aan de Antieken houdend, of, in de laatste periode, zich meer en meer richtend naar Franse classicisten of Engelse leraren ener nieuw opgekomen aesthetica. De rhetorica was voor ons voorgeslacht eeuwenlang de leerschool van stijl en compositie; in de handleidingen voor de gewijde welsprekendheid bleef zeer veel er van tot in de 20ste eeuw behouden, en in algemeen bedoelde leerboeken van stilistiek en poëtiek valt de historische samenhang nog genoeg te herkennen, allereerst in de leer der tropen en figuren. Dat met die tropenleer een belangrijk stuk der aloude rhetorica is overgenomen in de semantiek, die jonge tak van taalwetenschap, en in die nog maar matig gedijende betekenisleer een zeer voornaam, en daarbij wel het dankbaarste en soliedste onderdeel uitmaakt, zij hier slechts in het voorbijgaan opgemerkt.
Het nauwe samengaan van grammatica, rhetorica en dialectica, tezamen het oude Trivium, in de theorie en de practijk van de renaissance-geleerden, en de diepgaande invloed daarvan op heel de toenmalige literatuur, door Kuiper betoogd, vindt steeds meer bevestiging in het werk van Duitse, Engelse en Amerikaanse linguisten en literatuur-historici van den laatsten tijd: R.H. Wagner, H. Craig, W.G. Crane, E.R. Curtius, F.W. Baldwin, Sister Miriam, J. en A.H. Sackton. Dat bracht ons op den naam voor onze reeks: ‘Trivium’.
Na Van Heule, door Caron, zullen daarin eerst verschijnen de Nederduydsche Spellinge, Haarlem 1612, door Zwaan - het is op enige revisie na in handschrift gereed -, en de vier stukken, die de Kamer In Liefde Bloeyende uitgaf: Twe-spraack van de Nederduitsche Letterkunst, Ruygh Bewerp van de Redenkaveling, ofte Nederduytsche Dialectike, Kort begrip des Redenkavelings in Rijm, en Rederijckkunst, in Rijm opt kortst vervat, alle bewerkt door Kuiper. Opnieuw de Twe-spraack dus - met instemming van den vroegeren uitgever Kooiman -, want de herdruk van 1913 is sinds lang uitverkocht.
Ook staat reeds op onze lijst Pontus de Heuiter, Nederduitse Orthographie, waarvan een heruitgave sedert geruimen tijd in voorbereiding is geweest bij een bekenden Neerlandicus, die er evenwel van heeft afgezien, en ze gaarne, met zijn aantekeningen, aan ons wil overlaten, zodra wij een geschikten bewerker zullen aangewezen hebben. Verder Leupenius: Aanmerkingen op de Nederduitsche Taale, met wat daarbij behoort. En voorts denken wij aan het Exercitium Puerorum, aan Jan van Mussem's Rhetorica en andere meer.
Grammatica pleegt geen ‘lectuur voor de theetafel’ te zijn. En al kunnen deze documenten van oude taal- en redekundige theorie zeker menigen verrassenden trek opleveren - voor vakmensen en die het worden willen