| |
| |
| |
Overzigt. dezer tweede proeve van wijsgeerige navorschingen.
De hoogere wetenschappen of onderzoek naar 's menschen begeervermogen.
Hoe elk voorgaand onderzoek inleiding was voor elk volgend. Met de ontwikkeling der onderwerpen neemt het gewigt des onderzoeks toe. Zijn onze vorderingen met den voortgang van ons onderzoek gelijkmatig? De Platonische encyclopedie en die der latere Encyclopedisten. Het nadenken van den jongeling, en zijne overweging van bestemming en doel zijner wetenschap. De hoogere wetenschappen: wanneer zijn zij opzettelijk begonnen beoefend te worden? Pascal en Baco. De aanwijzingen en de beginselen der Socratische school. Onmisbaarheid daarvan voor de beoefening der hoogere wetenschappen. De vragen: wat is vrijheid? hoe brengt waarheidsliefde tot vrijheid? stof tot een nieuw onderzoek.
| |
De beginselen der hoogere wetenschappen.
Het nut stichten. Het bevorderen der maatschappelijke belangen. De maatschappij. Wat is zij? Een werktuigelijk zamenstel? Maar waar blijft dan vrijheid en zelfstandigheid? Ontaarding van algemeen maatschappelijk belang in eigenbelang. Beginsel van eigenliefde in de Fransche school. Helvetius de l'esprit. De taal der Socratische school. Het onderzoek
| |
| |
naar de liefde deed in die school hooge zedelijke beginselen ontwaren. Strijd der twee heerschende beginselen in den mensch. De verkregene meening omtrent het beste. Het tweespan paarden in den Phaedrus. Afkeer van het schandelijke, geestdrift voor het schoone. Plato's gastmaal. Het verplaatsen van zich zelven in een' ander. Zelfopoffering. Eigenbelang leidt tot slavernij. Tafereel van de Atheensche republiek in Plato's staat. Waarheidsliefde en deugd maakt vrij. Socrates in de Apologie en Gorgias. Zucht naar het goede, beginsel der natuurkundige en geneeskundige, zucht naar het regtvaardige, beginsel der regtsgeleerde en staatkundige, zucht naar het heilige, goddelijke, beginsel der godgeleerde en zedekundige wetenschappen. Zucht naar het goede, algemeen beginsel der hoogere wetenschappen.
| |
De natuur en het wezen der hoogere wetenschappen.
Regt besef van het hooge doel dier wetenschappen verhoogt den rang van hare beoefenaars. Wat is het goede? Om het zich zuiver voor te stellen, moet men er het nuttige en het zoogenaamd belang der maatschappij van onderscheiden. Aristides. Het goede, de maatstaf van het nuttige.
| |
De natuurkundige, inzonderheid de geneeskundige wetenschappen.
Is er uit de Socratische school niets voor die wetenschappen te leeren? De encyclopediën der hoogere wetenschappen. Socrates uitspraak over de natuurkunde. Des schrijvers gesprekken over den aard der natuurkundige wetenschappen. Hare belangrijkheid: hare noodzakelijkheid voor de geneeskunde, de hoogste daarvan. De beoefening dier wetenschappen moet toegepast worden op den mensch en de maatschappij, en gepaard gaan met het beoogen van het goede. IJdel onderzoek, dat niet regtstreeks den mensch raakt. De natuurkundige wetenschappen, inzonderheid de geneeskundige, strekken om den mensch door ligchamelijken welstand tot bevordering van het zedelijk welzijn der maatschappij in staat te stellen. Lofwaardig is de poging van Socrates om de wijsgeerte van den hemel terug te roepen. De mensch, het hoogste onderwerp van navorsching voor den natuurkundigen en geneeskundigen. Socrates in den Theaetetus over de natuuronderzoekers en wijsgeeren zijner eeuw. De Timaeus. Deze begint met het heelal, eindigt met den mensch. De hooge rigting, door Plato aan de natuurkundige wetenschappen gegeven.
| |
De regtsgeleerde, inzonderheid de staatkundige wetenschappen.
