Verzorgd Nederlands
(1974)–H.M. Hermkens– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 71]
| ||||||||||||
13. De invloed van vreemde talenStudiemateriaal1. Algemeen
| ||||||||||||
2. Ontlening
| ||||||||||||
[pagina 72]
| ||||||||||||
| ||||||||||||
3. Barbarismen
| ||||||||||||
[pagina 73]
| ||||||||||||
| ||||||||||||
Min of meer puristisch:
| ||||||||||||
13. 1. Ontleende woordenDe vreemde woorden vullen een belangrijk deel van een Nederlands woordenboek. Van de oudgermaanse tijd af zijn ze in onze taal opgenomen: kamer, muur, venster, plant, put, kist, kelder, keizer, kers, vrucht, pijn, koken, molen, spiegel, beurs, koper, pijl, straat, schotel, enz. Deze Latijnse woorden hebben zich aangepast aan het Nederlandse klanksysteemGa naar eind110. Ontlening aan het Duits kwam veel voor in de late middeleeuwen en in de periode van de Romantiek. Het Frans heeft materiaal geleverd zo lang onze cultuur bestaat, maar het heeft in deze eeuw zijn invloedrijke positie aan het Engels-Amerikaans moeten afstaanGa naar eind111. In latere cultuurperioden werden Latijns-Griekse termen nog slechts in de kanselarijtaal en het wetenschappelijk jargon binnengehaald. De latere ontleningen zijn, even goed als de oude, een waardevolle aanwinst, maar ze mogen niet onbeperkt gebruikt worden. De vreemde term kan beter zijn dan de Nederlandse: als hij een nauw omschreven wetenschappelijke betekenis heeft gekregen (bv. dissertatie), als hij een betekenisnuance inhoudt (aanraking, contact), als hij een andere gevoelswaarde heeft (tering, tuberculose), als hij voor de gewenste afwisseling zorgt. Puristen willen alle vreemde woorden door Nederlandse vervangen; ze hebben ongelijk. Als we de vreemde woorden gebruiken om gewichtig te doen, begaan we een ernstige fout. De eenvoud is het kenmerk van het ware, het mooie en het goede. In het zakenleven (reclame!), de sport, ja zelfs in de dagelijkse omgangstaal is het Engels, of liever nog het Amerikaans, erg in de mode. | ||||||||||||
[pagina 74]
| ||||||||||||
Daardoor onderscheiden de betrokkenen zich schijnbaar van de domme massa, die gewoon Nederlands praat. Ze onderscheiden zich echter vooral door aanstellerij en slecht taalgevoel. voorbeelden: O.K. (okee), so long, sorry, clever, scrimmage, sales manager. Artikelen en boeken over moeilijke onderwerpen bevatten meestal meer geleerde uitdrukkingen dan noodzakelijk is. Als de schrijver niet in staat is een verstaanbare formulering te geven, schiet hij tekort ofwel in wetenschappelijk inzicht ofwel in taalbeheersing. Bij het lezen van de krant kunnen we gemakkelijk binnen enkele uren honderden vreemde woorden aanstrepen, waarvoor goede Nederlandse bestaan. Dat betekent, dat er te veel in staan. Een artikel mag gerust ontleningen bevatten; als er een paar meer in voorkomen dan strikt noodzakelijk is, hoeven we nog niet verbaasd of verontwaardigd te zijn; daar is pas reden voor als de zinnen overladen zijn met Latijnse, Griekse, Franse of Engelse woorden, waarvan geen zinnig mens het nut kan inzien. Hinderlijk is vooral de klakkeloze overname van Engelse (Amerikaanse) termen in publikaties die voor een brede lezerskring bestemd zijn, met name in kranten. voorbeelden: hearing, teach-in. | ||||||||||||
13. 2. BarbarismenEen ontlening is als zodanig uit een vreemde taal overgenomen: überhaupt, class struggle, ce n'est pas ma faute. Een barbarismeGa naar eind112 is naar vreemd model gevormd; het bestaat uit Nederlandse elementen, maar in zijn geheel is het onnederlands; eenvoudig gezegd: het is een dom-letterlijke vertaling. voorbeelden: overhoofd, klassen strijd, dat is niet mijn fout. Een barbarisme is op het ogenblik van ontstaan een taalfout; het kan echter door algemeen gebruik goed Nederlands worden. G. Royen, Taalpanoptikum pag. 509, spreekt over geniepige insluipers. ‘Dat (insluipen) kan op verschillende manieren gebeuren. Nu eens zijn die “ismen” klakkeloze vertalingen met behulp van goed-nederlandse woorden, maar het geheel is volslagen onnederlands: iemand in fout vinden (trouver quelqu'un en faute). Dan weer worden uitheemse woorden mechanisch in nederlandse klanken getransponeerd met als uitkomst: ófwel een woord dat onze taal tevoren niet kende: vernalatigen (vernachlässigen), begeestering (Begeisterung) ófwel een woord dat er al was, maar nu plompverloren voor een verkeerd karretje gespannen wordt: De verkopers zijn verplicht bonnen in te nemen. (...) Deze drie typen van barbarismen weten Nederlanders op allerlei manieren te variëren.’ Hierbij merk ik op dat de mechanische transpositie alleen maar mogelijk is bij nauw-verwante talen (het Engels en het Duits). Een zeer | ||||||||||||
[pagina 75]
| ||||||||||||
speciale soort is bovendien nog niet genoemd: de gevallen van hybridische woordvorming, waarin een woord uit heterogene elementen bestaat (toneel-minded, bandrecorderGa naar eind113). In Ongaaf Nederlands van Gerlach Royen (nog steeds de beste verhandeling die er over de barbarismen verschenen is) wordt als remedium aangewezen: de cultivering van het taalgevoelGa naar eind114. Daar is niets tegen in te brengen dan dat het nogal abstract klinkt. Ik meen, dat een voorzichtige veroordeling en bestrijding van nauwkeurig aangeduide fouten een van de middelen kan zijn tot deze cultivering. Vaagheden als taalgevoel, intuïtie en instinct worden gemakkelijk tot voorwendsel voor onkunde. De barbarismen worden onderverdeeld naar de talen die model hebben gestaan. Zo is een latinisme een nabootsing van een Latijnse constructie: Elk meent zijn uil een valk te zijn; ijs en weder dienende gaan we morgen schaatsen (accus. cum infinitivo; ablativus absolutus). We zullen bijzondere aandacht besteden aan de ‘ismen’ die in het moderne Nederlands belangrijk zijn: het gallicisme, het anglicisme, het germanisme.
