| |
| |
| |
Hoofdstuk VI Erosiebestrijding, technisch
Organisatie
Zelfs wanneer maar bepaalde delen van een land, ja een continent, door erosie zijn aangetast, kan de bestrijding van de erosie niet op effectieve wijze plaatsvinden, tenzij men de zaak zo groot mogelijk aanvat. Het is nutteloos een enkele landerij te saneren en de erosie op de omliggende percelen van andere eigenaars te laten voortgaan.
Maar omdat het moeilijk is een geheel volk hiervan te overtuigen en er natuurlijk offers voor moeten worden gebracht, zodat men het soms niet eens kan worden over de verdeling van die offers, is het nodig geweest speciale wetten in het leven te roepen. De Verenigde Staten gaven hierin het voorbeeld door het aannemen van een speciale wet, de Soil Conservation Act (1935), waarbij tegelijk de al eerder opgerichte Soil Conservation Service opnieuw georganiseerd werd.
Deze wet stelt onder andere de volgende middelen om behoud en bescherming van de grond ter hand te nemen:
a) | Het verrichten van wetenschappelijk onderzoek om aard, oorzaken en gevolgen van de erosie vast te stellen; het ontwerpen van uit dat onderzoek voortvloeiende middelen om de erosie te bestrijden en de waterhuishouding te beheersen. |
| |
b) | Het verzamelen van bodemkundige gegevens en het opstellen van landclassificaties. |
| |
c) | Technische hulpverlening aan plaatselijke bodembeschermingsgroepen (Soil Conservation Districts). |
| |
d) | Samenwerking met diensten van afzonderlijke plaatsen en staten. |
| |
e) | Het geven van voorlichting op het gebied van erosie en waterbeheersing. |
| |
| |
Fig. 7. De bodembeschermingsdistricten in de Verenigde Staten, juli 1951. (Naar Bennett)
Een aantal andere wetten werd nog aangenomen om het geheel van maatregelen nog effectiever te maken.
| |
Zuid-Afrika
In andere landen werden en worden soortgelijke maatregelen getroffen. In de Unie van Zuid-Afrika werd bijvoorbeeld in 1946 de Grondbewaringswet no. 46 aangenomen. Het voornaamste doel van deze wet is de oprichting van planmatige grondbeschermingsboerderijen (‘beplande bewaringsboerderye’).
| |
| |
Men wil niet alleen de erosie bestrijden en de geleden schade herstellen, maar ook de produktie overal tot de hoogste vorm brengen die moderne methoden en de natuurlijke omstandigheden veroorloven.
De toepassing van de wet berust bij het Departement van Landbouw, afdeling Grondbewaring en Voorlichting.
De wet voorziet in de instelling van een Grondbewaringsraad. De voorzitter hiervan is de Secretaris van Landbouw, verder hebben er o.a. zitting in de hoofden van de afdelingen Naturellenzaken, Grondbewaring, Bosbouw, Irrigatie. De raad moet de minister voorlichten en plannen indienen.
De wet kent grondbewaringsdistricten en grondbewaringsgebieden.
Een grondbewaringsdistrict kan worden ingesteld op verzoek van de meerderheid van de bewoners van een bepaalde streek. De minderheid heeft zich dan te onderwerpen aan de te nemen maatregelen.
Een grondbewaringsgebied omvat meer. Het wordt, op aanbeveling van de Grondbewaringsraad geproclameerd door de Gouverneur-Generaal, daar waar de grondeigenaars niet vrijwillig tot samenwerking komen en ook indien het duidelijk is dat de ten uitvoer te brengen werken te groot en te kostbaar zijn voor de plaatselijke bevolking, zodat de staat zal moeten bijspringen.
| |
Beplande bewaringsboerderij
Verder zijn er grondbewaringsdistrictscomité's. Deze worden door de minister aangesteld voor elk district. Minstens voor twee derde deel bestaat het uit boeren uit het district. Het comité maakt plannen en ziet toe op de uitvoering ervan.
