nauwkeurig, zoniet kinderachtig - zie bij voorbeeld de uitweiding over honger op blz. 304. Het boek verschaft gelukkig ook de oplossing van enkele oude raadsels.
Zo heb ik me wel eens afgevraagd waarom Dekker, na op 4 april 1856 ontslag uit 's lands dienst te hebben verkregen, nog ruim een jaar werkloos op Java gebleven is, om dan, 15 april 1857 hals over kop, in zijn eentje, zijn driejarig zoontje en zwangere vrouw achterlatend, naar Europa te vertrekken. Hij reisde namelijk, hoe arm hij ook was, per ‘landmail’, wat sneller, maar ook driemaal zo duur uitkwam als normaal per zeilschip om Kaap de Goede Hoop.
Wat was hij van plan?
Volgens een artikel door zekere Javanus in het Semarangse blad De Locomotief van 17 januari 1871 (nu voor het eerst opgegraven), gaf hij bij zijn vertrek als reden dat hij keizer Napoleon iii en de keizerin wel eens wilde zien.
Sicco Roorda van Eysinga, die enkele dagen voor dat vertrek met Multatuli kennis maakte en voor altijd zijn bewonderende vriend zou blijven, plaatste op 28 april 1871 een stukje met nadere preciseringen in De Locomotief: Dekker zou hem hebben gezegd: ‘Over zes maanden kom ik terug als millionair. Wij zullen dan samen het gemeste kalf slachten. Als ik u eerder gekend had, zouden wij reeds nu samen doen. Maar ik heb mijn plan alleen uitgewerkt en ga nu alleen naar Napoleon en Victoria. Met die lamme kooplui hier is niets te beginnen.’ (VW, xiv, 537)
Dekker's vriend Herman des Amorie van der Hoeven had tegen hem gezegd: ‘Als je niet om geld geeft, smaal dan niet op mensen met geld, maar gun het ze. Maar als je wèl om geld geeft, toon dan dat je het even goed kunt verdienen als zij.’
En Dekker had hem gelijk gegeven, en na drie maanden nadenken gemeend een oplossing te hebben gevonden.
Ook Paul van 't Veer is dit onbekend geweest en o.a. hierdoor is de biografie die hij schreef dan ook nu al verouderd. Je begrijpt niet dat het Multatuli-Genootschap hem niet beter heeft voorgelicht.
Mag men van een biograaf vergen dat hij zulke bladen als De Locomotief volledig doorzoekt op multatuliana?
Dit lijkt me toch wel wat te veel gevraagd. Het is een werkje dat sedert lang gebeurd zou zijn, als de professoren Nederlands aan de universiteiten hun leerlingen nuttiger dingen te doen gaven dan het in elkaar draaien van pseudoamerikaanse zeurstukken over de ‘evaluatie’, de ‘maatschappelijke relevantie’, de ‘onderhuidse spanningen’ van de dichter Pietje Puk en zo meer.
De annotatie, berekend zoals we zagen voor man of vrouw die het Latijn van Newton vlot kan lezen, maar niet bij machte is iets op te zoeken in een Frans woordenboek, past minder geniale studenten bijzonder slecht.
Bladzijde 650 geeft een van de plaatsen waar Multatuli het verhaal van Hasselman over Brest van Kempen en diens ‘onder de regent’ zitten wegens door de regent geleverde ‘meiden’ ter sprake brengt. Zie ook mijn artikel in NRC Handelsblad van 9 april 1982. (dit boek 276) De karige tekstverzorgers gunnen hier de onbedorven moderne lezer, die er, naar de ervaring leert, toch al niet veel meer van begrijpt, slechts twee verwijzingen naar andere plaatsen waar hij zich nader zou kunnen oriënteren. Ongelukkig is het te noemen dat, om te beginnen, alleen naar deel xii, 751 wordt verwezen en niet naar de overige verspreide opmerkingen van Multatuli, waarin hij deze kwestie, zo belangrijk voor de beoordeling van de Lebakzaak, met allerlei varianten aan de orde stelde.
En helemaal ontoelaatbaar is het dat voorts alleen nog verwezen wordt naar een artikel van H.A. Ett over Brest van Kempen uit 1950. Dit stuk geeft namelijk wel diverse interessante bijzonderheden over Brest van Kempen, maar vermeldt de ‘meidenkwestie’ met geen woord. Maar soms is het oprukken van de waarheid niet te stuiten. B.v. wat het vraagstuk aangaat of Dekker, vóór hij naar Lebak ging, omstreeks eind 1855 ‘herhaaldelijk’ aan diners ten paleize bij de gouverneur-generaal heeft deelgenomen en of hij zodoende op vertrouwelijke voet kwam met de machthebber, die ontdekte dat Dekker in Lebak ‘de regte man op de regte plaats’ zou zijn. Van Twist heeft het zelf gezegd, maar 26 jaar na dato, eerder niet.
Stuiveling en anderen worden niet moe te verzekeren dat dit niet naderhand door Van Twist is verzonnen, maar dat het waar is. Dekker werd ten paleize geïntroduceerd door De Waal, een neef van z'n vrouw, beweert Stuiveling onder meer in deel ix van de V.W., blz. 397. Maar wat lezen we op bladzijde 649 van deel xiv, in een brief die Multatuli op 15 december 1871 aan Wintgens schreef? Hij noemt daar zijn ‘aangehuwde neef De Waal’ zijn ‘vijand sedert dertig jaren’!
Zo, zo. Als, wat Multatuli in deze brief van 1871 zegt waar is, dan was De Waal dus al z'n vijand sinds 1841 en zal De Waal mogelijk juist verhinderd hebben dat Dekker aan de diners van de gouverneur-generaal werd genood.
(Voor het tegenovergestelde heeft Stuiveling trouwens nooit enig bewijs aangevoerd, maar dat mag in Nederland de wetenschappelijke pret niet drukken.)