Nederduitse orthographie
(1971)–Pontus de Heuiter– Auteursrechtelijk beschermdVander letteren nature en kraht, zo int bizonderGa naar voetnoot12) als met haer vocalen gevouhtGa naar voetnoot13). | |||||||||||||||||||||||||
A.Om de heerlicke krahtGa naar voetnoot14) die A. alle woorden geeft / zietmen haer die hoohsteGa naar voetnoot15) / eerste plaetse onder die letteren / in alle bekende Talen bezittenGa naar voetnoot16) / komende uit die kele door een stille wintGa naar voetnoot17) / ende des monts | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||||||||||||
gehemelt met tamelicGa naar voetnoot1) geblaes rakende opent die zelvenGa naar voetnoot2) blidelic en ongedwoingen / niet gelijc den Hollander jaeGa naar voetnoot3) / den Flamijnc joaGa naar voetnoot4) / den Brabander bai / mai / wai / blatende dounGa naar voetnoot5). A. is een vande starcste vocalenGa naar voetnoot6) / ende wil in veel woorden (lainc zijnde) gedoubbelt zijnGa naar voetnoot7) / daermen qualic die Diphthonge ae. schrijft / als laat / baat / graat / staat / etc.Ga naar voetnoot8). | |||||||||||||||||||||||||
Be.Ga naar margenoot+Eerste vande stomme consonanten / welcke bene*mende haer hulp vocale e. gevouildiGa naar voetnoot9) dat die letter bina stom uit den mont niet kan geraken / voor datseGa naar voetnoot10) e. open dout / wardende door haerhulpe / enGa naar voetnoot11) lettel wints voor tuschen die lippen / met mouite geborenGa naar voetnoot12). Onder ander letteren is haer naeste gebuir | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||||||||||||
in krahte p.Ga naar voetnoot1) blijct in krebbeGa naar voetnoot2) / webbe / lebbeGa naar voetnoot3) / hebben / rebbenGa naar voetnoot4) / kreppeGa naar voetnoot5) / weppeGa naar voetnoot6) / leppeGa naar voetnoot7) / heppenGa naar voetnoot8) / reppen. | |||||||||||||||||||||||||
Ce.Twede stomme consonant bij d'oude Latinen / tot d'afgaenGa naar voetnoot9) des Romse Rijx ghenomt: keGa naar voetnoot10): zijnde mitsdien grote gebuiren c.k.q.Ga naar voetnoot11). Zij komt voorts als dander / mits hulpe van e. t'scharpGa naar voetnoot12) vande toinge / aende voortanden stotendeGa naar voetnoot13) / ende als k. ende q. door weinih geblaes openendeGa naar voetnoot14). Zomen c. nu ter tijt over al nomtGa naar voetnoot15) / heeft zij geen gebruic medallen in d'begin der Neerlantse woorden / en lettel onderscheits met s. ja om dat zij nae maschap is met k. zoudemen een van beiden mogen verwarpenGa naar voetnoot16) (hebbende in d'begin onzer woorden eenGa naar voetnoot17) geluit / als dicmale mede in t'middel en einde) ten ware dat in schoon / scheen / schoun / scheel / schort / schult / gescheurt / geschil / schael / school en ander dees gelijc tuschen s. en h. die k. haer natureGa naar voetnoot18) geensins kan bezigen c. een weinih / hou wel s. en h. geheel haer zouken te verdrucken en verdoinkerenGa naar voetnoot19) / maer tsamen bij een gestelt / konenGa naar voetnoot20) zonder haer of ander letter geen sijllabe makenGa naar voetnoot21) / daerom c. of | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ander letter moutende liden. Summa in alle woorden * daer sc. mout wezenGa naar voetnoot1) / dient veel beter c. met haer gemeen name dan k. Mede verchiertGa naar voetnoot2) c. t'geschrift daer anders twe c. ofte k. zouden mouten komen bij eenGa naar voetnoot3) / als hier: backen / snacken / dackenGa naar voetnoot4) / kacken / becken / gecken / plecken / decken / wecken / micken / licken / sticken / dockenGa naar voetnoot5) / pocken / stocken / jocken / stucken / verdrucken / gelucken / plucken / rucken / jucken. Desgelijx dient haer bedorven name / daer anders twe h. zouden willen zijn / als: lachen / prachenGa naar voetnoot6) / hachenGa naar voetnoot7) / kichenGa naar voetnoot8) / kochenGa naar voetnoot9) / trochenGa naar voetnoot10) / daer nohtans beter ware c. ahtergelaten / en aldus gespelt: lah-en / kih-en / troh-en / prah-en / met meer ander waer in der menschen gewente om tquaet uit te rouien meest mout werckenGa naar voetnoot11). Die FrainsoizenGa naar voetnoot12) als haer meesters de Latinen / schriven mede dees letter c. dicmale qualic / en sprekenze wel / ende dat meest altoos voorde starcste vocalen a.o.u.Ga naar voetnoot13) / zo wel in d'begin als middel der woorden / te weten: car, cause, capituler, cauerGa naar voetnoot14), caue, conseil, contract, confusion, escuGa naar voetnoot15), occuper, cuuerGa naar voetnoot16), cupe met diergelike / daer ghij c. ziet en k. hoort / ten ware h. tuschen beideGa naar voetnoot17) komende die hartheit van k. inGa naar voetnoot18) c. veranderde / als: chanson, chose, chaut, chauffer; maer voorde vocalen e. en i. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||||||||||||
behout c. haer valsen naem / te weten: cest, ce, cent, prince, place, cincquante, ancien, circonvoisin, esclaircirGa naar voetnoot1), met duizent ander. | |||||||||||||||||||||||||