Op de grondbewaringsboerderij heeft de boer bepaalde plichten. Hij is niet meer gerechtigd te doen en te laten wat hij wil, maar moet zich onderwerpen aan de leiding van het comité. Dit heeft (als alles goed gaat...) het voordeel dat de zeer bekwame boeren hun kennis en ondervinding met anderen delen. Landbouwmethoden die de natuurlijke hulpbronnen op de beste wijze gebruiken moeten worden toegepast. Het doel is dat de hulpbronnen zelf intact blijven. De staat springt bij door het geven zowel van financiële als technische hulp en voorlichting. Sommige kostbare werken komen geheel ten
| |
| |
laste van de staat, in andere gevallen geeft de staat een subsidie of een lening.
Bij het beheer van de ‘beplande bewaringsboerderij’ streeft men vooral naar het opbouwen van een stabiel bedrijf. Onstabiliteit van het bedrijf is het eerste wat erosie bevordert. In vele delen van Zuid-Afrika is de neiging tot onstabiliteit groot door droogten, overstromingen, verwoestende hagelbuien en veeziekten. Het bedrijf moet dus zo georganiseerd zijn dat zelfs in ongunstige jaren de boer in staat is rentes af te lossen, zijn arbeiders te betalen, zijn bedrijfsonkosten te dekken en zichzelf en zijn gezin op een redelijk peil te onderhouden.
Stabiliteit wordt bevorderd door het voeren van een gemengd bedrijf. Immers als door een bepaalde oorzaak één gewas mislukt, kan een ander gewas nog slagen, dan wel kan de veehouderij voordeel afwerpen. Vanzelfsprekend is een dergelijk bedrijf ook minder conjunctuurgevoelig.
| |
Beschermen en behouden
Erosie en accumulatie, relief, klimaat, plantengroei en bodem hangen met elkaar samen. Men kan op zichzelf het klimaat en het relief niet wijzigen, maar wel kan men zorgen dat de plantengroei erbij aangepast is, om zodoende erosie, accumulatie en bodem te beheersen. Anderzijds kan men, als men op een bepaalde plaats een bepaalde plant wil telen die niet bij het natuurlijke milieu past, bijzondere maatregelen nemen om de bodem te beschermen, de nadelen die een steil relief geeft te verminderen, het klimaat (met name het bodemklimaat) wijzigen door dry farming, irrigatie of drainage enzovoorts.
Het erosieprobleem is daardoor niet alleen een kwestie van slijtage, van vervoer van verweerd gesteente. Bennett somt de volgende punten op die erbij aan de orde komen:
1) | Erosie - in de zin van te snelle verwijdering van bodemdelen. |
2) | Accumulatie van getransporteerd bodemmateriaal. |
| |
| |
3) | Uitputting van de bodem door verarming aan plantenvoedsel - door uitloging, te intensieve verbouw van gewassen, overbeweiding. |
4) | Aanrijking van schadelijke zouten - vooral alkaliën. |
5) | Brandcultuur, Afbranden van bossen. Stoppelbranden. Veenbrand. |
6) | Accumulatie van water in plassen enz. Slechte drainage. |
7) | Verkeerde grondbewerking, zoals het ploegen in de richting van de helling van het land, in plaats van loodrecht erop. |
8) | Verkeerd landgebruik - zoals het bebouwen van te steile hellingen die beter bebost zouden kunnen blijven of onder permanente grasbedekking. |
9) | Onnodige verspilling van regenwater door oppervlakte-afspoeling die verhinderd zou kunnen worden. |
10) | Niet toepassen van vruchtwisseling, waardoor de bodemstructuur achteruitgaat. |
Men zou er nog aan kunnen toevoegen: rooien van bos over te grote oppervlakken, in plaats van hier en daar een strook te laten staan die de kracht van de wind verzwakt, schuilplaats biedt aan wild enz.