Een' ieder het zijne te geven. Eigenbelang en maatschappelijke belangen. Staatkundig en regtvaardig handelen. De vragen: wat is regtvaardigheid? wat zijn wetten? Socrates uitspraak over nut en natuur. Regtvaardigheid van regt en geregtigheid en strafoefening onderscheiden. Socrates in den Theaetetus over de wijsgeeren en pleitbezorgers zijner eeuw.
| |
| |
| |
Wat is volgens de Socratische school regtvaardigheid?
Vervolg van de zinrijke fabel van Protagoras (I. 324). De oorsprong der staatkunde uit 's menschen natuur afgeleid. Eerst kunstzin, dan gevoel van schaamte en regt. Beteekenis hiervan. Wat is regtvaardigheid? wat regt en geregtigheid? Eerbiedwaardigheid der staatkunde, als uit zedelijke beginselen ontstaan. Plato's staat. Begin der staten en beginselen van staatkunde. Een iegelijk leve en handele tot bestwil van allen, beginsel van algemeene welwillendheid en liefde. De opvoeding der jeugd door middel van gymnastiek en muzijk: opvoeding der wetgevers en staatsbestuurders door middel der zuivere wetenschappen. De vier hoofddeugden in den staat. Regtvaardigheid, de innerlijke kracht van den staat. Regtvaardigheid, geen ontkennend begrip: het duidt een werkzaam beginsel in den mensch aan. De stem der oude wijsgeerte over regtvaardigheid.
| |
Wat zijn in den staat wetten?
Wetten moet men onderscheiden van hetgeen men er gewoonlijk voor houdt. Hoe zulks te doen? Wetten zijn grondregels van doen en laten, door regtvaardigheid zich kenmerkende. Zij zijn de uitvloeisels van 's menschen natuurlijk besef van het reglvaardige. Zij heeten ook natuurwetten. Een' ieder het zijne te geven, hoofdregel. De geest der natuurwetten moet in de staatsverordeningen heerschen: deze hebben het nuttige en goede, gene het regtvaardige ten doel. Cicero over de natuurwet. Wat geven de natuurlijke taaluitdrukkingen omtrent het regt te kennen?
| |
Hoe de wetten in den staat zijne vrijheid handhaven?
Welke is de bestemming der wetten? Wat is vrijheid? Is er vrijheid in den natuurstaat? in de volksregering? Plato's voorstelling van de volksregering in zijn' staat. Tyrannij spruit uit onverzadelijke vrijheidsdorst voort. De tyrannij en de tyran. Beccaria. Beperkte vrijheid. Is er wegens het gebrekkige der staten inderdaad geene vrijheid mogelijk? Verzuim van juiste onderscheiding oorzaak van dwaling. Het natuurregt heeft men van stellig regt afgescheiden, niet onderscheiden. Tegennatuurlijke wetten. Op het natuurregt moet alle regt gegrond zijn. De natuurstaat: is het slechts een begrip? In de echte en zuivere wetten is de vrijheid gegrond. De spreuk der wijzen en staatsmannen: ondergeschiktheid aan de wetten brengt vrijheid voort. Oorzaak van het wonderspreukige dezer uitspraak. Oostersche rijken en Grieksche staten. Demaratus. Zuivering van het begrip van wet en regt door juiste onderscheiding van de vrijheid van burger en mensch.
| |
Wat is vrijheid in den staat?
Verschillende bepalingen van vrijheid. Zij is een ontkennend begrip, volgens de taaluitdrukkingen. Zij is het uitwerksel van iets stelligs. Montesquien. Zuivere opvatting van regtvaardigheid en vrijheid te vaak verzuimd. Verband van regtvaardigheid en vrijheid. Onze voorouders. Oor- | |
| |
sprong van het denkbeeld van beperkte vrijheid. Vrijheid en losbandigheid. Vrijheid, onafhankelijk van regeringsvormen. De wetten maken de ziet der regeringen uit. Hoog belang van het wel beseffen, wat vrijheid is. De regtsgeleerde wetenschappen volgens haren aard en wezen op de natuurwet gegrond.
| |
De weg der ware staatkunde.
