keuken. Maar ze trekt nog eerst even het kleedje recht en veegt een denkbeeldig stofje van het goed.
‘Kom,’ zegt hij tegen de kinderen. ‘Zullen we een ijsje gaan halen? Of patat?’ Hij is liever buiten met ze, de dreiging van de vrouw is al na een kwartier te veel voor hem. Buiten zullen het zijn eigen kinderen zijn en hoeft hij niet aan de vrouw te denken. Kan hij aan het huis denken als aan een veilige plaats waar de kinderen slapen onder de hoede van hun verzorgster. En de muren klemmen zich niet als klauwen herinnering om zijn keel.
Buiten schijnt de zon. Ze steken het pleintje over en lopen langs de kleine singel waar de eenden zwemmen die hem vroeger, als hij laat thuiskwam uit de stad, altijd begroetten met hun gekwaak. De kinderen zwermen om de man heen. ‘Ik met mayonaise,’ zegt het meisje. Ze is wat rustiger dan de twee anderen. Ze neemt mijn plaats in, denkt de man. Ze heeft het geloof ik wel begrepen.
‘Drie patat,’ zegt hij in de winkel tegen de vrouw die met een wit schort om staat. Hij glimlacht tegen haar.
‘Het is een rijk bezit, kinderen,’ zegt ze en hij knikt. ‘Ja,’ zegt hij, ‘het zijn prachtige jongens.’
Daarna zit hij midden tussen hen in en kijkt toe hoe ze een voor een de patatten in hun mond steken.
De andere vrouw, die nu wacht, heeft geen kinderen. Ze hebben er wel eens over gesproken maar tot nu toe is er nog steeds niets. Misschien later. Als de kinderen van nu groot geworden zijn en ze hem niet meer zullen herinneren aan zijn poging. Ze houdt wel van kinderen, weet hij. Maar hij is een beetje bang voor de eenzaamheid die over hem zal komen als zij ook een kind zal hebben. En welk kind is dan echt? Hij wil de rest van zijn kinderen liever niet weggeven. Naar welke van al de kinderen moet hij het eerst kijken? Altijd geeft hij kinderen weg aan de vrouwen. En pas veel later, als ze zijn opgegroeid, kijken de vrouwen weer naar hem en zeggen: ‘Ik heb je nodig, kom weer terug.’ Maar dan zullen ze in elkaar niet meer de trekken terugvinden die er waren voordat de kinderen speelden op het grasveld voor het huis.
Welk standbeeld was hij voor hen? Hoe kijk je met kinderogen en kinderslaap naar een man die er eerst was, op wie je kon bouwen, die