Het beschermen, behouden en herstellen van de bodem, is gebaseerd op de volgende principes:
1) | Graafwerken en bouwwerken (dammen enz.) om afspoeling te bestrijden, schadelijke accumulatie van afgespoeld materiaal tegen te gaan. |
2) | Ploegen met de juiste werktuigen, stoppelmulch enz. om de regenval zoveel mogelijk ten goede te doen komen aan de bodem. |
3) | Gebruik van water, groenmest, stalmest, kunstmest, kalk enz. op de best mogelijke manier en na studie van de behoeften van plant en bodem. |
4) | Drainage en irrigatie op zodanige wijze combineren dat opeenhoping van schadelijke zouten in de bodem voorkomen wordt en dat daar waar dit geschiedt is, verbetering intreedt. |
5) | Drainage om te natte landerijen droger te maken en het verzamelen van water in plassen tegen te gaan. |
6) | Het houden van de grondwaterspiegel op de juiste hoogte. |
| |
| |
7) | Het staken van landbouw op te steile hellingen, te rotsige bodem, of om nog andere redenen ongeschikt land en dit herbebossen of onder gras brengen. Aanpassen van de hoeveelheid vee op een weide aan de snelheid waarmee zich het afgegraasde gras herstelt. Selectieve beweiding tegengaan. Voldoende fouragegewassen telen. |
8) | Improduktief land verbeteren indien mogelijk, door drainage, het opruimen van stenen, irrigatie enz., zodat dit de rol van geërodeerd of erosiegevaarlijk land kan overnemen. |
9) | Bebossen van voor andere doeleinden ongeschikt land. |
10) | De juiste landbouwmachines gebruiken. |
11) | Alle grondconserveringstechnieken toepassen waar nodig. |
De Amerikaanse Soil Conservation Service maakt bij haar bezigheden gebruik van het volgende schema. Andere soortgelijke diensten hebben analoge programma's.
Het maken van een bodemkundige kaart is een eerste vereiste, verder moet ieder bedrijf nauwkeurig bestudeerd worden, zowel landbouwtechnisch, als economisch en sociaal. Er moet door de boer en de landbouwspecialisten een nauwkeurig werkprogramma worden opgesteld. De volgende achttien handelwijzen kunnen in overweging worden genomen:
1) | Aanleg van terrassen op hellende akkers. Maximaal toegelaten helling 5 %. Als de helling meer bedraagt, is het beter het land niet meer te bebouwen, maar het onder gras te leggen of bos. |
2) | Vruchtwisseling. |
3) | Zaaien van grondbedekkende gewassen, vooral in het seizoen waarin het erosiegevaar het grootst is. |
4) | Strookbeplanting (‘stripcropping’). |
5) | Te sterk beschadigd of te steil land aan de cultuur ontrekken (zie 1). |
6) | Planten en ploegen volgens de hoogtelijnen. |
7) | Bebossing. |
8) | Tot staan brengen van geulerosie door gras. |
9) | Beschermen van waterlopen door grassen. |
| |
| |
10) | Aanleg van door gras beschermde waterlopen om het van de terrassen afstromende water op te vangen. |
11) | Aanleg van brede grasstroken voor hetzelfde doel. |
12) | Op daarvoor geschikt land weiden aanleggen door het uitzaaien van de juiste grassoorten en leguminosen; bemesting en tijdige onkruidverwijdering (voor het zaaien). |
13) | Verbeteren van weiden door geregelde verplaatsing van het vee. Hoeveelheid vee aanpassen aan capaciteit van de weide. |
14) | Kleine percelen verkavelen zodat ze bij grotere kunnen worden aangesloten of tezamen een groot perceel kunnen vormen, waardoor maatregelen als terrassering, contourploegen, strookbebouwing enz. uitvoerbaar worden. |
15) | Aanleg van vijvers om watervoorraad te vormen. |
16) | Planten van bomen (windsingels) loodrecht op de meest voorkomende windrichting, om verstuiving tegen te gaan. |
17) | Bescherming van stoppelvelden tegen overbeweiding. |
18) | Stoppelmulch. |
| |
| |
|
Overzicht van de belangrijkste Leguminosen |
|
familie |
onderfamilie |
enkele soorten |
|
|
|
|
|
|
|
Houtgewassen, heesters. |
|
|
|
|
|
|
Mimosoïdeën |
De echte acacia's; gombomen uit tropisch Amerika, Australië, Afrika, Middellandsezeegebied.