N.B. De provincialismen (liever: dialectismen, bv. limburgismen, sassismen) zijn onze aandacht evenzeer waard. Maar ze lenen zich meer voor een bijzonder dan voor een publiek gewetensonderzoek. Gegevens kan men vinden in onderstaande studies:
| ||||||||||||
13. 2. 1. Een gallicisme is een dom-letterlijke vertaling of een klakkeloze nabootsing van een Franse uitdrukking. | ||||||||||||
[pagina 76]
| ||||||||||||
In Noord-Nederland zijn gallicismen zeldzaam. In België zijn ze talrijk: de tweetaligheid is niet bevorderlijk voor het normbesefGa naar eind115. voorbeelden: Dit raam opent op de rivier = ziet uit op de rivier, geeft een uitzicht op (ouvrir sur). Ik houd daaraan = Ik stel daar prijs op (tenir à). De wet werd gestemd = aangenomen (voter une loi). Ze speelde dat muziekstuk op zicht = van het blad (jouer à vue). onder dit opzicht = in dit opzicht (sous ce rapport). verkopen aan een hoge prijs = voor (vendre à). de slag van Waterloo = bij Waterloo (la bataille de W.) Dat is niet mijn fout = schuld (Ce n'est pas ma faute). Hij was zeer gelukkig van u te zien (de vous voir). Een portret van een uitzonderlijke gaafheid (un portrait d'une perfection exceptionnelle). Het geleek aan een machtige zang (ressembler à). De conditionele bijzin: Moest Jansen hier zijn (hij zou dat toegeven) is in Vlaanderen een onuitroeibaar gallicisme.
N.B. De constructie ‘Het is je vriendje die het gestolen heeft’ wordt weleens een slaafse vertaling genoemd van het Franse ‘C'est ton petit copain qui a volé ça’Ga naar eind116. Indien dat zo is, heeft deze vertaling toch zulke oude rechten, dat ze niet meer te weren is: in 17de-eeuwse teksten komt de constructie geregeld voor. | ||||||||||||
13. 2. 2. Een anglicisme is een dom-letterlijke vertaling of klakkeloze nabootsing van een Engelse constructie.13. 2. 2. 1. Een anglicisme in de spellingGa naar eind117In het Engels is een woordgroep van twee substantieven mogelijk, waarvan het eerste een bepaling is bij het tweede: school inspector; N.A.T.O. = North Atlantic Treaty Organization; U.N.O. = United Nations Organization. G. Royen (Ongaaf Nederlands) spreekt van preattributief gebruikte substantieven. In het hedendaagse Nederlands zijn dergelijke woordgroepen niet mogelijk, althans niet volgens de normatieve grammatica; het dienen samenstellingen ofwel groepen met een naamvalsverhouding of voorzetselverbinding te zijn: schoolinspecteur, de Organisatie der (van de) Verenigde Naties, de Noordatlantische Verdragsorganisatie. De talloze afwijkingen, vooral in de wereld van de techniek en de reclame, plaatsen ons voor de vraag: hebben we hier met grafische anglicismen of met een taalverschijnsel te doen? Indien deze combinaties niet | ||||||||||||
[pagina 77]
| ||||||||||||
met eenheidsaccent uitgesproken worden (het N.O.S. Journaal, met klemtoon op S en naal, zoals ik geregeld constateer), dan is het eerste substantief een bijvoeglijke voorbepaling bij het tweede: de losse notering is in dat geval onvermijdelijk. Ik vraag me af, of het Nederlands deze figuur niet reeds kent vanaf de 17de eeuwGa naar eind118. Maar zo lang hierover geen zekerheid bestaat, moeten we in onze didactiek de vigerende spellingvoorschriften toepassen en de geïsoleerde notering bestempelen als een anglicisme in de spelling. voorbeelden uit kranten en opstellen: een heren kostuum, de volks revolutie, Fablo over hemden, Teo appelmoes, Douwe Egberts Pickwick thee, een Oxford professor, de St. Jans kathedraal, een Philips radioGa naar eind119, het Nijmeegs Studenten Corps, het Niels Stensen College, de Koninklijke Luchtvaart Maatschappij, de Katholieke Radio Omroep. De laatste voorbeelden behoren tot een zeer produktief type: het is een algemeen verbreid misverstand, dat de afgekorte vormen zichtbaar moeten blijven (N.S.C., K.L.M., K.R.O.,); indien dat per se moet, zou men het Nederlandse woordbeeld kunnen redden door een koppelteken: Nijmeegs Studenten-Corps, enz. De strijd tegen het kwaad zal wel niets uithalen. In het lerarenblad St.-Bonaventura (29 april 1966) heb ik onderstaand stukje geplaatst. Het heeft geen enkel resultaat opgeleverd. | ||||||||||||
Een spelling probleem voor de leraren organisatiesDe spelling is blijkbaar een onbelangrijke zaak in het middelbaar onderwijs: ondanks een stroom van publikaties blijft men hardnekkig de delen van samenstellingen los noteren. Als ik Sint-Bonaventura van 1 en 8 april snel doorblader, levert dat binnen enkele minuten ongeveer twintig voorbeelden op. Ik lees: Hertog Jancollege, Erasmus Lyceum, Anne Frank Stichting, Pius X College, Xaverius College, R.K. Jeanne d'Arc Lyceum, Thomas More College, Van den Donk Stichting, Het Geert Groote College, Stichting Nederlandse Onderwijs Film, Stichting Nederlandse Onderwijs Televisie, Bureau Beroepen Voorlichting, Nationale Onderwijs Tentoonstelling. Vooral de samenstellingen met Sint zijn ruim vertegenwoordigd in ons aller Sint-Bonaventura: St. Jacobus College, St. Agnes Lyceum, St. Dominicus College, Het Sint Montfort College, St. Adelbert College, Sint Werenfridus Lyceum; bijna goed: Sint Catharinalyceum, St. Janslyceum. Het St.-Thomascollege (met de juiste spelling) moet zich temidden van al die non-conformisten wel erg onwennig voelen: net als iemand die in de voorgeschreven kleding naar het bal getogen is en dan tot de ontdekking komt dat al de anderen dat niet hebben gedaan. | ||||||||||||
[pagina 78]
| ||||||||||||
Het is een algemeen verbreid misverstand, dat de delen van bovenstaande namen geïsoleerd en met hoofdletter genoteerd dienen te worden, vooral als de afkorting gebruikelijk is. Het nut van al die hoofdletters is me niet duidelijk, maar als ze in iemands ogen onmisbaar zijn, zou hij het Nederlandse woordbeeld kunnen redden door koppeltekens: Anne-Frank-Stichting, het Sint-Montfort-College. Correcter is echter: Anne-Frankstichting, Sint-Montfortcollege. Hiermee heb ik voldaan aan een persoonlijke behoefte om te protesteren tegen een dwaze mode, die door Engelse voorbeelden bevorderd wordt. Overigens verwacht ik niet dat ik de stroom kan tegenhouden. De volgende nummers van Sint-Bonaventura zullen wel weer overvloeien van de Sint Weet Ik Wie Colleges en de Onderwijs Weet Ik Wat Voor Stichtingen. | ||||||||||||
