Verzorgd Nederlands
(1974)–H.M. Hermkens– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 54]
| |
9. De verbuiging van het bijv. naamwoord9. 1. Een (geen, enig, zeker, menig, ieder, elk, welk) groot manDe meeste auteurs nemen aan, dat dit syntagma semantisch verschilt van een grote man: de onverbogen vorm wordt gebruikt als een persoon (mannelijk, zelden vrouwelijk) wordt gekenschetst in zijn waardigheid of kwaliteitGa naar eind82. Meestal is een bijgedachte aan een adverbium mogelijk: een knap schrijver (hij schrijft knap), een goed onderwijzer (hij onderwijst goed), een vlot spreekster (ze spreekt vlot). H. SchultinkGa naar eind83 betwijfelt of dit betekenisverschil in ieder geval en voor ieder taalgebruiker geldt. Voorbeelden als een jong officier leveren hem stof voor deze twijfel. De onverbogen vorm is in een beperkt aantal gevallen mogelijk: zowel de substantieven als de adjectieven kunnen niet willekeurig door andere worden vervangenGa naar eind84. | |
9. 2. De waarnemend secretarisGa naar eind85Het merkwaardige in deze combinatie is het lidwoord van bepaaldheid de (vervangbaar door die, onze). Gewoonlijk neemt men aan, dat deze groep alleen mogelijk is als aanduiding van een vaste functieGa naar eind86. Ontstaan zonder de (Hij is los werkman; P. Jansen, controlerend geneesheer) is de combinatie door isolering geworden tot een (semi-) samenkoppelingGa naar eind87: de los werkman, de controlerend geneesheer, de gevolmachtigd minister, de algemeen directeur, de maatschappelijk werkster. Het voorstel om de delen door een koppelteken te verbinden, verdient overwegingGa naar eind88. | |
9. 3. (Een) doodarme PolenGa naar eind89Bij onzijdige woorden heeft het bijv. nw. de onverbogen vorm, wanneer er geen bepalend woord ofwel een woord met een onbepaalde betekenis voorafgaat: zuiver water, een prachtig paard, geen mooi boek, menig arm kindGa naar eind90. In kranten kan men tegenwoordig echter allerlei vreemde afwijkingen van deze regel vinden: met volle recht, een andere probleem, een duidelijke beeld. Soms wordt de constructie zonder buigings-e echter verklaard door een | |
[pagina 55]
| |
‘verzwegen’ het, bv. in krantekoppen: Onafhankelijke, doodarme Tunis kan niet op eigen benen staan; of bij een voorgeplaatste genitief: der klokken juichende geluid. | |
9. 4. Het verzorgd(e) taalgebruikDe buiging van het adjectief na het; dit, dat; mijn, ons (enz.) wordt in geen enkele grammatica volledig behandeld. De Vooys, par. 26, zegt ervan: ‘Ter wille van het ritme kan bij onzijdige substantieven de buigings -e achterwege blijven, indien er te veel zwak betoonde syllaben op elkaar zouden volgen; bv. dat gelukkig gezin, naast: dat gelukkige gezin. Het komt vooral voor bij comparatieven: het groter gevaarGa naar eind91. Een andere oorzaak voor het achterwege blijven van de -e is daarin gelegen, dat adjectief en substantief een min of meer nauwe eenheid vormen, eventueel tot samenstellingGa naar eind92 naderen; bv. Het kostbare Delfts aardewerk, het Rijnlands Lyceum, het zeer bezochte Haags lyceum.’ In Nederlandse TaalGa naar eind93 hadden Talen e.a. de ritmische tendenties al iets breder uitgewerkt: het gróte húis, het vrúchtbare záad (of vrúchtbaar), het grótere lánd, het béter(e) gerécht, dat belángrijker berícht. Het materiaal kan de volgende formulering opleveren: we zien in de buiging van het Nederlands(e) adjectief na het, dit, dat de tendentie om twee beklemtoonde syllaben achter elkaar (het groot huis) en meer dan twee onbeklemtoonde syllaben achter elkaar te vermijden. Deze auteurs hebben er ook al op gewezen, a. dat het bijv. nw. na een bez. vnw. veelal onverbogen blijft, vooral als er meer dan een onbeklemtoonde syllabe zou komen: je scherp(e) mes, mijn beter ik, zijn groter aanbod; b. dat de superlatief meestal verbogen wordt: 't mooiste boek, zijn prachtigste huis, ons gelukkigste uur. Aangaande de praktijk in de Zuidnederlandse dagbladen beschikken we over een belangrijke publikatieGa naar eind94. Op grond hiervan kunnen we als volgt formuleren. Afgezien van vaste uitdrukkingen als het koninklijk besluit en vooral van benamingen als het hoger onderwijs, het naamwoordelijk deel neemt de relatieve frequentie van de onverbogen vorm met de lengte van het adjectief toe; de neiging om de klemtonen regelmatig te verdelen speelt daarbij een belangrijke rol; het bezittelijk vnw. begunstigt het gebruik van de onverbogen vorm sterk; maar absolute regels zijn niet aan te wijzen, alleen maar tendenties; de verbogen en de onverbogen vorm zijn in de meeste gevallen vrije morfologische varianten. |
|