4 december 1930: Alie van Wijhe-Smeding aan Ritter:
Zeer geachte Heer,
Naar aanleiding van Uw schrijven d.d. 2 December 1930, heb ik de eer U te berichten, dat ik gaarne op Zondag 18 Januari 1931, de mij toegezegde spreekbeurt zal vervullen.
Met het honorarium ga ik accoord.
Daar het in de laatste tijd een enkele keer gebeurd is, dat brieven verloren zijn geraakt, zend ik U deze ‘aangetekend’.
Gaarne verwacht ik van U de nadere gegevens, waarover U schrijft.
Met hoogachting,
Alie van Wijhe-Smeding.