13. 2. 2. 2. Ik was in ParijsGa naar eind120Onder Engelse (en Duitse?) invloed wordt steeds meer de ‘onv. verleden tijd’ gebruikt waar de ‘volt. tegenwoordige tijd’ op zijn plaats is. goed: Ik was net in Parijs toen daar relletjes uitbraken. fout: Was je op je fietstocht ook in Parijs? Vooral in filmonderschriften, in reclameteksten en kranteartikelen wordt ons een verkeerd voorbeeld gegeven: Maakte u al kennis met fanta? Koop er morgen (nòg) eens een voor slechts twintig cent! (Twintig cent: het voorbeeld is niet van gister.) De vrouw verklaarde voor de rechtbank: ‘Ik stal de baby’. (I stole the baby.) De betoogsters droegen de volgende tekst mee: ‘Wij maakten de winsten. Al wat we eisen, is het recht nu te mogen werken’. (We made the profits. All we want is the right to work at the moment.) Wij beleefden het in onze rechtbankverslaggeverstijd meermalen, dat een advocaat als plaatsvervangend kantonrechter optrad. Enduh verklaarde in de zaak-Schmidt: ‘Ik mishandelde de getuigen niet’. In de koppen boven de artikelen streeft men naar kortheid. Daardoor komt men ertoe, de ‘o.v.t.’ te gebruiken in plaats van de ‘v.t.t.’ Er zijn echter wel betere middelen om dit doel te bereiken. voorbeelden uit de krant: Betaald voetbal nam belangrijk besluit. Nederlandse welpenleidsters waren in Lourdes. Limburgse kappers waren in Parijs. Naar Papoea's, die nog nooit een blanke zagen. Dat zag New York nog niet: banket van 4000 gasten. Engelsen hadden het nog nooit zo goed als tegenwoordig. Wie zag haar? (onder de foto van een gezochte vrouw). | ||||||||||||
[pagina 79]
| ||||||||||||
13. 2. 2. 3. De omschreven comparatief en superlatiefOmschrijving met meer of meest is noodzakelijk: als we twee eigenschappen van dezelfde persoon of zaak met elkaar vergelijken: Die jongen is meer lui dan moe; als de superlatief moeilijk uit te spreken is; vooral bij woorden op -st (juist) en -isch (praktisch); bij deelwoorden die hun werkwoordelijk karakter hebben bewaard: de meest ondenkbare dingenGa naar eind120a. Overigens moet men niet overdrijven: Buiten deze gevallen kan de bijzondere affectieve geladenheid de omschrijving rechtvaardigen: Men vond er de meest onwerkelijke, de meest ondenkbare dingenGa naar eind120a. Overigens moet men niet overdrijven: een van West-Europa's meest harde wedstrijden; de meest onbarmhartige rolprent; de meest gevaarlijke dag. | ||||||||||||
13. 2. 2. 4. Het lidwoordDe Engelsen gebruiken soms het lidwoord van onbepaaldheid waar wij het weglaten; fout is dus: Hij bekleedt de rang van een maarschalk. Soms gebruiken ze het lidwoord van onbepaaldheid waar wij het lidwoord van bepaaldheid nodig hebben; fout is dus: Een nerveuze eigenaar van het hotel stond op ons te wachten. Een is in het Nederlands goed als het betekent: iemand als, bv. Een Napoleon zou de terugtocht anders geleid hebben. Dit een is echter verkeerd als het voorafgaat aan namen van personen die uitsluitend zich zelf en geen groep van gelijken representeren, bv. in de zin: De grote Weense componisten (een Haydn, een Mozart, een Beethoven, een Schubert, een Brahms) zijn nog steeds populairGa naar eind121. Substantieven zonder lidwoordGa naar eind122 komen in het Nederlands steeds meer voor: soldaat Smit, aanvoerder Stam, secretaris Jansen. Engels-Amerikaanse invloed is onmiskenbaar. | ||||||||||||
13. 2. 2. 5. Varianaar voren brengen = het denkbeeld opperen, onder de aandacht brengen, opmerken (to bring forward). een goed deel = heel wat (a good deal). Hij is bij een auto-ongeluk gedood = om het leven gekomen (was killed). Ik heb uitgevonden waar hij zit = ben te weten gekomen, heb achterhaald; ik heb hem gevonden = opgespoord (to find out)Ga naar eind122a. Hij maakt f 20.000,- per jaar = verdient, maakt een winst van, heeft een inkomen van (he makes). Hij heeft het gemaakt = hij is erin geslaagd. | ||||||||||||
[pagina 80]
| ||||||||||||
Hij realiseert (zich) niet, dat hij nog te jong is voor die betrekking = beseft, ziet in, begrijpt, geeft er zich rekenschap van, is zich ervan bewust (to realize). Vroeger of later loopt hij tegen de lamp = vroeg of laat (sooner or later). Ik ben bang dat we geen plaats meer hebben voor u = Tot mijn spijt hebben we ... (I am afraid als wellevendheidsformule)Ga naar eind123. Als regel komt hij te laat = in de regel (as a rule)Ga naar eind124. Dat spreekt boekdelen = dat zegt alles (This speaks volumes). Ik heb een suggestie = voorstel, idee (suggestion = o.a. idee). iets recht zetten = verbeteren, terecht wijzen, corrigeren (to put [set] right). Dat is een overtrokken voorstelling (to overdraw = overdrijven, te sterk afschilderen)Ga naar eind125. Ze zijn niet toneel-minded = ze houden er niet van, ze hebben er weinig belangstelling voor. Hoe maakt u het? (bij kennismaking)Ga naar eind126. Over praktisch = vrijwel bestaat verschil van mening (Praktisch alle Hollanders hebben blonde haren)Ga naar eind126a. | ||||||||||||
13. 2. 3. Een germanisme is een dom-letterlijke vertaling of een klakkeloze nabootsing van een Duitse constructie.De meeste germanismen behoren tot de boekentaal; ze verdwijnen na verloop van tijd van zelf. Toch bedreigen ze ons taalgevoel meer dan de anglicismen en gallicismen door de volgende oorzaken: a. De taalverwantschap: een Duits woord of een Duitse uitdrukking nodigt door de sterke gelijkenis met het Nederlands uit tot een letterlijke vertaling. Bij de zgn. schwere WörterGa naar eind127 is een mechanische vertaling fout. Het Duitse kaufen is gelijk aan ons kopen, maar het Duitse laufen is niet hetzelfde als ons lopen. Er zijn ook heel wat germanismen waarvoor geen Duitse tegenhanger bestaat. Deze woorden zijn dan gevormd naar andere, gelijksoortige Duitse voorbeelden, bv. hoogglanzend (vgl. hochfein), tiendens (vgl. zweitens). b. De handigheid van sommige Duitse vormen; het Duits is synthetischer dan het Nederlands (bv. luchtgekoeld is minder omslachtig dan onze analytische voorzetselverbinding: door middel van lucht gekoeld).