Wat bedoelt men met staatkunde? Waarmede houdt zij zich bezig? Belang der vraag: wat is regtvaardigheid? Staatkunde is regtswetenschap. Onze voorouders. Wat zouden zij thans tot de jeugdige beoefenaars der regtsgeleerde wetenschappen zeggen? Een' ieder geve men het zijne. Staatkunde en burgerlijk regt. Een ieder doe het zijne. Wat van het evenwigt van magt te denken? Eendragt maakt magt. De Romeinsche staat en Plato's staat. Hobbes en Huig de Groot. Staatkunde afgeleid uit 's menschen natuurlijke zucht voor het regt en het goede. De staatkunde moet de beginselen van Plato's staat opnemen en in werking brengen. De fabel van Protagoras. Plato's voorstelling van de volksregering. De Areopagus. Solon en Themistocles. Machiavelli del principe te goeder trouw in den geest zijner eeuw geschreven. Huig de Groot. De ware staatkunde, op regt en trouw gegrond.
| |
De godgeleerde, inzonderheid de zedekundige wetenschappen.
Opklimming reeds in de hooge wetenschappen zigtbaar. De natuurkundige bepalen zich tot het gemeene leven en de uitwendige belangen der maatschappij; de regtsgeleerde tot het maatschappelijk leven en de meer inwendige belangen der maatschappij. Hoog doel der godgeleerde wetenschappen: gelijkvormigheid aan de Godheid, zedelijke vrijheid en zelfstandigheid. Is er uit de Socratische school niets voor deze te leeren? Zelfkennis noodzakelijk om de Goddelijke openbaring regt te vatten en te waarderen: wijsgeerte is derhalve onmisbaar om er den diepen geest van na te vorschen. Genoegzaamheid der godsdienstleer om getroost te leven en te sterven. Maar de jeugdige beoefenaar der godgeleerdheid moet ook 1o. die leer aan anderen mededeelen. Doelmatige opleiding, zuivering van dwalingen en vooroordeelen, een vereischte daartoe; 2o. die leer in hare hooge waarde en zuiverheid handhaven. Helder inzigt van hare verbastering en van de middelen tot herstel, een vereischte daartoe. Het onderwijs der Socratische school voorziet in die behoeften. De beoefening der natuurlijke godgeleerdheid heeft het insgelijks noodig.
| |
De godsdienstleer der oudheid.
Godsdienst, iets goddelijks in den mensch. De wijsgeerte, die in 's menschen ziel ligt. Zamenhang dier verhevene plaats in Plato's staat. Oorspronkelijke aanleg der menschelijke ziel: hare verwantschap met het goddelijke. Haar gezonken toestand. Streven der ziel om haren oorspronkelijken adel weder deelachtig te worden.
| |
| |
| |
De wijsgeerte was voor de ouden vergoeding van hetgeen zij in hunne godsdiensten misten.
De oude godsdiensten. Geheime plegtigheden er mede verbonden; hooger zin dezer plegtigheden onbekend aan het volk. Bijgeloof. Wijsgeerte, de tolk van dien hoogeren zin, maar alleen voor het beschaafder deel der natie bestemd. Wijsgeerte, voorbereiding voor de ware godsdienst.
| |
Het bijgeloof en de zedeloosheid bij de ouden.
Gesprek van Socrates in Plato's staat. Zijne waarschuwingen tegen het lezen der dichters. Vatbaarheid van het ongewapend gemoed des knaaps, om die voorstellingen tot regelmaat van doen en laten te maken. Zedebederf uit het lezen der oude dichtverhalen ontstaan.
| |
Het ongeloof bij de ouden.
De Atheensche gastvriend op Creta. Natuur, toeval en kunst, verderfelijke leer der Sophisten. Tweestrijd bij den daarover nadenkenden jongeling. Zegepraal der ondeugd en des ongeloofs. Toon van waarschuwing, wijze van teregtbrenging.
| |
Grondstellingen van Plato voor eene meer gezuiverde godsdienst.
