Een levensteeken op een doodenveld
(1857)–Jan Herman de Ridder– Auteursrechtvrij
[pagina 18]
| |
V.Premie en handgeld behoefden tot het verkrijgen van weerbare mannen niet uitgeloofd te worden. Het leger der wegloopers groeide telkens en natuurlijk aan: nieuwe toevoer kwam van zelf. Het kon niet anders; want vrijheid is een onbetwistbaar grondregt der menschelijke natuur, dat zich door het regt, of, zoo ge wilt, door het onregt van den sterke niet laat wegcijferen. Schoon de regten van den mensch in de achttiende eeuw bediscutieerd werden en onze vaderen in den goeden ouden tijd, als het de slavernij gold, over hunne regten honderd uit redeneerden, hielden zij zich, als hunne pligten ten opzigte van Westinje ter sprake kwamen, Oostinje's doof. De zwarte huid benevelde het oog van den blanke zoo zeer, dat men aan den neger een teeken zag, waardoor hij als bastaard in het gezin der Kinderen Gods werd gebrandmerkt. Toch moet de slaaf vroeger of later in verzet komen tegen den onnatuurlijken toestand, waarin hij gebragt is. De geschiedenis der West-Indische kolonie geeft sprekende feiten, die elke redenering overbodig maken. Kostbare en langdurige oorlogen zijn er in de vorige eeuw met weggeloopen slaven gevoerd; | |
[pagina 19]
| |
zij kwamen onze natie op tonnen gouds, bloed en tranen te staan en eindigden met - een nederlaag! Welhaast zullen twee volksstammen - de Aukaners aan de Marowyne en de Saramaccaners aan de boven-Suriname het halve eeuwgetijde hunner onafhankelijkheid vieren, die door de Nederlandsche regering bij een behoorlijk verdrag erkend isGa naar voetnoot1). Bevredigde boschnegers, dat was de naam, welken men aan de onafhankelijke stammen gaf. Hij was veel juister dan die van marrons, gelijk men in de Spaansche taal de wilde zwijnen noemt. Toen namelijk de Fransche Admiraal jacques cassard, die met 38 schepen en 3000 landingstroepen de Suriname opzeilde, een vreesselijke brandschatting bedong, ontweken honderde slaven de plantages. Zij waren er toe aangespoord door hunne meesters, aan wier eisch, om na den vrede terug te keeren, de Afrikanen, eens de vrije lucht der bosschen inademend, kwalijk voldeden. Zoo hadden de blanken zelven de kiem gelegd tot de latere gebeurtenissen. Het baatte niet, dat er een premie van ƒ 25 voor het terugbrengen van elken vlugteling werd uitgeloofd. De doodstraf zelfs, bij plakaat van gouverneur coutier op de weglooperij gesteld, hield den zwarte, wien het op de plantage te bang werd gemaakt, niet terug. Het kwaad nam toe. In navolging der Engelschen op het eiland Jamaika, sloten de Hollanders met een talrijke | |
[pagina 20]
| |
bende den eersten vrede op den 20sten September 1760. Het was een eerste, openlijk erkende nederlaag der onzen, die een grooten misslag begingen, toen zij, bij den aanleg en ontginning van koffijplantages, op de gedweeheid der negers bouwden en niet bedachten, dat de Afrikaan nog een eigen wil had, die wel te onderdrukken, doch niet te dooden is. Hij verzette zich tegen de verplaatsing naar de lagere deelen des lands, hunkerde naar de bosschen der vrijheid. Een tweede opstand, erger dan de eerste, waarbij een araby en samsam wonderen van moed betoonden, werd door de boschpatrouilles niet bedwongen. Andermaal werd een vrede gesloten, andermaal een nederlaag voor de onzen en de bevredigde boschnegers, uit vele duizenden bestaande, leverden een doorslaande proeve der onmagt van ons koloniaal bestuur. Bij de vredesartikelen hadden zich de Hollanders tot het behoorlijk leveren van geschenken aan de vrijverklaarde stammen verbonden. Een aanvoerder der overwinnaars sprak, bij het overhandigen der lijst van de bedongen artikels, tot de commissarissen van Suriname's gouverneur woorden, die klonken als een klok. Hij bragt de afgevaardigden onder het oog, hoe diep het te beklagen was, dat een beschaafde natie, gelijk de Hollanders voorgaven te zijn, door de onmenschelijke mishandeling hunner slaven zoo veel aanleiding tot hun eigen verderf gaf. Wij bezweren u, dus ging de neger voort, aan uwen gouverneur en zijn raad te zeggen, dat zij, indien zij geen nieuwe benden van rebellen willen stichten, | |
[pagina 21]
| |
zorg dragen, dat de planters zelven waken over hun eigendom, en het niet gelijk doorgaans aan dronken opzigters toevertrouwen, die door het onregtvaardig en onbarmhartig behandelen der slaven, door het schenden hunner vrouwen en dochters, door het verwaarloozen der zieken, den ondergang der kolonie bewerken en deze brave en arbeidzame menschen moedwillig naar de bosschen drijven, lieden, zonder wier handen uwe volkplanting vernietigd wordt en bij wie gij eindelijk, even als nu, op een zoo vernederende wijze moet komen, om hunne vriendschap te zoeken. Vraag niet naar den indruk dezer taal, want het was de taal van een neger en dus in de lucht gesproken. De goede Hollanders hadden vrede gesloten en schonken aan louis nepveu, zijn bewerker, een jaarwedde van ƒ 500, een gratificatie van ƒ 1200 en een stuk zilver tot aandenken, waarop misschien Suriname's wapen gegraveerd werd, opdat het prijken zou met de woorden: geregtigheid, godsvrucht, trouw. Onze landgenooten, brooddronken van vreugde over de rust, nu de Aukaners en Samaraccaners binnen eigen grenzen woonden, zouden met zweep en roede wel die andere wezens in toom houden, gekocht en betaald met muntstukken, wier randschrift: ‘wij handhaven de vrijheid’ hen deed blikken noch blozen. Toch moest een driemaatschap, als dat van baron, joli-coeur en bonni wel sympathie vinden bij getergde en gehoonde lotgenooten. En wie zich ver- | |
[pagina 22]
| |
wondert, dat de vrijheidzucht na de feitelijke vrijverklaring van twee stammen bij anderen te krachtiger ontwaakte, make zich bekend met het lot der slaven onder de Nederlandsche wet.Ga naar voetnoot1) |
|