De.Ga naar margenoot+Een vande stomste consonanten / t'scharpGa naar voetnoot2) vande * toinge zonder geluit / die bovenste tanden bina slaende daer niet uit konendeGa naar voetnoot3) geraken / ten ware e. haer vromelicGa naar voetnoot4) hilpeGa naar voetnoot5). Zij heeft groote gemeenschap met t. woort / voort / hoort / got / bat / hat / zat / mat: woord / voord / hoord / god / bad / had / zad / mad. Ic gebruike in d'einde der voorseide woorden / liever t. dan dGa naar voetnoot6). | |||||||||||||||||||||||||
E.Twede vocael / een die inde uitspraec kleine mahtGa naar voetnoot7) hebben / tzelve thonende haer lafGa naar voetnoot8) voorkomen / daer zij nohtans boven onder t'monts gehemeltGa naar voetnoot9) door lettel wintsGa naar voetnoot10) geboren wart / met lansemGa naar voetnoot11) den mont en lippen t'openenGa naar voetnoot12) / ende daeromme bequame / onscheidbare / bistanterse der stomme consonanten en semivocalen. Dees schriven die Grieken aldus ε. en makender aldus η. een lainge ee. af / oft aldus εɜ. van twee hunlijGa naar voetnoot13) ee. gemaect wareGa naar voetnoot14). | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||||||||||||||
eF.Is een harde semivocaelGa naar voetnoot1) / want haer porrende zonder e. voorts te breingen / gevouiltGa naar voetnoot2) bina onmogelic zijn / blivende tuschen die tanden verwart daer zij geboren wart / alzo die kinne donderste lippen aen de boven tanden stootGa naar voetnoot3) / en mitsdien van Quintilianus beschimptGa naar voetnoot4). Die Latinen makense een half vocale / maer zo Priscianus wil zonder reden / behorende onder die stomme consonanten te wonenGa naar voetnoot5). Des te min heeft zij haer oude plaets be-Ga naar margenoot+houden / daer ic haer late. Die zelve Latinen hebben deze * letter (als alle dander) vande Aeöliennen / (zeven Griecse Eilanden / Sicilien en Italien gebuiren) mede ontfaenGa naar voetnoot6) / diese aldus F. schrivende met haer Tale nommen: VauGa naar voetnoot7): maer nergens anders gebruiken dan die Latinen / en wij Nederlanders v. consonant dounGa naar voetnoot8) / hou wel d'outste Latinen f. gebruicten voor ph. dat bide Grieken een letter van desen φGa naar voetnoot9). maecsel is / tot dat die navolgende Latinen geen ph. in Latijnse woorden meer willende gebruiken f. stelden daer zij te voren ph. schreven / maer f. zonder geblaes / en met ongesloten lippen uitsprekende / dat die Grieken in hun φ. niet konenGa naar voetnoot10) dounGa naar voetnoot11). Dander Grieken nomden der Aeöliennen Vau: digammaGa naar voetnoot12) / mits dat Gamma in | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||||||||||||||
t'Griex de name des letters g. is welke zij onder
ander maecselsGa naar voetnoot1) aldus Γ. schriven. Geeft dees int middel een korte
linie / aldus F. hebt der Aeöliennen: Vau: van twe Gamma /
aldus gemaectGa naar voetnoot2) / ende daerom bij dander Grieken
genomt / digamma / dat is doubbel Gamma of g. waer af der Latinen en onze f.
komt. Die Grieken kennen geen f. noh die Latinen hunlijGa naar voetnoot3) φ. maer die Grieken gebruiken
in f. plaets φ. van hunlij genomt fi. om datse de kraht van f. enihsins
voldout. Die vijfste Keizer na Julius Cesar genomt Claudius / hadde in zijn
tijt totGa naar voetnoot4) die 23.
Latijnse letteren gevonden drij nieuwe / waer af dit X. een was van hem
ghebruict inde plaetse der Grieken ψGa naar voetnoot5) dat
zij Ga naar margenoot+nommen psi. die Latinen en wij bezigen daer vore psGa naar voetnoot6). Dander nieuwe * letter was F. aldus Ⅎ. omgekeert / welke hij
gebruicte voor v consonant / maer zijn alle drij met den Keizer gestorven /
niet tegenstaende hij een bouc van haer nature en kraht / zelve geschreven
haddeGa naar voetnoot7). Ende
hou wel t'Sestih die zelve gaerne weder in tliht zoude breingenGa naar voetnoot8) /
zorgeGa naar voetnoot9) dat
hij niet mere dan Keizer Claudius zal verwarven. Angaende mijGa naar voetnoot10) / waer wel van
zinne des Keizers gestorven letter door t'Sestih verwectGa naar voetnoot11) in tleven houden
/ als mede te volgen zijn zinne / rourendeGa naar voetnoot12) die consonant wa. waert zake dat
imant tzelve begonnen hebbende van geähte mannen gevolht wart / maer deerste
zijnGa naar voetnoot13) die in mijn schrift
/ ongezien letteren zoude stellen ende oude ahterlaten / zorge meer belaht
en begect dan gevolht te warden. Niet dat ic lasterenGa naar voetnoot14) wil hunlij geredent voornemen / maer dat tzelve qualic
onder d'ongeleerde gemeente is | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||||||||||||||