Vervolg van het gesprek van Socrates in Plato's staat. Grondtrekken eener meer zuivere godenleer. - De Godheid is goed van natuur, en oorzaak van het goede, niet van het kwade. De ellende des menschen gegrond in zijne strafschuldigheid: de strafvordering der Godheid bewijs van liefdadigheid, en strekkende tot verlossing uit die ellende. - De Godheid is eenvoudig en onveranderlijk van natuur. Noch uitwendige oorzaken kunnen haar veranderen: noch kan zij zich zelve veranderen, of de stervelingen door vreemde schijngestalten willen misleiden. De ware leugen en het beeld daarvan. Plato, de hervormer van de godsdienst zijner eeuw. Inzigt in de vorderingen, die de wijsgeerte in de godsdienstleer gemaakt heeft, leidende tot dieper besef van het eigenaardige des Christendoms. De Christelijke zedekunde. Ook om haar te waarderen kan Plato's wijsgeerte strekken.
| |
's Menschen zedelijke vrijheid en zelfstandigheid.
Plato's Theaetetus. Gelijkvormigheid aan de Godheid, waarin bestaande? De Godheid is van natuur regtvaardig. De onregtvaardige en heiligschenner: hoe hem toe te spreken? Waarin is de straf voor hem eigenlijk gelegen? Redelijke en zedelijke godsvrucht. De Phaedo. Het verstand, de regte inruilingsmunt. De Socratische school, als school van zelfkennis en menschenkennis, vormschool voor de verkondiging der openbaring en voor de ontwikkeling van den godsdienstzin der jeugd. Socrates in den kerker, het beeld des regtvaardigen. Zijne gevoelens over zedelijke vrijheid en zelfstandigheid. De wijsgeerte, middel om 's menschen ziel van
| |
| |
de heerschappij der zinnelijkheid te bevrijden. De dienst der wetten brengt burgerlijke, de dienst van God zedelijke vrijheid voort. Zedelijke vrijheid, ontkennend begrip, maar ook werkzaam beginsel. Verband van Gods alwetendheid en 's menschen zedelijke vrijheid. Wat is vrijwillige slavernij? Het gastmaal en de Phaedo. Verband van zedelijke vrijheid en hoop op onsterfelijkheid. De Gorgias, Apologie en Phaedo. Verhevene uitspraak van Cicero over de wijsgeerte. Zij was de kweekschool voor de Christelijke godsdienstleer. Arnobius. Augustinus over Cicero's Hortensius. De godgeleerde wetenschappen. Invloed der Socratische wijsgeerte op hare beoefening. Critiek en exegese. Origenes. De mystieken. Wat de natuurwet voor de regtsgeleerde wetenschappen is, dat moet de natuurlijke godgeleerdheid voor de godgeleerde zijn. De wenken der Socratische school tot het regt beoefenen der natuurlijke godgeleerdheid.
| |
De leer van geloof, hoop en liefde.
De Socratische school in voortgaand onderzoek bestaande, is eene opleiding tot geloof. Hoe geloof van bijgeloof en ongeloof te onderscheiden? Beproeft alle dingen. Onderzoek, onmisbaar voor geloofsleer en zedeleer. Socrates in den Theaetetus. De hoop op onsterfelijkheid. De Phaedo. Cicero over de inwijdingsplegtigheden. De wijsgeerte helderde den verborgen zin daarvan op. Verhevene uitspraak van Diotime over de natuur der liefde. De Grieksche Patres over de wijsgeerte der Grieken. Uitnemende geschiktheid dier wijsgeerte om de hooge beginselen van de Christelijke geloofsleer en zedeleer na te vorschen.
| |
Grenzen der oude wijsgeerte om tot de leer der goddelijke openbaring te komen.
Het hooge standpunt dier openbaring: het is voor de wijsgeerte onbereikbaar. Diep besef van de Goddelijke heiligheid brengt levendige behoefte aan verzoening te weeg. Dat besef onbekend aan de oudheid. Diep besef van de Goddelijke liefde, bron van troost. De middelaar tusschen God en den mensch, het hoogste aanschouwelijke bewijs der Goddelijke liefde. Uitwerking daarvan op den mensch: verootmoediging en zielsverheffing. De broederlijke liefde. De oude wijsgeerte eindigde met het zoeken naar troostgronden voor leven en sterven: het Christendom vangt er mede aan. Het Christendom leidt tot zedelijke volmaking: waarin bestaat deze? Christus het uitgedrukte beeld Gods, ons voorbeeld. De mystieken.
| |
De koninklijke weg der godgeleerde wetenschappen.
