| |
| |
| |
Overzigt dezer eerste proeve van wijsgeerige navorschingen.
De oude wijsgeerte en die der nieuwere scholen. Het wenschelijke eener herstelling van de grondbeginselen der oude Socratische school met hunne toepassing op den tegenwoordigen tijd. Behoefte aan die herstelling, verschijnsel onzer eeuw. Tweeledige bedoeling van den schrijver: medewerken ter vervulling dier behoefte: waarschuwen tegen het onbezonnen ijveren tegen metaphysica. Wijsgeeren dezer eeuw van metaphysici te onderscheiden.
| |
Inleiding.
Des schrijvers verhaal omtrent zijne vroegere verkeerde voorstellingen van encyclopedie en zijne vorderingen in 't zuiveren daarvan.
| |
De schoone kunsten, of onderzoek naar 's menschen gevoelvermogen.
Het beginsel der schoone kunsten.
Liefde voor het schoone. Liefde doet 's menschen zielsvermogens als zoo vele kiemen ontwikkelen. Wat zijn beginselen? De wijsgeerte, die in 's menschen ziel ligt, rijke bron voor volgend onderzoek.
| |
| |
| |
De natuur en het wezen der schoone kunsten.
De muzijk.
's Menschen oorspronkelijke vatbaarheid voor harmonie en maat. Veelbeteekenend gezegde van den Atheenschen gastvriend op Creta. Muzijk van toonkunst onderscheiden. Muzijk niet enkel gehoor, maar tot de ziel en den inwendigen zin behoorende. De fabel der eicaden in den Phaedrus. Poëzij van muzijk onafscheidbaar. Hoogere muzijk.
| |
De poëzij.
Wat is dichten? Wat is zang? Oorzaak van de verbazende uitwerking der poëzij. De naauwe verwantschap van poëzij en de hoogere muzijk. Wat van de noodzakelijkheid en nuttigheid, als oorzaken der schoone kunsten, te denken? Zin voor harmonie en maat de kiem, waaruit muzijk en poëzij zijn ontsproten. Zou die zin zonder uitwerking op de beeldende kunsten zijn geweest?
| |
De dramatische poëzij of de poëzij der koren.
Nabootsen hare eigenschap, niet het kenmerk van haar wezen. De volkskluchten van Thespis. Hooger denkbeeld van 't drama. Dramatische kunst bij Homerus. Epische personen en onderwerpen. Doch het zijn bij Homerus mythologische en historische voorstellingen. Hooger geest en toon van 't drama. Het loflied op Apollo. Delische maagdenkoren op de feesten van Apollo. Nabootsingen in zang en dans. De oorsprong der dramatische poëzij. Het koor in de Thesmophoriazusen van Aristophanes en in de Hecuba van Euripides. Blijspelen en treurspelen der koren. De dramatische poëzij het akkoord van zang en dans en poëzij. De Atheensche gastvriend wijst op de feesten van Bacchus te Athene. De volmaking der dramatische kunst. Aeschylus. Echt tragische poëzij. De lierzangen der koren, de ziel dier poëzij. Hooge godsdienstzin in die lierzangen. De koren in de Thesmophoriazusen en Kikvorschen van Aristophanes. De natuur van het drama neigt tot welsprekendheid en redekunst over. Zijne staatkundige strekking bij de Grieken.
| |
De epische en didactische poëzij.
Oorsprong der epische poëzij: verhalen van barden bij feestelijke bijeenkomsten. Hare natuur geschiedkundig. Herodotus, een andere Homerus. Oorsprong der didactische poëzij; spreuken, wijsgeerige fabelen en overleveringen der oudheid. Hare natuur wijsgeerig. De vroegste wijsgeeren, dichters. De elegie. Haar oorsprong uit de weeklagten der koren. Minder bepaalde strekking harer natuur. In lateren tijd eerst eene bijzondere dichtsoort geworden, aan de liefde gewijd en voor zedelijke wijsgeerte geschikt.
| |
De lyrische poëzij met de epische en didactische vergeleken.
Hare overeenkomst met de epische poëzij. Meerdere verwantschap met de didactische. Evenwel noch uitvoerig verhaal, noch wijsgeerig onder- | |
| |
zoek is haar eigen. Vonken van wijsheid bij den lierzanger. Verscheidenheid van toon en maat onderscheidt den lierzang. Hij is geheel muzijk, eene hoogere muzijk, die de poëzij bezielt. Orpheus.
| |
De lyrische poëzij met de bucolische vergeleken.