Bij het beoordelen van de germanismen moeten we twee belangrijke feiten goed voor ogen houden: Het Nederlands kent vanouds een aantal voorbeelden die tot dezelfde typen behoren; we kunnen ons dus bij het gebruik van sommige ‘germanismen’ op de analogie beroepen. | ||||||||||||
[pagina 81]
| ||||||||||||
Veel germanismen zijn gedurende de laatste eeuwen dan ook aanvaard; het is dus dwaas, ertegen te vechten. voorbeelden: argwaan, beroemd, bevoegd, beunhaas, boetvaardig, deemoed, diefstal, eigenwijs, logenstraffen, smokkelen, dubbelganger, kenschetsen, uitbundig, uitdrukkelijk, waanzinnig, zinnebeeldGa naar eind128. Waar ligt echter de grens tussen aanvaard en niet-aanvaard? Dat is een moeilijke zaak. Raadpleeg een goed woordenboek; kies in twijfelgevallen de veiligste weg. | ||||||||||||
13. 2. 3. 1. Samenstellingen en samenkoppelingenGa naar eind129In het Duits worden woorden in allerlei betrekkingen verbonden. Het Nederlands geeft in veel gevallen de voorkeur aan een voorzetsel- of voegwoordconstructie. | ||||||||||||
13. 2. 3. 1. 1. Substantievena. Substantief + substantief Dit type is in het Nederlands heel gewoon: vaderhuis, vilthoed, bontmantel, papiergeld. In het Duits komen deze samenstellingen veel meer voor; soms zijn ze schrikbarend lang: Gebirgstrachtenerhaltungsvereine = verenigingen tot behoud van de klederdracht der bergbewoners. Klakkeloze nabootsing levert verkeerd Nederlands op: het koningspaar = het koninklijk paar; een succesconcert = een geslaagd concert; de stafbespreking = de bespreking van de (generale) staf; het 1954-niveau = het niveau van 1954; verkeersdoden = doden in het verkeer; de tarwekwaliteit = de kwaliteit van de tarwe; de machtsstrijd = de strijd om de macht; een moordpoging = een poging tot moord; de paustoespraak = de toespraak van de paus; een deelbetaling = een gedeeltelijke aflossing; een deelbedrag = een gedeeltelijk bedrag; een conciliejournalist = een journalist die verslag van het concilie uitbrengt; het kofferlijk = het lijk dat in de koffer gevonden was; de koffermoord = de moord waarbij men een koffer gebruikt had om het lijk erin te verbergenGa naar eind130.
Vooral als de woorden lang worden, zijn ze in strijd met het Nederlands: waterverontreinigingsregistratieapparatuur = apparatuur voor de registratie van waterverontreiniging; arbeidstijdverkorting = verkorting van de werktijd; arbeidsongeschiktheidsverzekering = verzekering tegen ongeschiktheid voor het werk; hersenvliesontstekingsepidemie = epidemische hersenvliesontsteking; afvalwaterzuiveringsinrichting = installatie voor zuivering van afvalwater; damesonderkledingindustrie | ||||||||||||
[pagina 82]
| ||||||||||||
= industrie van damesondergoed; borstvoedingspremiedervingstoeslagGa naar eind131; uit een handleiding voor een boormachine (vertaald uit het Duits): Spilmoerhalswijdte, vaststellingsknoppen, voorvoeringsaansluitingswending, slagbooropzetGa naar eind131a. Een aparte categorie vormen de samenstellingen met een eigennaam als eerste lid; ze zijn in het Nederlands zeer beperkt mogelijk: Rembrandtplein, Vondelstraat; Oxfordbeweging, Philipsfabrieken, Grotiuscollege. Fout: Paulustekst, Corinthenbrief, Petrarcabiografie, Tokioregering, Soekarno-aanslag, Boudewijn-autosnelweg, de Neutronramp (de ramp met het vliegtuig Neutron), de Woenselramp (het treinongeluk in Woensel), Italiëbewoner, een Heinz-Rühmannfilm, de navo-topconferentie, de Messinabende (Messina was een figuur uit de onderwereld), de Koreaoorlog, Het Pellenaars-voorstel, het Vaticaanschrijven, de Romereis, het Fortuna-offensief, een Cambridge-student, een fraaie Appel-goal (door Appel gescoord), de Eindhoven-verdediging, het Enschede-protest, de keerzijde der Drees-medaille, de Rapidzege, de Rapid-dames, het Rapid-overwicht, de Rapid-palen, een Rapid-been, de Sarrasani-premièreGa naar eind130.
N.B. 1. Over de spelling met of zonder koppelteken wordt hier niet gepraat: de woorden zijn fout. 2. Bij losse notering ontstaat er een anglicisme: Cambridge student enz.Ga naar eind132. 3. In de natuurwetenschappen worden uitvindingen of ontdekkingen dikwijls naar personen genoemd. Als men niet meer aan de persoon denkt, zijn samenstellingen mogelijk: dieselmotor, newtonringen (met kleine letter). Als men wel aan de persoon denkt, is een voorzetselgroep beter: de ziekte van Basedow, de constante van Planck, de golven van HertzGa naar eind133.
b. stam van werkwoord + substantief leidmotief = grondthema, hoofdmotief, leidende gedachte (Leitmotiv); rookverbod (op waarschuwingsbord) = verboden te roken; kuurgast = badgast (Kurgast); heilpedagogiek = orthopedagogiek; heilgymnastiek (aanvaard).
c. adjectief + substantief Het bijvoeglijk naamwoord wordt onverbogen aan het zelfst. nw. vastgeschreven; de eenheidsklemtoon valt meestal op het eerste lidGa naar eind134. Dit type komt vanouds in het Nederlands voor (edelman); veel oude voorbeelden zijn naar het Frans (grootvader) of het Engels (vrijmetselaar) gevormd. Veel moderne gevallen zijn dus goed Nederlands: ze zijn ontstaan naar | ||||||||||||
[pagina 83]
| ||||||||||||
het voorbeeld van oude Nederlandse woordenGa naar eind135. Goed Nederlands zijn zeker de zg. possessieve samenstellingen: roodrok, witkiel, roodborstje, blauwvoet, roodkapje, dikbuik. De moderne nabootsingen van het Duits kunnen verwerpelijk zijn. Ze worden aanvaard als ze een aanwinst blijken te zijn. Dat is het geval als de samenstelling een geïsoleerde betekenis heeft gekregen, als ze iets anders betekent dan de som van de delenGa naar eind136: een sneltrein is niet hetzelfde als een snelle trein; fijne kool = niet-grove kool, fijnkool = kool met een korrelgrootte tussen o en 10 mm. Als het Nederlands al een woord voor het begrip bezit, verzetten sommigen zich tegen de import van de vreemde samenstelling: grootmacht is overbodig omdat we het woord wereldmacht al bezitten. Overigens beslist de spraakmakende gemeente. Als een bekwaam woordenboekschrijver een barbarisme als gebruikelijk Nederlands opneemt, mogen we het zeker als aanvaard beschouwen.
voorbeeldenGa naar eind137: Reeds lang bestaand of sinds kort aanvaard: grootmeester, grootboek, grootzegel, grootbedrijf, groothandel, grootindustrie; kleinbedrijf, kleinhandel (=detailhandel), kleinindustrie; hoogmoed, hooglied, hoogaltaar, hoogleraar (met de klemtoon op de tweede syllabe), hoogstand, hoogspanning, hoogseizoen (liever: drukste tijd), hoogconjunctuur, hoogoven; rauwkost; vroegdienst, vroegmis; fijnkool; smalspoor, smalfilm; sneltrein, snelbuffet, snelvuur, snelschrift (liever: stenografie); eigenbelang, eigenliefde, eigendunk; groenvoer; diepzee; rondhout; privaatrecht; lokaaltrein.