Het mijden der uitersten. Supranaturalisten en Rationalisten. De weg der ware wijsgeerte leidt tot de ware godsdienst. Toelichting uit de geschiedenis der kerkhervorming. Men moet Christenwijsgeer worden om de pogingen der hervormers te helpen verwezenlijken. Het licht der goddelijke openbaring, het beste behoedmiddel tegen het dwalen in de wijsgeerige beoefening der godgeleerdheid.
| |
| |
| |
De bestemming, de doeleinden en het verband der hoogere wetenschappen.
Vroegere dwalingen. De beoefening van zoogenaamde wetenschappen. Verkeerde beoefening der hoogere wetenschappen. Onwijsgeerige en heillooze stelsels van nut en eigenbelang, atheïsme en materialisme. Invloed daarvan op de hoogere wetenschappen. Rousseau. De wetenschappen behoedmiddelen tegen die stelsels, middelen ter bevordering van het hoogste menschengeluk.
| |
De bestemming der hoogere wetenschappen.
Hare bestemming is het zedelijk welzijn der maatschappij. Zij moeten gezamenlijk den mensch zoowel als zinnelijk als verstandelijk wezen, zoo ten opzigte van zijne betrekking tot den staat en zijn geheel uitwendig leven, als van zich zelven en zijn zedelijk bestaan vrij maken. De vorming van den mensch tot zelfstandig wezen, hoogste bestemming dier wetenschappen. Maakt de bevordering van menschengeluk en maatschappelijke belangen ook een deel van hare bestemming uit?
| |
De doeleinden der hoogere wetenschappen.
Het regtvaardige, heilige, vooral het goede te verwezenlijken, moet het doel zijn van den beoefenaar dier wetenschappen. Het standvastige pogen om dat doel te bereiken brengt maatschappelijk en algemeen menschengeluk voort. Voorstelling van geluk in de scholen der wijsgeeren en in het Evangelie. Geluk gaat gepaard met vorderingen in zedelijke volmaking. Verhevenheid van Plato's ideënleer. Demosthenes. Onze voorouders. Die ideënleer in betrekking gebragt tot onze godsdienst. God, het hooge ideaal van het schoone, goede, regtvaardige en heilige. Dat ideaal in het uitgedrukte beeld zijner zelfstandigheid aan den mensch vertegenwoordigd. Zelfstandig karakter onzer voorouders, vrucht van godsdienstzin en godsdienstige opvoeding. De ideënleer, opleiding tot de Christelijke zedekunde. Dwalingen in de Christelijke kerk. Paulus. Wat was zijn streven, welk zijn uitzigt?
| |
Het verband der hoogere wetenschappen.
Eenheid van doel en bestemming. Het onderling verband der hoogere wetenschappen blijft een geheim, zoo lang men slechts middelmatige beoefenaars beschouwt. De ware beoefenaars. Wat is het goede? Het geeft kracht en wezen aan het schoone, regtvaardige en heilige; het drukt er het zegel op. Plato's staat. Het goede, eene hoogere wetenschap; de zon der denkbare wereld. Onze taaluitdrukkingen. Overeenkomst met de uitdrukkingen der Grieksche wijsgeeren en wijzen. Het scheppingsverhaal van Mozes en de uitspraak van Jezus.
| |
Wat is ethica?
Welke is haar invloed op de hoogere wetenschappen? Men noemt haar ook de leer der pligten omtrent zich zelven, zijne naasten en God. De
| |
| |
zedekunde der ouden strekte zich tot den staat en het burgerlijk leven mede uit. Geen gewag van ethica bij Plato: zij was in de staatkunde begrepen. De beginselen der echte staatkunde beantwoorden aan die der echte zedekunde. Nogtans juiste onderscheiding van staatkunde en zedekunde noodwendig. Met behulp der staatkundige wetenschappen oefent zedekunde haren invloed uit op volken en staten. Naauw verband van godsdienst en zedekunde. Zedekunde, geene wetenschap, maar wijsgeerte, wijsgeerig onderzoek naar 's menschen begeervermogen en zedelijken aanleg. Zij is ook tevens wijsgeerte van het goede, of wijsgeerig onderzoek, hoe de beoefening der hoogere wetenschappen strekken moet tot bevordering van het wezenlijk belang des menschdoms. Het voorgaand onderzoek eene soort van Platonische ethica.
| |
Het verband der kunsten en wetenschappen of
onderzoek naar de overeenstemming van 's menschen zielsvermogens.