De bucolische poëzij natuurlijk en schoon op zich zelve. Voorstelling van de natuur in al hare bekoorlijkheid, van den mensch in zijne oorspronkelijke onschuld. Eumaeus en Nausicaë bij Homerus. In de beoefening is zij onnatuurlijk geworden. Schildering eener denkbeeldige wereld. De lyrische poëzij bloeide oudtijds in de werkelijke wereld, in vrije staten: zij ademde en uitte de verhevenste gevoelens. De bucolische ontstond toen de vrijheid geweken was. Zij is het schaduwbeeld der ware poëzij.
| |
De lyrische poëzij.
Zij staat op zich zelve en is in aard en wezen poëzij. Zij maakt het verband uit van poëzij en hoogere muzijk. Zij is de oudste poëzij - de heilige poëzij der volken - de ziel van de poëzij der koren - de moeder der dramatische poëzij. Haar veelvermogende invloed op epische en didactische poëzij. Orpheus. Apollo.
| |
De beeldende kunsten.
's Menschen gevoelvermogen. Rousseau's beschouwing der kunsten en wetenschappen oppervlakkig. De zinrijke fabel van Protagoras. 's Menschen kunstzin. Het afbeelden, eigenschap der beeldende kunsten. Maar de gaaf van verbeelden, verbeeldingskracht wordt in den beoefenaar dier kunsten vereischt. De Helena van Zeuxis. Verhevener ideaal van den redenaar bij Cicero. Phidias. Hoogere kunstzin. De gaaf van verbeelden verbindt de beeldende kunsten met de poëzij en hoogere muzijk. De kunstenaar schept zijne idealen naar 't voorbeeld van den dichter. Homerus en Phidias. De hoogere muzijk bezielt de poëzij, gelijk deze de beeldende kunsten bezielt. De hoogere muzijk, de band aller kunsten.
| |
De bestemming, het doel en het verband der schoone kunsten.
Het vroeger onderzoek bepaalde zich tot afgetrokkene beschouwingen der kunsten. Hare onderlinge zamenwerking in de maatschappij, nieuwe stof van onderzoek.
| |
De bestemming der schoone kunsten.
Bij de hedendaagsche volken schijnen zij bestemd voor eene beschaafde opvoeding, tot veraangenaming der zamenleving, tot verfijning van kunstzin. Bij de ouden strekten zij tot opwekking en veredeling van godsdienstzin. De Atheensche gastvriend op Creta. Over den oorsprong van den dienst der goden. Is de godsdienst uit vrees of noodzakelijkheid ontstaan? Niet veeleer uit liefde en eerbied? Geschiedkundige toelichting uit de Amphic- | |
| |
tyoniën. Het loflied op Apollo. 's Menschen godsdienstzin werkte op zijnen kunstzin: kunsten verlevendigen zijnen godsdienstzin. De aard en strekking onzer godsdienstige plegtigheden. Koraalgezang. De koorzangen in de Athalie en Esther van Racine. Het orgelmuzijk in den Gijsbrecht van Amstel. Het wenschelijke van 't leeren van koraalmuzijk voor de opvoeding der jeugd.
| |
Het doel der schoone kunsten.
De bestemming der kunsten in de maatschappij van het doel, dat hare beoefenaars moeten beoogen, onderscheiden. Dat doel is het schoone. Hoe over levensgenot, menschengeluk, maatschappelijk belang, als doel der schoone kunsten, te denken? Het doel van den kunstenaar is hooger, en het wezenlijk belang der maatschappij moet er aan beantwoorden.
| |
Het verband der schoone kunsten.
Eenheid van beginsel en doel. Plato's gastmaal. De Uranische liefde. Het zedelijk schoone. Plato, de hersteller der schoone kunsten. Plato en Rousseau. De laatste onderscheidde de kunsten zelve niet van hare beoefenaren. Plato doorgrondde dit onderscheid. Rousseau verwarde de kunsten: Plato bragt de ware aan 't licht. De Uranische Muze, die het zedelijk schoone ten doel heeft, verbindt de schoone kunsten en doet haar tot 's menschen hoogste verlustiging en veredeling zamenstemmen.
| |
Wat is aesthetica?
