Nederlandsche spraakkunst
(1892-1896)–C.H. den Hertog– Auteursrecht onbekendHandleiding ten dienste van aanstaande (taal)onderwijzers
[pagina 1]
| |
Inleiding.Na de beschouwing van den enkelvoudigen zin is de bekendheid met de daarin voorkomende taalverschijnselen voldoende, om een groot gedeelte van de overige onderdeelen der spraakkunst in geregelde orde en behoorlijk verband na te gaan. Van de leer der woordsoorten moet alleen het overzicht der verbindingsmiddelen, - betrekkelijke voornwdn., voegwoorden en voegwoordelijke bijwoorden - voorloopig achterwege gelaten worden. Beteekenis en vorm van naamvallen - uitgezonderd die der betr. voornwdn., - en van de tijds- en persoonsvormen kunnen ook vrij volledig worden behandeld. Alleen van de modusvormen is, met den enkelvoudigen zin als basis, nog maar weinig belangrijks te zeggen; eerst na de beschouwing van den bijzin is dat onderwerp voor eene complete behandeling vatbaar. Uit een paedagogisch oogpunt verdient het daarom aanbeveling, de leer van den enkelvoudigen zin niet onmiddellijk door die van den samengestelden te doen volgen. Al de bijzonderheden omtrent de buigingsverschijnselen, welke in den enkelvoudigen zin waargenomen kunnen worden, kunnen vooraf aan de orde komen, om den leerlingen, wat de kennis en het gebruik der vormen betreft, die vastheid en vaardigheid bij te brengen, welke een eerste resultaat van een doelmatig ingericht spraakkunstig onderwijs behooren te zijn Ga naar voetnoot1). Waar deze Handleiding hoofdzakelijk voor aanstaande taalonderwijzers is bestemd, is de wetenschappelijke volgorde te verkiezen boven de paedagogische en is dit tweede stuk aan de leer van den samengestelden zin gewijd. De beschouwing van den samengestelden zin is allereerst | |
[pagina 2]
| |
uit een wetenschappelijk oogpunt van groot belang, aangezien deze te beschouwen is als een product van hoogere taalvorming, voortgesproten uit een meer samenhangend denken, waarbij het verband tusschen verschillende gedachten den spreker volkomen duidelijk voor oogen staat en geheel naar zijn bedoelen uitgedrukt wordt. Dientengevolge biedt de beschouwing dezer samengestelde zinnen een groot aantal belangwekkende verschijnselen aan, waarvan de waarneming het taalinzicht doet toenemen en op den duur den taalzin verfijnt. Maar zoo krijgt dan ook die beschouwing een practisch belang, dat vooral met het oog op de school de aandacht verdient. Het ontbinden van samengestelde zinnen wordt eene voorbereiding tot een vaardig bouwen er van, waarbij de fout vermeden wordt, aan ongeoefende schrijvers eigen, om op bij- en hoofdzaken evenveel licht te laten vallen. Verder biedt dit onderwerp gelegenheid tot de noodige oefening in het gebruik der veranderlijke verbindingsmiddelen (de betr. vnwdn.), en in het letten op de synonimieke verschillen, welke zich voordoen bij de onveranderlijke (voegwoorden en voegw. bijwoorden). Voorts is het herkennen der deelen van den enkelvoudigen zin in bijzinnen dikwijls veel lastiger dan in hoofdzinnen, zoodat eene ordelijke en nauwkeurige beschouwing van samengestelde zinnen eene zeer gewenschte gelegenheid wordt tot herhaling van het geleerde omtrent den enkelvoudigen zin. En eindelijk is vertrouwdheid met het overzien van samengestelde zinnen van eenigen omvang, ook voor wie ze zelf bij zijn spreken en schrijven niet gebruikt, onmisbaar, om gemakkelijk de taal te verstaan van anderen, die er zich wel van bedienen. Bij de beschrijving der samengestelde zinnen treedt de waarneming van beteekenis en vorm wederom op den voorgrond en de taalkundige grondbegrippen, bij de behandeling van den enkelvoudigen zin ontwikkeld, keeren bij deze beschouwingen herhaaldelijk terug. Eenvoudige historische mededeelingen gaan daarmede slechts dan gepaard, wanneer het inzicht in een of ander verschijnsel daardoor gebaat kan worden. |
|