tot ufenijng te breingen / zo geweldigen Tijran is: GewenteGa naar voetnoot1): Leest hier meer af inde letteren u.va. waGa naar voetnoot2). f. ende v. consonant zijn na gebuiren: vader / fader: vrient / frient: vreemt / freemt: vroom / froom: vragen / fragen: vlagen / flagen / en daerom wil f. zeer zelden in dbegin van oprehte Neerlantse woorden gevonden warden / wel die wij vande Fransoizen / Latinen / Duitsen / of ander landen gebruickenGa naar voetnoot3) / als zijn: faem / faetsGa naar voetnoot4) / flainc / fluit / fijn / fris / foinc / floinc / freuit met meer anderGa naar voetnoot5) / maer genouh in t'middel en einde der Neerlantse woorden / als: ontfaen / ontfijnc / heffen / Ga naar margenoot+neffens / teffens / * seffens / draf / graf / laf / straf / gehef / gekef / besef / stijf / lijf / wijf / gekijf / graaf / schaef / gedraef / neef / dreef / heef / of / lof / stof / gesuf / gepuf / ende dezer gelijc in welke ghij die f. komende nae een Diphthonge of lainge vocale krainc / of slap van krahte hoort: wederGa naar voetnoot6) starc en vol komende na korte vocalen. Maer dit is die natuire van korte en lainge vocalen / dat lainge vocalen en Diphthongen (die van haer natuire mede lainc zijn) alle consonanten hun volgende / schinen te verkraincken / mits dat zij laingen tijt inden mont bliven: alzo weder korte vocalen die zelve schinen te verstarcken / uit den mont slibberende zeer lettel tijts / en krainc van geluit in een sijllabe hun latende horenGa naar voetnoot7). | |||||||||||||||||||||||||
Ge.Alzomen dees letter overal qualic nomt / heeft zij grote gemeenschap met j. consonantGa naar voetnoot8). Maer gewent die kinderen ge. te zeggen / alzo den Brabander ghei / ja wij die zelve in alle woorden met g. beginnende / nommen / te weten: gaen / gapen / gaven / geven / gegeven / gelijc / giften / geloven / gout / geen / gemeen / gulzih / met duizenden dees gelijc / zo zuldij die kinderen min mouiten dounde die letteren leren nommen alzomen die leest / en voortaen mogen schriven: gij: met meer duizent woorden / zonder d'onnotelicke | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||||||||||||
h.Ga naar voetnoot1) want nimant spreect: ij / jeven / jejeven / jelijc /jaen / japen / javen / jiften / jeloven / jout / jemeen / jeen/julzihGa naar voetnoot2). G. spruit uit t'middel vande Ga naar margenoot+mont / om*trent t'gehemelt onbescheitGa naar voetnoot3) / mouilic geluit door weinih wints makende / tot dat haer enige vocale t'leven geeftGa naar voetnoot4). | |||||||||||||||||||||||||
Ha.Is bide Grieken geen letter / noh vande Latinen noit met gemeen gedoge daer voor ontfaen / dan alleen voor teken om t'geluit des vocaels daer zij voor stont / door een lettel geblaes starken en vermeerderenGa naar voetnoot5) / zomen merct dat die kraht des letters inheeft / en daerom nimmermeer bij hunlij in d'einde van volmaecte / of iet betekenende woorden komendeGa naar voetnoot6) / waerom ooc noh geen geleerde Latinen tot dezen dage willen dat zij plaetse zal hebben / dan alleen voor vocalen en diphthongen / schrivende: vehementer, comprehendo, hanc, mihi, triumphus, met meer duizenden daer zij plahten te schriven: veementer, compreendo, anc, mij, triumpus, en naderhant weder zo zere h. gebruikende / dat zize in alle woorden voor vocalen en consonanten gebruicten / | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||||||||||
als: chorona, chommodum, hinsidiae, chenturio, praecho, chelo, chado, daer CatullusGa naar voetnoot1) en QuintilianusGa naar voetnoot2) oude Latijnse schrivers mede gecken / welke geblazijnge die Hooh-duitsen noh dezen dage / en dieze als frai nabootsen zo zere onderhouden / dat zij meer schinen der honden gebasGa naar voetnoot3) / of slaingen geblaes / dan een minnelicke / menschelicke tale voorts te breingen. Ende angezien dat h. bij ons zo wel voor consonanten als vocalen (zonder lelic Ga naar margenoot+geblaes) * mout komen / en duizentih woorden sluiten / hebbe ic haer als ons oudersGa naar voetnoot4) mede voor letter dopende bide stomme consonanten gezetGa naar voetnoot5) / om dat haer notelic een vocale volht / ahterlatende der geleerden scharpzinnicheit. Dat h. voor vocalen en diphthongen komt is alle man bekent. Maer na vocalen en voor consonanten / in d'begin en middel der woorden blijct hier: ahterwaerts / volhden / gewihten / lihten / rehten / slehten / knehten / krahten / gedahten / geslahten / nahten. In tleste der woorden na vocalen en voor consonanten: zaht / laht / naht / daht / wehtGa naar voetnoot6) / sleht / geziht / vlihtGa naar voetnoot7) / riht / niht / doht / noh / bezoht / beduht / geruhtGa naar voetnoot8). Niemant darGa naar voetnoot9) hem verwonderen dat wij int leste van veel woorden na vocalen h. schriven / angezien die Grieken en Latinen dat in geen volkomen woorden haerder tale kennenGa naar voetnoot10) / daer t'Nederlants niet an gebonnen is / dwelc hier in volht d'oude Hebreuën / Siriennen / Arabiennen / en Aegijptenaren die woorden genouh met geblaes of h. einden. Leert die kinderen zeggen ha. niet haetse / op dat | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||||||||||||
