Het Afrikaansch
(1899)–D.C. Hesseling– Auteursrecht onbekendBijdrage tot de geschiedenis der Nederlandsche taal in Zuid-Afrika
§6. Het Fransch der HugenotenIn 1688 en volgende jaren kwamen in de kolonie eenige honderden Fransche refugiés. Men heeft aan deze immigratie een zeer grooten invloed toegekend op de vervorming der taal. Verschillende geleerden hebben gemeend uit de aanwezigheid van die Fransche bevolking het verwordingsproces in hoofdzaak te kunnen verklaren. De geschiedenis evenwel, niet minder dan het bestudeeren der taal van heden, toont aan dat niet gedacht kan worden aan invloed van eenige beteekenis. De Directeuren der | |
[pagina 29]
| |
Oost-Indische Compagnie, die om verschillende redenen, doch voornamelijk in de hoop dat de nijvere en ontwikkelde Hugenoten in de jonge kolonie betere kennis van landbouwGa naar voetnoot1) zouden verspreiden, die immigratie bevorderden, zagen heel goed in dat een zoo talrijke Fransche bevolking gevaar kon opleveren voor 't Hollandsche karakter der kolonie. Daarom waren zij er van den beginne af aan op bedacht het vreemde bestanddeel zoo spoedig mogelijk te doen opgaan in de Hollandsche bevolking. Te dien einde werden, tegelijk met de Hugenoten, een grooter aantal Hollandsche families naar de Kaap gezondenGa naar voetnoot2); ook werd zorg gedragen dat de Franschen zoo spoedig mogelijk Hollandsch zouden leeren. Voor velen was dat ongetwijfeld niet meer noodig, daar verschillende Hugenotenfamilies reeds sedert lange jaren in Holland waren gevestigdGa naar voetnoot3); de overigen werden vrijwel gedwongen de Nederlandsche taal te leeren. De predikant die hun werd toegevoegd moest in het Hollandsch preeken, hun kinderen kregen op school alleen onderwijs in 't Hollandsch; slechts de ziekentrooster mocht een preek houden in de Fransche taalGa naar voetnoot4). Natuurlijk brachten deze bepalingen groote ontevredenheid te weeg; de gouverneur Van der Stel | |
[pagina 30]
| |
kwam in botsing met zijn nieuwe onderdanen, die niet ontfranscht wilden worden en in open vergadering verklaarden dat zij nooit met Hollandsche vrouwen zouden huwenGa naar voetnoot1); maar 't baatte niet, hun aantal was te gering ('t bedroeg nooit meer dan een zesde van de kolonisten, en een achtste van de geheele Europeesche bevolking)Ga naar voetnoot2), hun taal kon zich niet handhaven, en toen in 1723 de ziekentrooster Paul Roux stierf, vond men het niet noodig voor hem een franschsprekenden opvolger aan te stellen, daar er nog slechts 25 bejaarde menschen waren die geen Hollandsch verstondenGa naar voetnoot3). Die Hugenoten zullen dus wellicht enkele nieuwe woorden hebben geimporteerd, maar aan vervorming van de taal door hun toedoen valt niet te denken.
|
|