Dekker's geboortehuis, Korsjespoortsteeg 20 te Amsterdam, waarin thans het Multatulimuseum is gevestigd. (Foto Fons Rademakers jr.)
Het huis aan de Binnen Brouwersstraat 15, thans no. 5, waarheen het gezin Dekker in 1823 verhuisde. (Foto E. van Moerkerken, 1954)
Een van hun kinderen, Antje, heeft in 1818 maar twaalf dagen geleefd. De andere kinderen heten Catharina (1809-1849), Pieter (1812-1861) en Jan (1818-1864). Na Eduard wordt in 1823 nog Willem geboren. In 1840 zal hij als lichtmatroos over boord slaan en verdrinken.
Het gezin Dekker woonde wel dicht bij de grachten, maar hoorde niet thuis in de stand die aan deze grachten was gevestigd. Het verhuisde tweemaal; nooit naar een gracht, steeds naar huizen in andere straatjes en stegen vlakbij: de Binnen Brouwersstraat no 5, en ten slotte naar de Haarlemmerdijk - dit laatste huis is sinds lang verdwenen.
Toen de verhuizing naar de Haarlemmerdijk plaatsvond, was Eduard nog zo klein, dat hij zich als volwassene niet zou herinneren ooit ergens anders te hebben gewoond dan daar.
Eduard Dekker was niet trots op zijn afkomst. Zijn roman Woutertje Pieterse moge niet precies een autobiografie zijn, maar dat de bittere haat tegen het fantasieloze kleinburgerdom, die uit dat boek spreekt, in zijn eigen jeugd ontstaan is, lijdt geen twijfel.
Maatschappelijke eerzucht, die ook de andere kinderen van kapitein Dekker in hoge mate moet hebben beheerst, nam in Eduard's geval bijzondere vormen aan.
Catharina sloot een degelijk huwelijk met kapitein Abrahamsz, Pieter werd een deftige dominee, en Jan, aanvankelijk stuurman, vergaarde een fortuin in de tabakscultuur op Java, - fortuin dat hij later weliswaar weer zou kwijtraken.
Maar niemand zou de zuster en de broers meer ter sprake brengen, als Eduard het tot soortgelijk burgerlijk aanzien had gebracht, en toch was dat ook een van zijn idealen, in het begin.
Zijn familieleden noemden hem Teddy.
Het gezin was doopsgezind en vroom.
Doopsgezinden zijn puriteins, tolerant uit beginsel, tegenstanders van geweld. Zij gehoorzamen God eerder dan de Staat, streven naar eigen verantwoordelijkheid en bewust handelen. Hun kinderen worden niet, zoals die van andere denominaties, vlak na de geboorte gedoopt, maar pas wanneer ze volwassen zijn. Zij dienen te weten wat zij doen en hun geloof bewust te belijden.