zij van geen letter een Franse bijl makenGa naar voetnoot1) / hun gewennende alle letteren een sijllabe te geven / om tgemaclic nommen en liht spellen. Waht u mede h. te gebruiken als den Flamijnc doutGa naar voetnoot2) / maer volht hier alle dander Nederduitse landen eendrahtige lieflicke zede en maniere. Die geboorte van h. is gout om mercken / zijnde niet dan een windigen asem die door stil betrec Ga naar margenoot+vande kaecbenen omtrent t'gehemelt wart geborenGa naar voetnoot3) / haer * mits enige vande vocalen bekent makendeGa naar voetnoot4). | |||||||||||||||||||||||||
I.Is onder alle die vocalen minst van geluit / ende wert bina als e. geboren / maer meer omtrent die tandenGa naar voetnoot5) / door zeer stil geblaes / ende met meerder openijnge des monts en lippenGa naar voetnoot6) / zulx dat het een vrouweletter schijnt om minlic te spreken. Zij wart consonant komende voor een ander vocale of diphthongeGa naar voetnoot7) / waerom men haer dan zal schriven groot / of gestaart / als: Jacob / Joost / jammer / jent / jonste / joinc / juist. Desgelijx komende in tmiddel der woorden tuschen twe vocalen: gejuct / gejoct / gejontGa naar voetnoot8) / dwelc men zo openlic hoort datze die Grieken en Latinen in zulker vougen voor doubbel consonant nemenGa naar voetnoot9) / dat in onze tale zo niet en valt. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||||||||||
K.Kennen die Latinen niet dan in Griecse woordenGa naar voetnoot1) / daer wize af hebben meer gebruikende dan c. angezien c. gelijc g. anders van ons als letter / anders int lezen genomt wardenGa naar voetnoot2) / en dan zij in woorden klijncken / te weten: crame / cleeft / clijft / climmen / comen / clein / cort / crommen / claer / cluwen / en dezer gelijc die wij met c. schriven / nohtans met k. spreken en geschrevenGa naar voetnoot3) behoren te zijn. In d'einde der woorden daer c. of k. mah vallen / geve ic igelic zijn keuzeGa naar voetnoot4). In tmiddel der woorden / die nature des Ga naar margenoot+letters rade ic t'anzien. maer in tbeginne schrijft altoos k. * nimmermeerGa naar voetnoot5) c. alzomen spreect / te weten: krame / kleeft / kjijft / klimmen / komen / klein / kort / krommen / klaer / kluven / etc.Ga naar voetnoot6) K. wart met wat mouitens middel inden mont / met volle kaken geboren / weinih tvoorste des toinx rourende / eerlic ende lettel / die lippen openendeGa naar voetnoot7). | |||||||||||||||||||||||||
eL.Eerste vande simpele vlouiënde consonantenGa naar voetnoot8) / wardende geboren als ons toinge die rehter zide ons monts gehemelt stille slaet / den mont lettel en blidelic openendeGa naar voetnoot9). med' is l. d'eerste vande semivocalen/ want haer noh haer gezusteren / men niet kan nommen zonder e. of ander vocael voor te stellen / waer dore zij half vocalen schinen te warden / want indien ghij haer | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||||||||||
vocale wilt na stellen / zult gewaer warden dat die semivocalen bina die helft van haer natuirlicheit zullen verliezen / ende haer kraht geheel verplompen en bot wardenGa naar voetnoot1). | |||||||||||||||||||||||||
eM.Is een sware semivocael / die met gesloten mont inde lippen geboren wardendeGa naar voetnoot2) niet zonder gelikenisse van stil kouien / geroup of gelouiGa naar voetnoot3) voorts komt / zoudende haer zelven geheel beschamen / ten ware die voorgaende e. hare ere bewaerde. Dus of m. komt in dbegin / middel / of einde der woorden / geeft altoos tzelve doincker en plomp geluit / zulx dat altoos die vocalen bij haer komende / starker luidende / haer als natuirlic viant schinen te verdrucken. | |||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+eN.ValtGa naar voetnoot4) vriendelickerGa naar voetnoot5) dan m.Ga naar voetnoot6) spruitende voor uit den mont die lippen weinih vande toinge wardende geslagenGa naar voetnoot7) ende geopent / zo dat zij schijnt een klein / stil / minnelic geklainc of getinGa naar voetnoot8) mede te breingen. In dbegin en einde der woorden / is n. krahtiger dan m. In tmiddel niet / ten ware daer zij gedoubbeleert wartGa naar voetnoot9) / als: minnen / vinnen / zinnen / winnen / binnen / rinnen. | |||||||||||||||||||||||||
O.Een vande vroomsteGa naar voetnoot10) / starcste / wel klijnckende vocalen na a. rijst voor uit den mont die zelve mannelic en rondelic openendeGa naar voetnoot11) / niet zonder die | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||||||||||||
lippen en mont eerlic te rouren en stil te beblazenGa naar voetnoot1). Van deze maken die Grieken / als vande e. mede een lainge vocaelGa naar voetnoot2) / aldus ω. schrivende / oft twe o. aldus oo. aen een gewassen waren: βρώτος, brootos / dat is spijs / wij zeggen brootGa naar voetnoot3). | |||||||||||||||||||||||||
Pe.Ga naar voetnoot4)Stomme consonantGa naar voetnoot5) / wart geboren tuschen die twe lippen / maer daer zij zonder hulpe van wint en enige vocael / nimmermeerGa naar voetnoot6) zoude uitgeraken / noh gehoort wardenGa naar voetnoot7). Zij heeft grote gelikenisse en gemeenschap met b. als daer is gezeitGa naar voetnoot8). | |||||||||||||||||||||||||