Door taalpolitici en woordenboekschrijvers niet aanvaard of als germanisme gebrandmerkt: grootstad (wereldstad), grootmacht (grote mogendheid); kleinprijs (detailprijs, kleinhandelsprijs, winkelprijs); hoogzomer (midzomer), hoogdruk (hoge druk); vroeggeboorte; fijnbalans (gevoelige balans, precisiebalans); snelfilm (snelle film); eigenaard (eigen aard); rondweg (ringweg, gordelweg); nieuwbouw ([nieuwe] aanbouw, nieuwe bebouwing, nieuw werk); privaatweg (eigen weg), privaatzaak (persoonlijke aangelegenheid); generaal-vertegenwoordiger (hoofdvertegenwoordiger); maximaalhoeveelheid; instrumentaalmuziek; pastoraalbrief (herderlijk schrijven); speciaalfabriek, speciaalzaak (speciale zaak of winkel); normaalfilm (standaardfilm).
N.B. 1. We moeten voorzichtig zijn in ons oordeel. Het is nl. mogelijk, dat in een groepstaal (handel, industrie, wetenschap) de germanistische term onmisbaar is. De beoordeling daarvan ligt bij de betrok- | ||||||||||||
[pagina 84]
| ||||||||||||
kenen, op voorwaarde dat ze een goed gevormd taalgevoel hebben. 2. In groenstrook (= strook groen) en totaalbedrag zijn twee substantieven samengevoegd. Vergelijk totaalcijfer = het totaal aanduidend cijfer. Als het eerste lid de functie van een bijv. nw. heeft (totaalbeeld, totaalindruk), hebben we een germanisme. 3. In zoetmiddel, zoetstof is het eerste lid een ww.-stam; het is normaal Nederlands. 4. In meerkosten, alleenrecht (monopolie) is het eerste lid een telwoord of voornaamwoord. Voor beide woorden zal moeilijk een ander Nederlands woord te vinden zijn. | ||||||||||||
13. 2. 3. 1. 2. Adjectievena. Panklaar (substantief + adjectief)Ga naar eind138 Het Nederlands kent dit type wel, maar de mogelijkheden zijn beperkt: de samenstelling houdt een vergelijking in: ijzersterk; het eerste lid is gedegradeerd tot een versterkend voorvoegsel: doodziek, brandschoon; keihard; het tweede lid is (bijna) gedegradeerd tot een achtervoegsel: strijdvaardig, roestvrij, vuurvast. N.B. Wasecht, stootvast, krimpvrij, slachtrijp e.d. = ww.-stam + bijv. nw.
Letterkundigen, zakenlieden en journalisten maken, naar Duits voorbeeldGa naar eind139, graag samenstellingen waarin de verhouding der delen anders ligt (niet aan te bevelen): ovenverse beschuit = vers uit de oven; panklare gerechten = klaar voor de pan; zonrijp fruit = rijp door de zon; temperatuurgevoelig = gevoelig voor de temperatuur; volkseigen = eigen aan het volk; vuurgevaarlijk = gevaarlijk door brandbaarheid; gebruiksvaardig = klaar voor het gebruik; stijlzuiver = zuiver van stijl; weerbestendig = bestand tegen het weer; oorlogsblind = blind geworden in of door de oorlog; koningstrouw = trouw aan de koning; verkeersonveilig = onveilig in of met betrekking tot het verkeer. Een merkwaardige ontwikkeling heeft -technisch ondergaan. Eerst waren er de afleidingen elektrotechnisch (elektro-techniek), tandtechnisch (tand-technicus) e.d.; vervolgens vocaaltechnisch (de vocale techniek), vaktechnisch (de techniek van het vak); tenslotte schooltechnisch, roostertechnisch e.d. In de laatste voorbeelden is -technisch gedegradeerd tot een achtervoegsel: schooltechnisch = naar de mogelijkheden die de school biedt; roostertechnisch = naar de mogelijkheden van het lesrooster. We moeten deze formaties niet onbeperkt uitbreiden. | ||||||||||||
[pagina 85]
| ||||||||||||
b. Luchtgekoeld (substantief + participium) Het Nederlands kent dit type al lang, maar het is beperkt tot heel speciale gevallen: godgeklaagd, godvergeten. Verschillende talen bieden meer mogelijkheden: Grieks χειροποιητός = door mensenhand gemaakt, e.d.; Engels handpainted = met de hand geschilderd; vooral het Duits is soepel in het vormen van dergelijke samenstellingen. In Nederland hebben dichters (na 1880) en industriëlen het Duits geïmiteerdGa naar eind140: ze hadden behoefte aan kernachtige woorden. We gunnen hun deze termen, maar achten enige matiging toch gewenst. Woorden uit de dichterlijke sfeer: een bloembekranst hoofd, het zonbeschenen grasveld, bloedbezoedelde kleren, bloeddoorlopen ogen, angstbezwaarde harten, een baardomlijst gelaat, bosgeboren bomen, een snoroverschaduwde mond. Technische en industriële termen (met de verbetering zoals die door de technici zelf wordt voorgesteld)Ga naar eind141: handgeschept papier = geschept papier; handgestoken = met de hand gestoken; handbediend = (met de hand) bediend, met (hand) bediening, niet-automatisch; handgelast = met de hand gelast; luchtgekoeld = met (of door) lucht gekoeld, met luchtkoeling; watergekoeld = met (of door) water gekoeld, met waterkoeling; zandgegoten = in zandvormen gegoten, in zand gegoten.