Waarom hier eerst deze vraag? Des schrijvers nadenken over dit onderwerp. Hemsterhuis sur la sculpture. Het bepalen van 't schoone. Aesthetica een nieuw woord. Een wenk van den Atheenschen gastvriend op Creta. Strekking der Platonische wijsgeerte, om op aesthetica te komen. Zij is geene wetenschap, maar opleiding tot de wetenschap van het schoone. Al 't voorgaand onderzoek eene soort van aesthetica, van Platonische aesthetica. De aesthetica onderzoekt de natuur der kunsten, wijst haar beginsel en doel, hare verwantschap en onderlinge zamenwerking aan; zij is de wijsgeerte van 't schoone. 's Menschen gevoelvermogen, een zin voor harmonie, een zin voor het schoone.
| |
De wetenschappen of onderzoek naar 's menschen kenvermogen.
| |
Het beginsel der wetenschappen.
Liefde voor het ware, waarheidsliefde. Onderscheiding van μαϑηματα en ἐπιστημαι, disciplinae en doctrinae: de eerste voor het leeren, de
| |
| |
laatste voor het weten bestemd. Geene Nederduitsche benaming voor de disciplinae. Door zakenkennis moet men op woorden opmerkzaam worden, niet door woorden op de zaken. Zuivere wetenschappen: wiskunde, redeneerkunde enz. Practische, toegepaste of hoogere wetenschappen: de geneeskundige, regtsgeleerde, godgeleerde wetenschappen.
| |
De natuur en het wezen der wetenschappen.
Wat is waarheid? Wat niet schijnt te zijn, maar is. De waarheid in concreto. De wetenschappen doen ons wezen van schijn afscheiden om ons zoo tot het ware te brengen. Minerva en Diomedes bij Homerus. 's Menschen kenvermogen en waarheidszin. De dichterlijke beschrijving in den Phaedrus van 's menschen ziel, eer zij in 't ligchaam kwam. De zigtbare en de denkbare wereld. Overgang van de eerste tot de laatste noodzakelijk om schijn van waarheid af te scheiden. De waarheidszin, het oog der ziel, waarmede waargenomen wordt wat is en niet schijnt. De waarheid is in dit verblijf van schijn en dwaling voor den mensch niet ontoegankelijk.
| |
De wiskunde.
Tellen en meten, oorsprong der wiskundige wetenschappen. Het is met gevoel voor harmonie en maat en met kunstzin verwant. Tellen behoort tot het gehoor, meten tot het gezigt, maar de waarheidszin is hier werkzaam. Twee soorten van rekenkunde en meetkunde, van elkander onderscheiden als toonkunst van muzijk. De eene voor 't dagelijksch bedrijf, de andere voor het scherpen van den waarheidszin. Deze laatste soort, de hoogere wiskunde, opgehelderd uit Plato's staat.
| |
De redeneerkunde.
De slaaf in den Meno van Plato. Het begrip van hoegrootheid en hoeveelheid, zuivere verstandsbegrippen. De wiskunde heeft de hulp der redeneerkunde noodig, om die begrippen op te wekken en het zielsoog te zuiveren. De begrippen van het schoone, goede enz. Hoog gewigt van 't zuiveren daarvan. De redeneerkunde hiertoe bijzonder dienstig. Het onderscheid tusschen meenen en weten. De verbastering der redeneerkunde. Stoicynen en Scholastiken. De Sophisten en Socrates. De opleiding van dezen. De analysis van Plato, methode van uitvinding door middel van scheiden en verbinden. Nadere opheldering van Plato's methode uit den Phaedrus en 't gastmaal. Wat verzuimden de Sophisten bij hunne overredingskunst? Waarom is aan de syllogistica van Aristoteles altijd de voorkeur gegeven? De hoogere redeneerkunde.
| |
De redekunst.
Redekunst en fraaije letteren, waartoe behooren zij? tot de kunsten of tot de zuivere wetenschappen? Gebruiken wij slechts Plato's dialectica om schijn van wezen in de rhetorica af te scheiden. De Phaedrus. Aanleg, wetenschap en oefening. Welsprekendheid en redekunst. Welsprekend kan men worden met aanleg en oefening; redenaar wordt men niet zon- | |
| |
der dat redekunst d.i. wetenschap er bij kome. Van natuur is de redekunst in de redeneerkunde gegrond, zij moet den gang en leiding der redeneerkunde volgen. De gaaf van wel te overreden maakt redekunst tot welsprekende redeneerkunde. Onderling verband van redeneerkunde en redekunst: de laatste kan niet buiten de eerste; de eerste is behoeftig en onvruchtbaar zonder behulp der laatste. De redekunst is volgens hare eigenschappen kunst, volgens hare natuur wetenschap. Leerdicht en redekunst verbinden onderling kunsten en wetenschappen. Het leerdicht is de dialectica der poëzij, de redekunst de poëzij der dialectica. Cicero over de welsprekendheid. Muretus over den Bartholomëusnacht. De hoogere redekunst heeft waarheid ten doel. Dit is haar hoofdvereischte.
| |
De fraaije letteren.