Qu.Een vande vijr Latijnse letteren / te weten f. h. q. u. den Grieken in dees gedaente enihsinsGa naar voetnoot9) bekent / al gebruiken zij der zelver kraht. Is een stomme Ga naar margenoot+consonant die door hulpe der vocalen u. (dieze alleenGa naar voetnoot10) helpt / anders onvruhtbaer) op de maniere van c. ofte k. bina geboren wardende / maer die lippen min openende ende door intreckijnge der kaken wat uitstekendeGa naar voetnoot11) / haer bekent maectGa naar voetnoot12) nergens tou dienende / dan om dander vocalen (bij haer zonder u. niet konende geduren) met haer te verenigen / als blijct in quaet / quam / quelt / quist / quijt / met meer dezer gelijc / dwelc die Fransoizen niet konende naspreken / zeggen zeer ongeschictelic / voor: qua, que, qui, quo, quu: ka / ke / ki / ko / ku / volgende die nature der Latijnse Poëterie / | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||||||||||||
daer zij d'Oratoren behoorden te volgenGa naar voetnoot1) / dwelc hunlij noh al te vergeven ware / banden zij uit hun a.b.c. die q. als die Grieken doun / maer houdende en gebruikende met die Latinen q. bederven en valsen haer uitspraec / waer voor wij ons wantende mouten die kinderen gewennen te zeggen qu. zo wize lezenGa naar voetnoot2) / niet ku. als den Fransois dout en Latijnse Poët die wij niet te volgen hebben. Niet dat ic ontkenne q. met k. en c. alzoot die Latinen noomden grote gebuirschap te hebben / ja lideGa naar voetnoot3) en kenne die zelve zeer na te wezen / maer niet een daer mede. | |||||||||||||||||||||||||
eR.Wart een honts letter genomt / om dat haer uitspraec gelijct tgegnorGa naar voetnoot4) van enen grammen hontGa naar voetnoot5). Zij komt ahter uit den mont / die toinge voor Ga naar margenoot+een lettel opwaerts krommende ende die lippen openendeGa naar voetnoot6) /en * mitsdien swaer om uitspreken den genen die dic en kort van toinge zijn / nohtans alle talen bekent en notelic. | |||||||||||||||||||||||||
eS.S. die twede vaste simpele vocaelGa naar voetnoot7) wart geboren tuschen die twee lippen / die zelve een weinih rourende / ende hart omtrent die tanden slaendeGa naar voetnoot8) met een opreht slaingen geblaesGa naar voetnoot9) / hou wel nohtans d'ouders s. om brootdroincken te spreken gebruicten / daer Quintilianus mede schimptGa naar voetnoot10) / ende die Parijsse vroukens met meer ander in haer tale wel nabootsen / zeggende voor: encoire, boire, voire: encoise, boise, voise, om r. te schuwenGa naar voetnoot11). Duit- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||||||||||||
sprake van c. ende s. in t'nommen der letteren / niet der woorden / misbruict en onderscheit den gemeen man nietGa naar voetnoot1) / dwelc men klaer mah mercken / nomt eens es. die vocale e. nastellende aldus seGa naar voetnoot2). waer uit openlic blijct c. als k. genomt behoren te warden / zo d'ouders hebben gedaen. Maer hier af meer inde letteren c.Ga naar voetnoot3) en k.Ga naar voetnoot4). | |||||||||||||||||||||||||
Te.Gelijc alle dander consonanten kan dees zonder hulpe van enige vocale / voor uit den mont / daer zij van tvoorste vande toinge gemaect en gesmeet wardende omtrent die tanden haer stoot / niet gerakenGa naar voetnoot5). Zij heeft grote gemeenschap met d. als daer is geschrevenGa naar voetnoot6) / ende in z. klaerder verhaelt zal wardenGa naar voetnoot7). | |||||||||||||||||||||||||
u. Va. Wa.Ga naar margenoot+Deze drij letteren hebbe ic verscheide namen ge*geven om haer verscheiden natuirlicken kraht van joinx gewennen / verstaen en begripen. Deerste (die altoos vocael blijft) alleen u. nommende / daerom in dbegin der woorden dus u. of aldus V.Ga naar voetnoot8) maer in tmiddel of einde der woorden / anders niet dan aldus u. altoos schrivende / tzijGa naar voetnoot9) in vocalen of diphthongenGa naar voetnoot10). Die twede altoos stomme consonant blivende / nomt va.Ga naar voetnoot11) en schrijft anders nietGa naar voetnoot12) waer die zelve komt dan aldus v. om haerder met u. onderscheit beter te kennen / dwelc nimant vreemt zal vinden / angezien Priscianus schrijft dat al voor zijn tijt v. consonant bij veel Latinen / d'Aeölische name Vau. vourdeGa naar voetnoot13) / niet konende d'omgekeerde F. van Keizer Claudius gevonden / tvelt behouden daerGa naar voetnoot14) ic meer inde letter f. af schriveGa naar voetnoot15). Die derde mede stomme consonant / nomt wa.Ga naar voetnoot16) en schrijft altoos dus w. tot onderscheit van uu. lainge vocale / | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||||||||||