Uit de krant geknipt: rijkserkende instructeurs; emaille-beschadigde wasmachines (overigens is het niet emaille maar email); de stripverslaafde jeugd (= die verslaafd is aan stripverhalen); deze wringer heeft nylon-gevoerde lagers (= legers met nylonvoering); een houtgesneden crucifix (= een kruisbeeld dat uit hout gesneden is, of nog simpeler: een houten kruisbeeld). N.B. Substantieven afgeleid van deze adjectieven zijn zeker fout: natuurbewogenheid, doelgerichtheid, aardgebondenheid.
c. Hoogfijn (adverbium + adjectief) Het eerste lid is een bijwoordelijke bepaling bij het tweede; het gaat dus niet over gevallen als zoetzuur = zoet en zuur, doofstom = doof en stom. Het Nederlands heeft gevallen als donkerrood, zachtgroen, hoogblond, diepblauw. Naar Duits voorbeeld (met de verbetering erachter): hoogfrequent (aanvaard; liever: van hoge of grote frequentie); hoogglanzend (sterk glanzend); laagfrequent (aanvaard; liever: van lage of kleine frequentie). | ||||||||||||
[pagina 86]
| ||||||||||||
13. 2. 3. 2. Afleidingen13. 2. 3. 2. 1. Het achtervoegsel -era. Substantieven: De Nieuwe-Gidsers; een nieuwkomer (= nieuw-aangekomene); een ondergronder (= ondergrondse mijnwerker); een chemiker (chemicus, scheikundige); een fysiker (= fysicus, natuurkundige); een techniker (= technicus)Ga naar eind142. Aanvaard: eilander = eilandbewoner; eenakter; de TachtigersGa naar eind143.
N.B. 1. Het achtervoegsel -er (naast -aar) ter vorming van mannelijke persoonsnamen is op zich zelf niet onnederlands: bakker, dromer; Amsterdammer. 2. De substantieven augustijner, benedictijner, dominicaner, franciscaner zijn volkse woorden, waarschijnlijk geen germanismen. Beter: augustijn, benedictijn, dominicaan, franciscaanGa naar eind144.
b. Adjectieven: de twintiger jaren (= omstreeks 1920-1930, het derde decennium van de eeuw)Ga naar eind144a; Wener modesnufjes (= Weense).
N.B. Goed Nederlands: Groninger koek, Haarlemmer olie. | ||||||||||||
13. 2. 3. 2. 2. Eerstens e.a.Er zijn goede Nederlandse voorzetsels en bijwoorden die op -ens eindigen: jegens, tijdens, wegens, krachtens, namens, trouwens, overigens, rechtens, nopens, volgens, blijkens; vervolgens, wetens en willens. Afkeurenswaardige germanismen: eerstens, tweedens (= ten eerste, ten tweede); ergstens (= in het ergste geval). Aanvaard: hoogstens (= ten hoogste); minstens (= op zijn minst, ten minste). | ||||||||||||
13. 2. 3. 2. 3. Middels (met adverbiale s)Ofschoon het bij velen een geliefde vorm is, hoeven we dit voorzetsel niet te aanvaarden; goed Nederlands is: door middel van. | ||||||||||||
13. 2. 3. 2. 4. -s na persoonsnamenHet achtervoegsel -s (of se met buigings -e), ontstaan uit -sch, vormt ad- | ||||||||||||
[pagina 87]
| ||||||||||||
jectieven van aardrijkskundige namen: de Nederlandse vlag, een Amsterdams grachtje, de Overmase dorpen. Het lijkt niet geoorloofd, op deze wijze van andere eigennamen adjectieven af te leiden: de Kollewijnse spelling (= de spelling-Kollewijn); de Basedowse ziekte (= de ziekte van Basedow); de Freudse theorieën (= de theorieën van Freud); de Briggse logaritme (= logaritme van Brigg); Geisslerse buizen (= buizen van Geissler)Ga naar eind145.
N.B. Met kleine letter is geoorloofd: brigglogaritme, geisslerbuizen. (Zie Samenstellingen, substantieven, 13. 2. 3. 1. 1., N.B.3.) Aanvaard: de Lutherse Kerk; het Hulthemse handschrift (vroeger in het bezit van de verzamelaar Van Hulthem); de Wachtendonckse spalmen (door Lipsius gevonden in het huis van WachtendonckGa naar eind146; het Leycesterse tijdvak (beter: het tijdvak van Leycester). | ||||||||||||
13. 2. 3. 2. 5. Adjectieven op -haftigHet achtervoegsel -haftig is uit het Duits ontleend; het is gelijk aan ons -achtig. Reeds lang in gebruik zijn: krijgshaftig, heldhaftig, manhaftig. Thans niet meer gebruikelijk: naamhaftig (= befaamd), zeeghaftig (= zegevierend). | ||||||||||||
13. 2. 3. 2. 6. Adjectieven op -matigHet Duits heeft het achtervoegsel -mässig: planmässig = volgens plan, zwangsmässig = gedwongen, fabrikmässig = machinaal, theatermässig = toneelachtig, volksmässig = volks. Dit suffix is vernederlandst tot -matig in een aantal algemeen gebruikelijke woorden: schetsmatig (= in schets, schematisch); stelselmatig (= systematisch, geordend en samenhangend); kunstmatig (in tegenstelling tot natuurlijk); instinctmatig (= instinctief, uit instinct); plichtmatig (= zoals de plicht voorschrijft; bijgedachte: niet met overtuiging of liefde); rechtmatig (= volgens het recht); doelmatig (= geschikt voor zijn bestemming); toneelmatig (= als op het toneel, overeenkomstig de eisen van het toneel). Niet aanvaard: dwangmatig (= gedwongen, onder dwang); planmatig (= volgens plan; cijfermatig (= volgens de cijfers); seizoenmatig (= overeenkomstig het seizoen); fabriek(s)matig (= machinaal); volksmatig (= voortkomend uit het volk); beroepsmatig (= uit kracht van zijn beroep, adv. beroepshalve); begripsmatig (= verstandelijk); gevoelsmatig (= emotioneel). | ||||||||||||
[pagina 88]
| ||||||||||||
N.B. Goed Nederlands zijn natuurlijk de afleidingen op -ig: middelmatig, regelmatig, overmatig e.a. | ||||||||||||