Voortzetting van het onderzoek naar de ontwikkeling van den mensch. De jongeling.
| |
's Menschen zedelijke zin in overeenstemming met zijnen waarheidszin.
Trapswijze ontwikkeling van 's menschen zielsvermogens. Bij de opvolging zijner leeftijden openbaart zich zijn inwendige zin als kunstzin, waarheidszin, zedelijke zin en als rede. Zamenwerking van 's menschen zielsvermogens bij het beoefenen der kunsten en wetenschappen: evenwel heerschende werkzaamheid van zijn gevoelvermogen bij de beoefening der schoone kunsten, van zijn ken- en begeervermogen bij die der zuivere en toegepaste wetenschappen. Geen gewag bij Plato van zedelijken zin. Onderscheid van de aanvankelijke ontwikkeling des menschen als zinnelijk en verstandelijk en als zedelijk wezen. Opwekking der liefde in den mensch. De liefde, begin van alle zedelijke volmaking. Het gastmaal en de Phaedrus. Het verplaatsen van zich zelven in een' ander, opleiding tot zelfverbetering, tot godsvrucht, tot streven naar gelijkvormigheid aan God. Invloed van 's menschen waarheidszin op zijn' zedelijken zin. Beide moet men onderscheiden, ten einde hunne natuurlijke overeenstemming te leeren kennen. Nieuw leven voor den jongeling. Zelfbewustheid en nadenken. Godsdienstzin. Besef van de hoogere bestemming zijner natuur. Waarheidsliefde. De zedelijke zin wordt waarheidszin. De geheele zielsontwikkeling des menschen bestaat in voortgang tot waarheid. Oefening in wel scheiden en wel verbinden heeft invloed voor het geheele leven.
| |
| |
| |
Het verband der zuivere en toegepaste of hoogere wetenschappen.
Nadeelen eener oppervlakkige kennis voor de hoogere wetenschappen. Dweeperij, nog gevaarlijker voor haar. Voorbereiding door middel van de zuivere wetenschappen, behoedmiddel tegen de verkeerde beoefening der hoogere. Het belang van wiskunde, redeneerkunde en oordeelkunde. Door middel der zuivere wetenschappen verkrijgen de hoogere haren waren rang en waarde.
| |
's Menschen rede in overeenstemming met al zijne zielsvermogens.
Geene beschouwing a priori, wat 's menschen rede zij, maar de vraag: welke is hare werking op onze zielsvermogens? De rede, 't laatst bij den mensch als man in volle werking. Hoe moet hij daartoe voorbereid zijn? Plato's staat. Standvastig en beraden streven naar de deugd, naar het goede, regtvaardige, heilige, uitwerking der rede. Zamenvatting der rede van hetgeen grondig onderzoek onderscheidenlijk heeft doen kennen. 's Menschen rede is zijn waarheidszin, die door vergelijken en besluiten zich kenmerkt. De hoogere opleiding des menschen. Hoog standpunt van den man. Het goede wordt zijne hoogste bedoeling. Zuivere en practische rede. De gastvriend op Creta. De mensch door lust en smart getrokken, bij poppen vergeleken. Het heilige streven der rede naar het goede. De verkregene meening omtrent het beste. Eenparige werking der kunsten en wetenschappen om den mensch door middel zijner rede zelfstandig te doen worden. De rede is koel: zij vergelijkt en beoordeelt. De wil, of liever de natuuraandrift, zelfwerkend beginsel in den mensch. Het tweespan paarden in den Phaedrus. Plato's staat. Vergelijking van de goede en kwade begeerten bij het volk, van de rede bij de overheden, van de natuuraandrift bij de wachters.
| |
Het verband der kunsten en wetenschappen.
