ken, zy gerusten veilig omzwerven zouden, want de Naam van BARNAART praalt aan ons kronkelende Spaarne, met zo veel luister, en leeft al juichende op zo veel Tongen, als 'er Golfjes in zynen Zilvervlietenden Stroom omwentelen, als zynde van ouds in deugd, en weetenschap in Pallas Kunst, opgekweekt en groot gemaakt, daar gy als twee heldre Starren, van zulk een groote Zon bestraald, uw Eed: glanssen spreyd, in wier vrolyke schaduw ik my nedervleye, en deeze Zinspeelende Liefdensgezangen aanbiede, om dezelve met uw Eed: zo lang te kweelen, tot wy dit tydelyke voor de Eeuwigheid zullen verwisselen, en dan op Engelen Toonen op nieuws in de Eeuwigheid, voor 't Lam, de liefde volmaakt ter eere zingen met het Zaalige Choor der Cherubynen, wenschende dit
VW: Eed: Toegeneegen Dienaar,
Willem Vermooten.