13. 2. 3. 2. 7. Adjectieven op -volGa naar eind147Sinds de vorige eeuw hebben letterkundigen naar Duits model (gemütvoll, stimmingsvoll) een massa woorden op -vol gefabriceerd. Engelse invloed is zeldzaam (successful, wonderful). Een aantal van deze woorden is in het woordenboek opgenomenGa naar eind148: berouwvol (= van oprecht berouw vervuld), talentvol (= talentrijk), geheimvol (= vol geheimen, bv. een geheimvol vertrek), karaktervol (= met sterk [sprekend] karakter), zorgvol (= met zorgen gevuld, bv. een zorgvol leven), eervol (bv. een betrekking, een vermelding, een ontslag), roemvol (= roemrijk), gewetensvol (= zeer nauwgezet). De volgende (en vele andere) vinden geen goedkeuringGa naar eind149: respectvol (= respectueus, eerbiedig); effectvol (= effectief, doeltreffend); gratievol (= gracieus, bevallig); geheimnisvol, mysterievol (= mysterieus, geheimzinnig); prachtvol, luistervol (= luisterrijk); betekenisvol (= met veel betekenis); uitdrukkingsvol; gemoedsvol (= zeer gevoelig); stemmingsvol (= stemmig, indrukwekkend); bewegingsvol; gezagsvol (= gezaghebbend); levensvol; schoonheidsvol; verbeeldingsvol (= fantasierijk); vertrouwensvol; verwachtingsvol. | ||||||||||||
13. 2. 3. 2. 8. Adjectieven op -loosHet Duits vormt gemakkelijk woorden met -los; met het Nederlandse -loos moeten we zuiniger omspringen. Goed Nederlands: eerloos, ademloos, hopeloos, roekeloos, haveloos, goddeloos, machteloos, werk(e)loos, bewusteloos, gewetenloos e.a. Germanismen: arbeidsloos (arbeitslos); uitzicht(s)loos (aussichtslos) = zonder vooruitzichten, hopeloos; uitdrukking(s)loos (ausdruckslos) = nietszeggend; geslacht(s)loos (geschlecht[s]los) = aseksueel; inhoud(s)loos (inhaltlos) = leeg, waardeloos, onbeduidend; restloos (restlos) = volkomen, totaal; en vele andere. Raadpleeg bij twijfel een goed woordenboek. | ||||||||||||
13. 2. 3. 2. 9. Substantieven op -name en -gaveGa naar eind150Het Nederlands kent de substantieven gave en sprake, afgeleid van geven en spreken. Het substantief name als afleiding van nemen bestaat echter niet. Daardoor komt het dat samenkoppelingen met -geven heel gemakkelijk een substantief met -gave naast zich hebben: overgave, teruggave, weergave, opgave en uitgave (maar kennisgeving)Ga naar eind151. | ||||||||||||
[pagina 89]
| ||||||||||||
Substantieven op -name zijn echter ontstaan onder Duitse invloed. Meestal is de vorm met -neming gewenstGa naar eind152. Als het woord iets concreets aanduidt, is -name normaal. voorbeelden (enig meningsverschil is mogelijk): inbeslagneming; kennisneming; toeneming, toenameGa naar eind153; afneming, afnameGa naar eind154; overneming, overnameGa naar eind154; opneming, opnameGa naar eind155; deelneming, deelnameGa naar eind156.
N.B. Aanname = veronderstelling is geen goed Nederlands. | ||||||||||||
13. 2. 3. 3. Woordsoorten, zinsbouw13. 2. 3. 3. 1. Dat is te makenGa naar eind157Schoolse regel: de constructie zijn + te + infinitief drukt in het Nederlands een mogelijkheid, geen noodzakelijkheid uit. De som is te maken betekent dus: die som kan wel gemaakt worden. Zou men ermee bedoelen: die som moet gemaakt worden, dan is dat een nabootsing van het Duits. Als algemene regel is het bovenstaande bruikbaar. Maar de norm moet niet onberaden gehanteerd worden. 1. Een zin kan soms een noodzakelijkheid of een mogelijkheid uitdrukken; in dat geval beoordelen we hem ruim. voorbeelden: We wisten niet, op welk punt de aanval te verwachten was. Die man is te prijzen. Die mensen zijn diep te beklagen. 2. Er bestaan uitzonderingen op de regel: vaste uitdrukkingen, die een noodzakelijkheid, een verplichting betekenen; bv. Er is nog heel wat te doen (ontstaan naast: We hebben nog heel wat te doen).
We veroordelen alleen de duidelijk-onnederlandse zinnen, bv. Het abonnementsgeld is te betalen voor 1 januari. Daarbij is in acht te nemen, dat het kolenbekken van Aken nog over geen enkele verbinding te water beschikken kan. Dit formulier is geheel met inkt in te vullen.
N.B. 1. In ambtelijke taal is algemeen gebruikelijk: de te nemen maatregelen, de te bespreken punten, het te betalen abonnementsgeld enz. Hierdoor wordt bijna steeds een noodzakelijkheid, een verplichting uitgedrukt. Mooi Nederlands is het niet, maar wie zou het altijd fout durven noemen? Als de bijvoeglijke bepaling uitdijt, komen we echter terecht bij een hinderlijke tangconstructie (zie nr. 21). 2. Een andere ambtelijke constructie is die zonder persoonsvorm: ‘Dit formulier geheel met inkt in te vullen.’ Deze formulering klinkt minder dictatoriaal dan ‘Dit formulier moet geheel met inkt ingevuld | ||||||||||||
[pagina 90]
| ||||||||||||
worden.’ Misschien is beter: Dit formulier a.u.b. geheel met inkt invullen. | ||||||||||||
13. 2. 3. 3. 2. Elliptische zinnena. De persoonsvorm is wordt weggelaten: Zoals bekend kan Bartok een uitstekende kenner van de Hongaarse volksmuziek worden genoemd. Dat beest gaat nog steeds rond gelijk in de Apocalyps geschreven. Zoals reeds eerder opgemerkt, zijn statistieken niet altijd betrouwbaar.
N.B. Zoals gezegd (wie gesagt) is in het Nederlands een vaste uitdrukking geworden. Liever: zoals gezegd is, zoals ik reeds gezegd heb.
b. (te) worden is weggelaten: Er dienen maatregelen genomen. Als eerste eis mag gesteld, dat het onrecht wordt goedgemaakt. De wereldbevolking dient beschermd tegen de atoombom. De noodkist van St.-Servaas dient gerestaureerd. Er wordt in dag- en nachtploegen gewerkt, en toch dienen er nog overuren gemaakt. De blamage van Tokio en Parijs moet uitgewist. | ||||||||||||
13. 2. 3. 3. 3. Het hulpww. van de lijd. vorm gewordenIn de ‘voltooide tijden’ heeft het hulpww. zijn een dubbele functie, het drukt de tijd en de lijdende vorm uit: Jan is door de directeur weggestuurd. Het Duits heeft twee hulpwerkwoorden in zo'n geval: Er ist fortgeschickt wordenGa naar eind158. De volgende zinnen zijn dus fout: Drie invalide personen zijn in de gelegenheid gesteld geworden, de optocht in Maastricht te gaan zien. Hij is er reeds verscheidene malen op gewezen geworden, dat kwijtschelding van de schuld niet mogelijk is. | ||||||||||||
13. 2. 3. 3. 4. De keuze was een gelukkigeGa naar eind159Wij zeggen: Het was een gelukkige keus. | ||||||||||||
13. 2. 3. 3. 5. De volgorde van werkwoordsvormenFout: Hij zal wel zitten blijven.
