, opdat onze wijsgeeren, natuurkundigen, staatsmannen, regtsgeleerden, godgeleerden een vast doel voor hun onderzoek mogen hebben, om elk hunne wetenschap tot het maatschappelijk welzijn te doen strekken. Dit nu, hoe het bij mogelijkheid in systêmes figurés te vinden? Onze leeftijd, ik herhaal 't, vordert eene nieuwe Encyclopedie. Eene eeuw is 't bijna geleden, dat J.J. Rousseau de vraag beantwoordde, door de Academie van Dijon voorgesteld: si le rétablissement des sciences et des arts a contribué à épurer les moeurs. Zijn antwoord is bekend. Hij tastte niet alleen het misbruik van kunsten en wetenschappen aan, maar hij randde ook die kunsten en wetenschappen zelve aan. Terstond was het sein gegeven tot den strijd, waarin een Gautier, een Grimm, een Bordes zich onderscheiden hebben. Maar ver was 't er af, dat die kampvechters der kunsten en wetenschappen voor 't oog der wereld eene beslissende overwinning behaalden. Weinigen, zeer weinigen is 't in onze dagen bekend, dat de mannen, wier namen ik noemde, wederleggingen hebben geschreven, terwijl het discours van Rousseau beroemd is geworden en algemeen gelezen wordt. De reden is, dat die anderen slechts dachten aan het handhaven en verdedigen van de eer der kunsten en wetenschappen, terwijl Rousseau met vuur en ijver, ja met hooge geestdrift de zaak van waarheid en deugd in zijn boek trachtte voor te staan. Voici, schrijft hij in zijne voorrede, voici une des plus grandes et des plus belles questions qui aicul jamais été agitées. - Il s'agit d'une de ees vérités, qui tiennent au bonheur du genre humain. Men mag dus vragen, wat er noodzakelijker, wat er voor wijsgeerige bespiegeling waardiger onderwerp kan bedacht worden in de eeuw, die wij beleven, dan dezelfde vraag te bepeinzen en wel te doorgronden, ten einde te verzoenen en in verband te brengen, wat men zoo grof en willekeurig van een gescheiden en uit zijn verband gerukt heeft, alsmede ten einde volgens de methode eener nicuwe encyclopedie door middel der kunsten en wetenschappen de hoogste belangen der menschheid te bevorderen. Maar hoe hierbij te werk te gaan? hoe die encyclopedie, die eenig en alleen voor onzen leeftijd gepaste encyclopedie te vinden? Niet, naar 't ons voorkomt, door eene nieuwe herziening van Baco's klassenverdeelingen, niet door het zoeken en vervaardigen van nieuwe, gelijk men in latere tijden gepoogd heeft. Neen; behoudens alle achting en eerbied, die wij aan de nieuweren zijn verschuldigd, moeten wij de voetstappen der ouden, vooral van Socrates en Plato, volgen. Hunne wijsgeerte was ge- | |
[pagina 113]
| |
heel iets anders dan onze bovennatuurkunde. Zij was, gelijk Plato zelf haar noemde, de ware opvoeding en opleiding des menschen. Zij trachtten uit 's menschen zielsvermogens de kunsten en wetenschappen af te leiden, om haren oorsprong, hare beginselen, hare natuur, bestemming en doel te verklaren. Maar vooral trachtten zij, als ware wijsgeeren, haar toe te passen op de gewigtigste belangen der menschheid, op de beschaving, verbetering en volmaking van den mensch en van de maatschappij. Dat is eerst volgens ons, zeiden zij, de hooge bestemming der wijsgeerte. Kunsten en wetenschappen doen ons tot waarheid, tot deugd, tot wijsheid komen; maar de wijsgeerte is 't, die haar bezielt door haren invloed, en haar de ware rigting geeft. En wat de wijsheid betreft, voegden zij er bij, (welke men eenmaal den ongepasten naam van metaphysica of bovennatuurkunde heeft gegeven) zij is de hoogste der wetenschappen. Wachten wij ons dus haar te beoefenen, alvorens ons met de wijsgeerte gemeenzaam te hebben gemaakt. Wijsgeerte is 't, die den weg tot haar baant. Zoo spraken de ouden; en willen wij in onze dagen de ware encyclopedie aan 't licht brengen, langs geen anderen weg, naar 't mij voorkomt, kunnen wij ons doel bereiken. Dit een en ander, dat mij in de wijsgeerte der ouden en hoofdzakelijk in de schriften van Plato had aangetrokken, had ik reeds te voren in mijne Initia aangewezen en trachten te ontwikkelen.Ga naar voetnoot(1) Ik zocht toen alleen, als uitlegger van Plato, te doen inzien, hoe zijne philosophie ons tot eene welgeordende encyclopedie zou kunnen brengen. Maar dit op onze beoefening der kunsten en wetenschappen toe te passen, en zoo eene nieuwe encyclopedie te ontwerpen, ziedaar de taak, die ik mij voorstelde bij het schrijven mijner Socratische school. |
|