dwelc dounde zult die kinderen van joinx gewennen zonder mouiten / alledijnc met eigen letteren schriven / ende elker kraht licht leren kennen / dwelc dubbel u. zeggende hunlij onmogelic is / blivende dicmael in tzelve onverstant / alle haer leven vrouwen en mannen / van edele en onedele huizenGa naar voetnoot1). Die vocael u. heeft va. voortsgebraht / komende voor een ander vocale / in tbegin of middel der woorden / als blijct in: vast / vallen / vaingen / vehten / vegen / vin / vijnc / volht / voor / vuiste / vuil / vuiren. In tmiddel: gevallen / bevaingen / gegeven / schriven / wriven / bevin / bevoht / gevonnen / ver-Ga naar margenoot+vuilt / gevuirt. noh wart * zij consonant voor halfvocalen / meest l. en r. komende / als: vrouë / vragen / vlage / vroom / vrouih / vliegen / vlus / vloGa naar voetnoot2). Summa in als daer v. schijnt maesschapGa naar voetnoot3) te wezen met f. zo die Hoohduitsen en haer gebuirlanden meest al met f. schriven dat wij met va. Maer alzo onze tale vriendelicker en minlicker van uitsprake valt / duinct mij beter onze va. dan hunlij harde f. te bezigenGa naar voetnoot4). Tsestih wil deze consonant wa. geheel uit Nederlant bannenGa naar voetnoot5) / stellende va. in haer plaetse / daer tou hem porrende dat die Latinen wa. niet kennen / maer uitdrucken genouh haer natureGa naar voetnoot6) door va. en haer naestvolgende vocale / makende alsdan va. (als mede dout j. consonant) in tbegin van alle Latijnse woorden een sijllabe meer dan of zij vocael ware / of vermeert zij die sijllabe niet bina luidende oft zo geschiede / te weten: vinum, vicus, ventus, vannus, vespa, vulnus, die hij meint die Latinen gesproken te hebben / of aldus geschrevenGa naar voetnoot7) stont: u-inum, u-icus, u-entus, u-annus, u-espa, u-ulnus met duizent anderGa naar voetnoot8) / alzo zij mede gesproken hebben | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||||||||||||
j. consonant: J-esus / J-acob / I-acio, I-ubeo, I-ambus, I-upiter, I-anusGa naar voetnoot1). Angande mijGa naar voetnoot2) / waer wel te vreden volgen zijn redensGa naar voetnoot3) (als ic voor in f. gezeit hebbeGa naar voetnoot4)) waer zo wel ons gemeen Nederlander / als die Latinisten wijs te maken deze scharpzinheit / maer wantGa naar voetnoot5) tzelve qualic mogelic is / zijnde over veel hondert jaren gewent aen wa. duinct mij datmen verloren Ga naar margenoot+arbeit zoude doun de zelve willen bannen / en * gewennen den Nederlander meer mahs en staets va. te geven / dan zij heeft konen bewaren nademale onze ouders om deze scharpzinheit te vlieden wa. bequaemGa naar voetnoot6) onze tale gevonden hebben / merkende openlic dat die Latinen zelve inde voorseide woorden metter tijt geheel tot u. vocael vervielen en onwetende / mits der letteren maeschapGa naar voetnoot7) weken / dwelc oorzake is geweest dat Keizer Claudius gaarne ontleent hadde vande Aeöliennen f. aldus Ⅎ: omgekeert om te gebruiken inde plaetse van vaGa naar voetnoot8). ende tvoorseide gebrec beter te schouwenGa naar voetnoot9) / welke v. consonant / Quintilianus en Priscianus met hun voorschrivers in verscheide plaetsen beclagen / niet uit te drucken haer volkomen behoirlicke kraht in ceruus, seruus, vulgus, dauus, auus, auunculus en meer anderGa naar voetnoot10). Angezien dan onze gemeente tot der oude Latinen gewente niet te breingen en ware / dan met zorge te vallen in hunlij mishant / duinct mij (tmijn nohtans alle geleerden om beter gevende en gaerne wikende) dat wij wa. wel mogen behouden en gebruiken / zijnde niet nieus dat wij tot d'oude Latijnse letters / zommige nieuwe ons notelic / annemen / angezien die Latinen tzelve tot die Aeölise gedaen hebben / en die Grieken tot die Phoeniciense of CaldeuseGa naar voetnoot11). Mede ist natuirlic dat alle Talen des werelts haer eigentheden hebben in tgebruike der | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||||||||||||||
letteren en uitsprake / zulx dat in deen tale schoon en notelic is / in dander Ga naar margenoot+lelic / belahlic / en onnotelic wart gehouden. Waeromme ooc nimant * wonder darGa naar voetnoot1) geven dat verscheide spraken / eigen en verscheiden letteren mouten nemen. Dat om onze wa. kinderen diemen tot t'Latijn op vout die Latijnse va. mohten vervalsen en trecken tot wa. zal geen noot zijnGa naar voetnoot2) / indien die Latijnse Schoolmeesters wel touzien / hunlij terstont wizende en lerende / elker talen letteren kraht en nature / zo wel in t'Nederlants / Griex / als Latijn / welken kleinen arbeit zij inswelgende verteren mouten / willen zij met meerderGa naar voetnoot3) arbeit komen tot kennisse vander Talen die de VrikonstenGa naar voetnoot4) / en haer verholentheden te bewaren hebben / om vander zelven onbegripelicken rijcdom wat mede deilen / angezien God alledijnc voor arbeit te kope stelt / en voorde tragen alle zaken hemeltGa naar voetnoot5) / hun latende in goutduinckens poule hobben en tobbenGa naar voetnoot6). DaerGa naar voetnoot7) mij duinct dat wa. den Neerlander mah derven / zal ic hier na inde gemeen regelen thonenGa naar voetnoot8). Alleen ziet wel tou haer geen doubbel u. meer te nommenGa naar voetnoot9) / om d'onderscheit der vocalen en consonanten van joinx lerende vast t'onderhouden. V.Ga naar voetnoot10) zaht gesproken wart geboren voor inde mont (hart ahter inde kele) een weinih die toinge voor krommende en lippen openendeGa naar voetnoot11) / mogende getelt warden met die starke vocalenGa naar voetnoot12).Ga naar voetnoot13) va. voor inde lippen lettel / en eerlic die zelven door klein geblaes openendeGa naar voetnoot14).Ga naar voetnoot15) wa. spruit mede voor uit den mont / maer wat hart die lippen openende / en naden rehter houc betreckendeGa naar voetnoot16). | |||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+iXGa naar voetnoot17).Dees doubbel semivocaelGa naar voetnoot18) wart vande Grieken en Latinen gebruict om uit te drucken de kraht van verscheide consonanten int middel / of meest d'einde van een woorts sijllabe vergarende gevonden (alzo wel Joannes | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||||||||||