N.B. 1. Wel: een zittenblijver = doubleur. 2. In de bijzin mag het hulpwerkwoord hebben, zijn of worden voor of na de infinitief staan: Ik denk dat hij op tijd weggegaan is (is weggegaan)Ga naar eind160. | ||||||||||||
[pagina 91]
| ||||||||||||
Het is niet waar, dat de eerste volgorde een germanisme is. In een werkwoordelijk gezegde is de volgorde facultatief; ritmische factoren moeten de keuze bepalen. In een naamwoordelijk gezegde moet de persoonsvorm achteraan staan: Ik heb gehoord, dat hij al lang getrouwd isGa naar eind161. | ||||||||||||
13. 2. 3. 3. 6. Het gesubstantiveerde werkwoordGa naar eind162Substantivering van werkwoorden is in het Nederlands normaal: Liggen is minder vermoeiend dan zitten; het nummeren van de verschillende exemplaren. De Duitsers gaan echter verder dan wij. In ambtelijke, journalistieke en wetenschappelijke taal wordt het Duits dikwijls ten onrechte nagebootst: daardoor wordt onze stijl zwaar en onpersoonlijk. Vervanging van de infinitieven door gewone substantieven blijkt meestal niet mogelijk: we brengen de correctie aan door een andere constructie te kiezen.
voorbeelden: Het niet benutten van enkele kansen was oorzaak van de nederlaag. Daarin verandering brengen betekent het leveren van een zeer voorname bijdrage aan het veilig maken van het wegverkeer. Wij bieden u onze excuses aan voor het u zo lang laten wachten. Het lezen moet leiden tot een genieten van literatuur. Het zich vormen van een mening moet voorafgaan aan het discussiëren. Het uitdenken en opstellen van een programma op het voorbereiden van leerlingen op het spreken in het openbaar blijkt altijd gemakkelijker in theorie dan in de praktijk. De grammatica moet leiden tot het leren verstaan van moeilijke constructies en het hanteren ervan. De eisen die we aan een leerling stellen, zijn: het luisteren, het wachten op de beurt, het zich kort en bondig uitdrukken, het samenvatten en eventueel het komen tot een conclusie. | ||||||||||||
13. 2. 3. 4. Varia, alfabetisch geordendGa naar eind163Door taalpolitici afgekeurd: aan iemand voorbijgaan, aan het huis voorbijtrekken; afbouwen (= verminderen, beperken tot 't nulpunt toe); band (= boekdeel); beduidend beter, de vooruitgang is beduidend (= aanzienlijk); begeesterd, begeestering (= geestdriftig, geestdrift, bezieling); bemerking (= opmerking, aanmerking); benadrukken (= beklemtonen)Ga naar eind164, de betreffende persoon (= desbetreffende, bedoelde, genoemde, betrokken, bewuste)Ga naar eind165; billijk (= goedkoop)Ga naar eind166; briefpapier (= postpapier); een postzegel bijsluiten (= insluiten); dat heeft geen doel | ||||||||||||
[pagina 92]
| ||||||||||||
(das hat keinen Zweck = dat heeft geen zin); een rol, een materie doornemen (= vluchtig lezen of bestuderen, doorlezen); een kwestie doorspreken (= volledig bespreken); eenmalig (= uniek, voor één keer, ineens)Ga naar eind165a; zich eigenen tot (= zich lenen tot, geschikt zijn voor); het geëigende middel (= het geschikte middel), de geëigende methode (= de aangewezen methode); iets geschikt (= handig) opknappen; de hoogste tijd (= hoog tijd); iets indringend onderzoeken (= diepgaand), een indringende opmerking (= raak, scherp); goed ingevoerde vertegenwoordigers (= goed ‘geïntroduceerd’: met veel relaties, goed ingewerkt), een goed ingevoerd artikel (= veelverkocht, veelgevraagd, gemakkelijk verkoopbaar); een dief insluiten (= opsluiten, achter slot en grendel zetten); zich ergens op instellen, een verkeerde instelling (= geestelijke houding, mentaliteit, standpunt); inzetten (troepen, vaklui) (= in het veld brengen, beschikbaar stellen); zich inzetten voor (= zich helemaal geven aan); lamleggen (= verlammen, stilzetten); maatgevend (= toonaangevend, gezaghebbend, beslissend, een maatstaf bevattend); dat kun je niet maken (= doen); meerdere (= verscheidene); naslagwerk (= referentiewerk, encyclopedisch werk)Ga naar eind167; nevenbedoeling, nevenbetekenis, nevengeluid e.d.Ga naar eind168; ombouwen (= verbouwen, veranderen); ombouw (= verbouwing, verandering van bouw of inrichting); uitbouwenGa naar eind169; omgaand antwoorden (= per kerende post, per omgaande); een onbestemd gevoel (= onbepaald, vaag, niet juist te omschrijven)Ga naar eind170; eerst recht (= pas goed); spoedigst (= ten spoedigste); iets zeker stellen; stellingname (= standpunt, bepaling van iemands houding); terugtreden (= aftreden); terugwijzen (= overwinnen, verslaan); een uitgesproken vijand, de uitgesproken bedoeling, uitgesproken dom (= klaarblijkelijk, onbetwistbaar, positief, beslist, onmiskenbaar, duidelijk, onloochenbaar); uitputtend behandeld (= volledig behandeld); uitgerekend hem, uitgerekend vandaag (= juist, nu net)Ga naar eind171; iets uitproberen (= terdege beproeven); iets in uitzicht stellen (= in het vooruitzicht); Nederlands van P. Kox (op de titelpagina van een vertaald werk = in het Nederlands vertaald door...); verhoudingen (= toestanden, situatie)Ga naar eind172; een artikel voeren (= in de handel brengen, in voorraad hebben, verkopen); het voorliggende geval (= het onderhavige geval); voorradig (= in voorraad, voorhanden)Ga naar eind172a; zich zorgen maken (= zich bezorgd maken).
AanvaardGa naar eind173: belevenis (= wat men beleeft, ervaring); benutten (= zich ten nutte maken, gebruiken, bv. een kans); de betere kringen, de betere zaken; doormaken (= meemaken, beleven bv. wederwaardigheden, een moeilijke tijd); de doorsnee-prijs (ongewenst in verbinding met per- | ||||||||||||
[pagina 93]
| ||||||||||||
sonen, bv. de doorsnee-burger)Ga naar eind173a; een methode doorvoeren (= consequent doorgaan met; verwerpelijk in de betekenis: [een plan] ten uitvoer brengen); draagwijdte (= portee); hopelijk (= naar ik hoop)Ga naar eind174; het leven erbij inboeten (= erbij verliezen); nevenschikking, nevenhoek, nevenman e.a.; het omstreden gebied, een omstreden punt (= betwist).
N.B. Interesse (een Latijnse infinitief) is tot ons gekomen uit het Duits. Het is een armoedige vervanging van twee verschillende Nederlandse woorden: belang, belangstelling. Zeker kunnen we het meervoud interessen of interesses niet gebruiken; samenstellingen als interessesfeer, interesseniveau zijn niet fraai. |
|