is niet alleen de ons geworden geldelijke ondersteuning, hoe groot ze ook wezen moge, welke ons tot dankbaarheid stemt; het is in het bijzonder ook de opoffering van tijd en krachten, welke gij voor de zaak veil hadt; het is de lust en liefde, waarmede gij het werk gedreven hebt; het is het door u gegeven voorbeeld en de opwekking, die wij daardoor ontvingen tot voortzetting van onzen arbeid ook onder vele beletsels: dat is het, wat ons heden tot warme dankbaarheid jegens u verpligt en dringt.’
Een buitengewone gift van duizend gulden, den Broeders aangeboden met den wensch ‘dat zij waardiglijk en met zegenrijk gevolg voort arbeiden, hunnen werkkring meer en meer uitbreiden en talrijker zielen voor het Hemelrijk winnen mogten,’ was een waardige feestgave op den zilveren feestdag eener maatschappij, welke, dankend en biddend, Hem werd opgedragen, Die haar het vierde eener eeuw had in stand gehouden.
De maatschappij is thans acht en twintig jaren oud, dus in de kracht van haar leven en toch kwijnt zij. Laten wij zorgen, dat ze op haar dertigsten verjaardag een tijdperk van vernieuwden bloei moge intreden. Groote en goede dingen worden op Suriname verbeid. Alles duidt de nadering aan van den schoonen dag, dat het slavenvolk, het zondige maaksel van den mensch, zich zal oplossen in het negervolk, een schepping van den grooten God en van onzen Zaligmaker jezus christus, Die zich zelven gegeven heeft, opdat Hij ook de negers tot een eigen volk