af was: en, wat meer is, zoo weinig mij het spoor deed verlaten, hetwelk ik van jongs af, door mijn onderwijs in de godsdienst, gevolgd was, dat ik voortaan daarop even als te voren, maar met verstand en opmerkzaamheid voortging. Zoo kwam ik weêr tot verademing, ja, tot levensgenot: want wat is het leven toch, hoe kan het in waarheid leven heeten, wanneer men zoo dobbert in het onzekere, en niet doorziet, hoe men tot waarheid, tot deugd, tot wijsheid komen moet? En dit gaf mij aanleiding, om ten behoeve van velen, die nog steeds tusschen gelooven en weten in het onzekere mogten blijven hangen, eene inleiding, of liever eene inwijding in die oude wijsgeerte, zekere Initia philosophiae Platonicae te schrijven. In hoe ver dit werk aan mijn doel en verwachting mag beantwoorden, zal de tijd leeren. Het is zoo gemakkelijk niet, als men zou denken, een' op nieuw gebaanden weg, al is 't ook den oudste aller wegen, met verzaking aller vooroordeelen, die ons elders hebben heen geleid, in te slaan en te houden. Maar, terwijl ik daarmede, en ook naderhand met mijne Encyclopedie bezig was, viel 't mij van tijd tot tijd wel eens in, of niet inderdaad in de talen, en wel in de onze inzonderheid, die geheele wijsgeerte voorhanden ware. Ik had reeds nu en dan eenige woorden opgeschreven, als zintuigen, oordeelen, vatten, rede, denkbeelden, onderwijs, Leidenschaften, desiderare, godsdienst en meer andere, bijzonder en in de eerste plaats waarheidsliefde: en zoo vatte ik op zekeren avond het voornemen op, om dit alles zoo veel mogelijk met orde voor te dragen. Ik schreef daartoe almede de vragen op, die ik mij zelven voor mijn leven en handelen zoo dikwijls had voorgesteld: hoe komt de
mensch tot waarheid? hoe komt hij lot deugd? hoe moeten wij eenmaal tot wijsheid komen? Gelukte 't mij eens, dacht ik bij mij zelven, die vragen even zoo uit de talen, als uit Plato's schriften te beantwoorden, wat zou dat niet kunnen opleveren! Om niet te zeggen, hoeveel dat ter verklaring der Platonische philosophie zou toebrengen, wat zou 't niet die zelfde philosophie bevestigen! Ja, zou 't niet in waarheid ons in staat stellen, om eenmaal in de wijsgeerte zelve met vasten tred voort te gaan? En van hoeveel belang zou zulks niet tegenwoordig vooral zijn, daar men zich hoe langer hoe minder aan de regelen der dialectica houdt, en zich zoo doende op den oceaan der metaphysica door alle wind van leering her- en derwaarts slingeren laat! Welaan dan, zeide ik, de proef er eens van genomen! Het zal toch wel waar zijn, wat Cicero gezegd heeft: opinionum commenta delet dies, naturae judicia confirmat, en, zoo ergens, zijn die naturae judicia in de talen aanwezig. Ik heb 't dan ook beproefd: en, zoo ik mij niet bedrieg, kan deze zelfde wijze van onderzoek en navorsching ook daartoe strekken, om eenmaal de vraag te beantwoorden, waarmede ik mijne Encyclopedie besloten heb, wat is metaphysica? alsmede die andere, die voor ons zoo bij uitstek gewigtige vraag: hoe haar te beoefenen?