Eenheid van beginsel: waarheidsliefde. De waarheid moet het geheele koor der kunsten en wetenschappen aanvoeren.
| |
Wat is hooger onderwijs?
Toepassing van het vroeger onderzoek op het onderwijs in de hoogere wetenschappen. Dwaalbegrippen der menschen. Het lezen van de schrijften der oudheid. De vrachten dier lezing. Paedagogica en hooger onderwijs onderscheiden, De eerste voorbereiding voor het laatste. Beoefening der kunsten en wetenschappen, toegepast op de maatschappij. Beoefening van aesthetica, logica en ethica. Het hooger onderwijs eene hoogere practische wijsgeerte. Het wezen van het hooger onderwijs, hoedanig? Hoogescholen zijn kweekscholen voor geleerdheid, maar wijsgeerte moet de geleerdheid bezielen en vruchtbaar maken. Het zedelijk welzijn van volken en staten hangt van de grondbeginselen en doeleinden af, die men bij de beoefening der kunsten en wetenschappen zich voorhoudt. Bij de ouden waren de scholen der wijsgeeren kweekscholen voor staatsmannen en redenaars. Practische wijsgeerte, de ziel van het hooger onderwijs.
| |
| |
| |
Wijsgeerte en geschiedenis.
De kunsten en wetenschappen, van den mensch uitgegaan, zijn tot veredeling en volmaking van den mensch bestemd. Begrip van encyclopedie. Wat is wijsgeerte? Wat geschiedenis? Wat metaphysica?
| |
De wijsgeerte.
Herinneringen aan den aard en den gang der vroegere navorschingen. De vormen, de aard en strekking der wijsgeerte. Naauwkeurige beschouwing van dat vorige onderzoek thans mogelijk. Kunsten en wetenschappen zijn voortbrengselen van 's menschen zielsvermogens; wijsgeerte ligt in zijne ziel. Cicero en Plato. Hemsterhuis. Kunsten en wetenschappen van wijsgeerte onderscheiden. De ware beoefening der kunsten en wetenschappen, vrucht der wijsgeerte. Het opsporen van de beginseten en doeteinden, van den aard en het wezen der kunsten en wetenschappen, de stof van al het vroeger wijsgeerig onderzoek. De wijsgeerte, moeder der kunsten en wetenschappen. Cicero. Hoe zijne uitspraak te verstaan? De wijsgeerte, vorming voor den mensch en inwijding in het heiligdom der wijsheid. Hoe heeft die vorming plaats?
| |
De wijsgeer.
Pythagoras voorstelling van den wijsgeer. De wijsgeer merkt op, en dringt tot de natuur der dingen door. Maar onbevooroordeeld moet hijdaarbij te werk gaan. Plato's Apologie. Soerates, de wijste van allen, waarom? Zucht naar wijsheid moet in zucht naar zelfkennis en in waarheidsliefde bestaan. Plato's staat. Wat hebben onze gidsen, Socrates en Plato, ons doen opmerken? De wijsgeer der Socratische school. De Christenwijsgeer.
| |
De geschiedenis.
De beoefening a priori der geschiedenis. Haar gebied. Wijsgeerig onderzoek, een vereischte voor hare beoefening. Hoe moet men daartoe voorbereid worden? Wat is geschiedenis? Vroeger onderzoek lost die vraag op. Het Grieksche woord zelf, ἱστορία, geeft genoegzame oplossing.
| |
Het verband van wijsgeerte en geschiedenis.
Onderzoek en nasporing, natuurlijk verband van beide. Overeenkomst van den gang van historische en wijsgeerige onderzoekingen. Trapsgewijze voortgang dier onderzoekingen leidt tot naauwkeurige kennis der onderwerpen. De proöemia der geschiedschrijvers. Thucydides en Robertson. Geschiedenis en wijsgeerte, beide evenzeer scholen van menschenkennis. Beide dienen tot beschaving en volmaking des menschdoms. Beider bestemming, opleiding tot de waarheid. Wat moet geschiedenis zijn volgens de oudheid?
|
|