bedeeling. Zijne vrouw had hem beduid, om niet meer aan God vast te houden. Beproefd door het verlies van kinderen, nam hij op haren raad, bij de ziekte van drie anderen, de toevlugt tot toovermiddelen. Geheel in de magt van den Loekoeman, deed hij wat deze gebood. Met zijn verzwakt kroost verliet hij de streek, waarin hij woonde, en koos de nabijheid van een in zijn vak geoefenden toovenaar. De vader kwam deerlijk bedrogen uit. De Obiaas werden zoo weinig probaat bevonden, dat hij, tot de zijnen teruggekeerd, op de vraag: waar zijn uwe kinderen, naar de graszoden bij de hut van een gewaanden Gado-man moest heenwijzen. In die harde beproeving eerbiedigde hij de hand van den mistrouwden Hemelvader en van den verloochenden Zoon des Vaders, Welke hem van den weg des bijgeloofs op den eeuwigen weg wilden leiden. Gelouterd en geschokt keerde hij weder, juist toen voigt het Abini-geslacht leerde kennen.
Job verbrak de banden van bij- en ongeloof, waarin hij verstrikt was en opstaande van zijn val, heeft hij het geloof behouden en zijne broeders daarin versterkt. Hij was een medehelper der zendelingen, en als dezen werden afgeroepen, vatte hij het werk op met goeden moed. Bij smartelijke ervaring wetende, hoe het geloof telkens versterking behoefde, onderhield hij, als de gemeente herderloos was, door menige reis naar Paramaribo, de gemeenschap met de broeders. Hij was de steun der beproefde gemeente. De gave des gebeds schijnt dezen man