PontanusGa naar voetnoot1) leert) om kort spreken en schriven / te weten inde plaetse van cs. gs. en onze ks.Ga naar voetnoot2) want d'oude Latinen al eer zij x. gebruicten plegen te schriven / pacis, fornacis, facis, apecis, fecis, legis, regis, gregis, radicis, cornicis, nicis, fornicis, nocis, coelocis, allobrogis, Cappadocis, crucis, lucis, trucis, ducis. Daer na die vocael i. weh nemende om tgemac / pacs, fornacs, facs, apecs, fecs, legs, regs, gregs, radics, cornics, nics, fornics, nocs, coelocs, allobrogs, Cappadocs, crucs, lucs, trucs, ducs. Ten lesten x. gevonnen hebbende omde lihtheit schreven zo zij noh doun: pax, fornax, fax, apex, fex, lex, rex, grex, radixGa naar voetnoot3), cornix, nix, fornix, nox, coelox, allobrox, Cappadox, crux, lux, trux, duxGa naar voetnoot4), welke Latinen wij in gelijc luidende woorden behoren te volgen / angezien wij van outs die letter x. van haerlij tot dien einde ontfaen hebben / ende nohtans niet leren gebruiken / schrivende: een huis vol gemacs / strodacs / gebacs / gepacs: een qua hecs / veel gezecsGa naar voetnoot5) / vol gebrecs: starke strics / gelics / dagelics: rogs / rocs / stocs / kocs / gejocs / gebrocs: vol drucs / ongelucs / gejucs / geplucs. En zom noh veel ongeschicter inde Ga naar margenoot+plaets van s. nade c. stellende x. al*dus: dagelicx / rocx / hecx / drucx / met meer anderGa naar voetnoot6) daermen behoort te schriven: gemax / strodax / gebax / gehax / gepax / hex / gezex / gebrex / strix / gelix / dagelix / rox / rox / stox / kox / gejox / gebrox / drux / ongelux / gejux / geplux. Al eensGa naar voetnoot7) moutmen schriven daer lainge vocalen of diphthongen komen: gehaex / geraex / vaex / zeexGa naar voetnoot8) / sweexGa naar voetnoot9) / geroox / loox / gestoox / insgelijx / desgelijx / bedijx / gekijx. Tzelve geschiet mede dicmale na half vocalen / meest n. ende l. draincs / staincs / geklaincs / kalcs / balcs / volcs / wolcs: schrijft drainx / stainx / geklainx / kalx / balx / volx / wolx / ghij zult der letteren natuir volgende alst behoort / opreht en lihter schriven. Wij breingen x. ahter uit de kele met tamelic geblaes / niet zonder mouiten tvoorste vande toinge een lettel krommende / ende die lippen starc openendeGa naar voetnoot10). | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||||||||||||
Ze.Is een Griecse doubbel consonant als mede met die Latinen / nohtans niet gebruikende dan alleen in Griecse woordenGa naar voetnoot1) / ende int middel veranderende in twe ssGa naar voetnoot2). In Nederduits alzo wij die bezigen / waer z. ooc komt / ist geen doubbel consonant2) noh ooc semivocaelGa naar voetnoot3) / nohtans meer z. in tspreken en schriven bezigende dan sGa naar voetnoot4). mits haer natuirlicke zoutheit / waer af wij meer dan die Grieken berommen mogen / angezien zij bij ons een simpel consonants geluit gevende / niet als ss. noh ds. noh sd. is klijnckendeGa naar voetnoot5) / maer als een dic ofte volle zout luidende s. dwelc gout om mercken is / die op haerder Ga naar margenoot+beider natuirlicke uitspraec (zo * wij behoren te doun in alle letteren) nau wil letten. Men ziet menih schriver die z. gebruict / maer zonder oordel / want zij der letteren naderschapGa naar voetnoot6) niet gaislaen / daer nohtans z. maeschapGa naar voetnoot7) met s. zijnde die zelve in lieflicheit var te boven gaet / zeer minnelic voor uit die mont spruitende en met weinih geblaes vrolic / en lettel die lippen openendeGa naar voetnoot8) / hou wel Appius Claudius z. schude en beschimpte / om dat zij schijnt geheel uit te drucken het drouf tanden getoonGa naar voetnoot9) van een mensche die sterftGa naar voetnoot10). Maer om z. en ander letteren daer voor is af gesproken volle natuir beter te kennen / bij gelikenisse van gebuir letteren / weet dat
Maer om dat zommige ongeufende menschen swaer duinct in alle woorden s. van z. tonderscheiden / volht (tot ghijt gewent zijt) dezer drij regelen raet. Eerst al dat met s. mout geschreven zijn / zal ende mout luiden gelijc onze c. overal qualic genomt klijnctGa naar voetnoot12) / als hier: sus / samen / simpel / sober / somma /Ga naar voetnoot13) seffens / geensins / ontsihGa naar voetnoot14) / maecsel / gesuf / elsen om schoun | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||||||||||||