Zij heeten ook het schoone proza, en behooren tot het wel schrijven, tot stijl en voordragt. Studia humanitatis heeten zij insgelijks. Proza, de taal der wetenschappen, is wetenschappelijk, maar ook welluidend. De numeri. De Musae leniores van Cicero, het schrijven over welsprekendheid en wijsgeerte. Wijsgeerig onderzoek met de beoefening der letteren gepaard. Invloed van Anaxagoras op Pericles, bijzonder van Plato op Demosthenes. Demosthenes en Aeschines. Invloed der redekunst op de redeneerkunde door middel der letteren. Ook op de wiskunde zijn de letteren niet zonder invloed. Wat beteekent het, te schrijven in de zielen der menschen? De Phaedrus. De ware beoefening der letteren. De dialogen en hunne onderwerpen. Schrijven moet spreken zijn.
| |
De bestemming, het doel en het verband der wetenschappen.
De bestemming der wetenschappen.
Het verkeerde gebruik der wetenschappen verlaagde hare bestemming voor de maatschappij. De taak der wiskunde en redeneerkunde, den mensch in staat te stellen het ware te zien: die der redekunst en fraaije letteren, er anderen behoorlijk toe op te leiden. Het beeld van de spelonk bij Plato doet de ware bestemming der wetenschappen regt doorgronden. Omkeering van den mensch van de schaduwen tot het licht der waarheid. Voortreffelijkheid van Plato's wijsgeerte voor 't behartigen der menschelijke zaken. De hoogste bestemming der wetenschappen, van andere bestemmingen wel te onderscheiden. Geene wetenschappen verdienen dien naam zonder bezield te zijn door waarheidsliefde en zonder de strekking te hebben om die bij anderen op te wekken. In plaats van pesten, volgens Rousseau, worden zij zoo geneesmiddelen voor het menschdom.
| |
Het doel der wetenschappen.
Het moet beantwoorden aan 't beginsel, en is dus het ware. Dit moet de beoefenaar der wetenschappen gestadig voor oogen hebben. Waarom heeft Plato het ware niet tot de ideën gebragt? De leer der ideën de leer der waarheid. Wat zegt het, naar 't ware te streven? Hoe meer
| |
| |
de beoefenaar der wetenschappen het oog op de ideën gerigt en gevestigd heeft, en dat van anderen derwaarts rigt en vestigt, hoe meer de wetenschappen aan hare ware bestemming voor de maatschappij beantwoorden.
| |
Het verband der wetenschappen.
Onverdraagzaamheid van wiskundigen en letterkundigen. Oorzaak hiervan. Letteren en wetenschappen strekken om waarheid te doen ontdekken. De redeneerkunde de hoogste der zuivere wetenschappen. De kunst van scheiden en verbinden, niet maar alleen van betoogen en bewijzen, verbindt de zuivere wetenschappen.
| |
Wat is logica?
Geen gewag er van bij Plato. Haar oorsprong en beteekenis bij de Peripatetici. Zij onderzoekt, hoe in den mensch de waarheidszin zich begint te openbaren, hoe die geoefend wordt door de wetenschappen en hoe de mensch als redelijk wezen tot zijne bestemming komt. Zij omvat de redeneerkunde en heeft invloed op de redekunst en letteren. Zij spoort in den mensch de beginselen der wetenschappen op, en leidt daardoor den mensch tot het ware. Zij is een wijsgeerig onderzoek der wetenschappen, de wijsgeerte van het ware. Al 't vroeger onderzoek omtrent de wetenschappen eene soort van Platonische logica.
| |
Het verband der kunsten en wetenschappen of
onderzoek naar 's menschen waarheidszin.
De didactische poëzij onder de kunsten en de redekunst en fraaije letteren onder de wetenschappen duiden eenigermate op dat onderling verband. Maar vooral stemmen de kunsten en wetenschappen in de eenparige bevordering van de vorming en opleiding des menschen overeen. Evenwel, om dit regt te doorzien is het noodig, vooreerst den inwendigen zin, den kunstzin en waarheidszin wel van elkander te onderscheiden, ten einde deze wel te vereenigen, en ten tweede te vragen: hoe onderscheiden wij het schoone van het ware? hoe verbinden wij beide?
| |
's Menschen inwendige zin.