mede naien / met alle woorden daer doubbel s. komt: geesselen / gelikenisse / ossen / klossen / daer al s. klijnct / als onze gemeenGa naar voetnoot1) c. want stelt voor s.z. zult geheel ander geluit hebben / te weten: zus / zamen / zimpel / zober / elzenhout etc.Ga naar voetnoot2). Ten anderen blijft s. in tleste van alle woorden die een sijl-Ga naar margenoot+labe van doun * hebben met s. beginnende om een reden te vollen / als zijn: Latijnse / Griecse / Duitse / Franse / houtse / stootse / vaingste / kooptse / helptse / geeftse / neemtse / dectse en gelike feminijnseGa naar voetnoot3) woordenGa naar voetnoot4). Ten derde als s. komt voor enige consonant t'sij in d'begin of middel der woorden / blijftse s. te weten: schamel / stamelen / beschaemt / schellen / stellen / snel / ontstellen / schil / stil / dageschijn / stout / stoot / stont / mergenstont / anstoot / schuit / schurft / schult / met meer duizendenGa naar voetnoot5). Ziende uit dees drij Regelen waer s. plaets heeft / hebt voorts gout te verstaen / dat alle ander plaetsen z. haer als eigen touschrijft / dwelc men mah mercken als s. komt inden beginne of middel der woorden voor een vocale / of diphthonge daer zij in Nederduits haer geluit verliezendeGa naar voetnoot6) z. meestendeels plaetse maect / uitgezondert lettel woorden die ic in deerste regel stelle / ende den tijt u noh meer zal openbaren / waer onder meest al zijn die wij vande Latinen en Fransoizen behoudenGa naar voetnoot7) / zo oordelen mogen die Fransois en Latijn verstaen / angezien zij die s. in dbegin der woorden altoos wel en natuirlic gebruiken / te weten: sommes, sans, soupçon, sont, sens, soit, soulier, sel, sainct, sorte, serai, serez, sera, seront met duizent ander / in welke woorden s. luit zoot behoort / ende als wij ende zij c. qualic nommenGa naar voetnoot8) / ende daer voor z. willende stellen / zult belaht warden daer wij Neerlanders contrarij gebruiken ende om lahen zouden. Maer in tmiddel der woorden wart s. zo wel bide Ga naar margenoot+Fransoizen * als bide LatinistenGa naar voetnoot9) dicmale vals gestelt / t'Latijn latende varen hoort int Fransois: chose, disons, occasion, presenter, fantasie, raison, composer, cause, presumer, met meer duizenden daer zij s. schriven / ende ghij z. hoortGa naar voetnoot10). In dees navolgende behout s. in tmiddel wel haer plaets: defense, conseille, renuerser, pension, ainsi, personne, penser, enseigner, consentir, response, met meer anderGa naar voetnoot11). | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||||||||||||
ij. Geen letter alleen.Die doubbel ij. (zomen die qualic nomt voor letter / en wel als lainge vocael) heb ic ahterGa naar voetnoot2) gelatenGa naar voetnoot3) / angezien zij geen letter bide LatinenGa naar voetnoot4) noh bij ons is / danGa naar voetnoot5) alleen bide Grieken / dieze aldus onder botGa naar voetnoot6) υ. schriven / uitspreken en bezigen inde plaetse van onze u. die daer uit gesproten is / als hier blijct: τύχη, tuche, fortuin. νυϑὸς, nuthos, stom. νυμφαῖος, numphaios, bruidegom. ὑμνος humnos, zainc alle welke die Latinen (die Griecse letter een start aldus γ. gevende) schriven of twe ij.Ga naar voetnoot7) warenGa naar voetnoot8) / dwelc d'ongeleerde niet verstaende meinden ij. eenGa naar voetnoot9) Latijnse letter wezen gemaect van twe i. schreven die voorseide Griecse woorden aldus: tijchi, nijthus, nijmphoeus, hijmnusGa naar voetnoot10), dat zij nohtans inde Griecse diphthongen niet konden doun / moutende u. behouden / als hier: βῶς, bous, een os. πῶς,pous, een vout. νῶς, nous,Ga naar voetnoot11) d'begrijp des verstants / opperste kraht der zielen. Maer alzo die Latinen veel Griecse woorden bezigen / wij geen / heeft den Nederlander Ga naar margenoot+deze letter niet van doun / dan voor * lainge vocael / want daer wij twe i. gebruiken (dwelc nimmermeerGa naar voetnoot12) inden beginne der woorden behoort te wezen) is een lainge vocael / geen Griecse Ypsilon of upsilon / alzo ghij terstont inde vocalen zult horen / daermen die kinderen wel behoort in t'ufenen / om wel leren spellen en schriven / want komende tot t'Latijn en Griex zullen der zelver tale letteren kraht en natuir haestGa naar voetnoot13) leren kennen / geraken zij andersGa naar voetnoot14) bij goude Meesters. | |||||||||||||||||||||||||
Waerschuwijnge.Van deze vier en twintih letteren behoren c.Ga naar voetnoot15) en x. nimmermeerGa naar voetnoot16) in dbegin van Neerlantse woorden. (ja noh x. int middel / ten ware die zelve | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||||||||||||||
woorden van haer eerste natuirlicheit scheiden / als: bouc / boucsken / bouxken / houc / houcsken / houxken / douc / doucsken / douxken / etc.Ga naar voetnoot1)) plaetse te hebben dander xxii. zeer wel. Letters zelden inden beginne / van oprehte Nederduitse woorden behorende te komen / zijn f.j.u. vocalenGa naar voetnoot2) / want consonant wardende / vintmenze tamelic.Ga naar voetnoot3) g. ende s. vindmen ooc zo dicmale inden beginne der woorden niet / nohtans meer dan f.j.u.Ga naar voetnoot4). |
|