Tot twee zintuigen heeft deze betrekking, het gehoor en het gezigt. Met het gehoor telt men, met het gezigt meet men. Dit tellen en meten is echter eene werkzaamheid van den inwendigen zijn, en bestaat in 't scheiden en verbinden van hetgeen die uitwendige zinnen doen vernemen en waarnemen. Toelichting uit de geschiedenis des menschelijken levens.
| |
| |
Scheiden en verbinden heeft bij het kind voor het zinnelijke, bij den knaap voor het verstandelijke plaats. Groot belang van het waarnemen van den inwendigen zin.
| |
's Menschen kunstzin.
Één inwendige zin in den mensch. Verschillende rigtingen of wijzigingen. De een scheidt en verbindt beter met dien zin wat tot het schoone, de ander wat tot het ware behoort. Kunstzin is voornamelijk zin voor harmonie, die door de kunsten verfijnd en geoefend moet worden. De zinnelijke ontwikkeling van den mensch, vrucht van deze opvoeding.
| |
's Menschen waarheidszin.
Rigting van den inwendigen zin naar het ware. Maar mogen wij zulk eene nieuwe rigting of wijziging van dien zin aannemen? Doet elke rigting hoegenaamd van dien zin niet aan het ware denken? Laat zich het ware van het schoone afscheiden? - Onderscheiding is hier voor ons noodzakelijk, schoon er geen wezenlijk onderscheid bestaat. Geschiedkundige toellchting uit de ontwikkeling des menschen. Overgang van het kind tot den knaap. Opvoeding wordt opleiding. De knaap. Opwekking van den waarheidszin brengt zuivering en veredeling van den kunstzin in hem te weeg. Kunstzin wordt waarheidszin. Één inwendige zin in den mensch, waarheidszin. Wel scheiden noodzakelijk, ten einde wel te verbinden.
| |
Het schoone en het ware.
Het schoone is tevens het ware. Het verschil van beide ligt in de verschillende voorstelling er van in 's menschen kindschheid en jeugd. Het schoone, de maatstaf ter beoordeeling van hetgeen schoon heet: het is het ware schoon. Het schijnschoone. Het schoone, als doel der schoone kunsten, komt ons nu in 't ware, in 't schoonste licht voor. Het ware bestaat niet afzonderlijk, het is geheel betrekkelijk. De mensch maakt er zich eene afzonderlijke voorstelling van, door tegenstelling met het schijnschoone, schijngoede enz. Uitgebreide en hooge beteekenis van het ware en van waarheid. Opleiding tot de waarheid. Het rijk der waarheid. De waarheid, voor het goddelijk wezen.
| |
's Menschen vorming en opleiding.
Grootere vatbaarheid voor indrukken en duurzamer invloed daarvan vereischt bij de vorming des kinds, dat men het niets dan wat waarlijk schoon en edel is doe gevoelen en bemerken. De schoone kunsten. Haar vermogende invloed op de ware opvoeding. Zij moeten voorbereiden wat voor de ware opleiding door middel der zuivere wetenschappen wordt voortgezet. Bijzondere strekking der Socratische redeneerkunde om den waarheidszin op te wekken.
| |
Het verband der kunsten en wetenschappen.
Hare eenparige strekking en overeenstemming in het opwekken van waarheidsliefde en het zuiveren en scherpen van den waarheidszin zigtbaar.
| |
| |
| |
Wat is paedagogica?
Haar hooge rang in 't gebied der kunsten en wetenschappen. Zij is even min als aesthetica en logica wetenschap. Zij onderzoekt den aard der kunsten en wetenschappen, en doet deze tot heil des menschdoms strekken. Is zij de wijsgeerte van het ware en schoone? of de band der aesthetica en logica? of is zij practische wijsgeerte, en aesthetica en logica voorbereidingen tot haar? Het laatstvoorgaand onderzoek naar de overeenstemming van 's menschen zielsvermogens, van het schoone en ware, van kunsten en wetenschappen, eene soort van Platonische paedagogica. Paedagogica de aanvang der werkdadige wijsgeerte. Zij leidt van jongs af den mensch door middel der kunsten en wetenschappen en met behulp der aesthetica en logica tot het ware op.
|
|