Mimosa Pudica. |
|
|
|
|
|
|
Bomen; |
|
|
|
|
|
Leguminosen |
Caesalpinioideën |
in Europa slechts twee soorten: Cercis siliquastrum (Judasboom) en Ceratonia siliqua(Johannes-broodboom), veelvuldig in Middellandsezeegebied (Fr. Caroubier, It. Caruba). De bonen gebruikt men als veevoer. Hymenaea courbaril, Zuid-Amerika, levert Copalt. Tamarinde. Bouhinia: tropische lianen. Cassia, enige soorten in Afrika en Klein-Azië leveren de Sennepeultjes (purgeermiddel) Campèche-houtboom, afkomstig uit Midden-Amerika. |
|
|
|
|
|
|
|
Kruiden of kleine struiken. |
|
|
|
|
|
|
|
Lespedeza. |
Honingklavers. |
|
Papilionaten (Vlinderbloemigen) |
Alfalfa. |
Boonachtigen, Soya. |
|
|
Kudzu. |
Wikke-achtigen. |
|
|
Luzerne. |
Lupine. |
|
|
Klavers. |
Crotalaria (hennep) |
|
|
Behalve deze fouragegewassen, talrijke tuinbouwgewassen (erwten, bonen), sierheesters als Gouden Regen en Gaspeldoorn; de z.g. Acacia (Robinia pseudoacacia), de Indigo en de Aardnoot (Arachis hypogaea). |
|
| |
| |
Fig. 8. Schematische Bodemgeschiktheidskaart. (Naar FAO)
| |
Landclassificatie
Voordat men bijvoorbeeld een regionaal project tot bodemherstel en grondsanering gaat aanvatten, is het gewenst de landerijen te classificeren naar de mate waarin zij van erosie te lijden hebben en voor bebouwing geschikt zijn.
Men gaat na tot welke bodemgeschiktheidsklasse de diverse landerijen behoren en kan zo komen tot het maken van een bodemgeschiktheidskaart.
Er worden acht bodemgeschiktheidsklassen onderscheiden:
| |
A. Land geschikt voor bouwland
Klasse 1: Land dat vrij van erosieverschijnselen is en een goede opbrengst levert. Kan bebouwd worden zonder dat bijzondere maatregelen nodig zijn.
Klasse 2: Goed land dat veilig bebouwd kan worden, mits eenvoudige maatregelen tegen erosie worden genomen, zoals vruchtwisseling, bemesting en contourploegen. De klasse wordt verdeeld in
| |
| |
vier subklassen naar gelang er gevaar bestaat voor a) erosie, b) wateroverlast, c) mislukking door bodemeigenschappen, e) mislukking door klimatologische anomaliën.
Klasse 3: Matig geschikt land, dat alleen bebouwd kan worden als afdoende maatregelen tegen erosie worden getroffen.
Klasse 4: Land met ernstige gebruiksbeperkingen. Kan bebouwd worden maar niet vaker dan eens in de zes jaar. De overige tijd beter als weiland of hooiland te gebruiken.
Fig. 8a. Gebruik van bodemgeschiktheid grafisch voorgesteld. De kleuren zijn die welke men bij algemene afspraak op bodemgeschiktheidskaarten gebruikt. (Naar Rapport Studiegroep)
| |
| |
Fig. 8b. Een landschap verdeeld in de verschillende bodemgeschiktheidsklassen. (Naar Bennett)
| |
B. Land dat voor bouwland ongeschikt is
Klasse 5: Land uitsluitend geschikt als bos of weide. Niet onderhevig aan erosie, geringe of geen helling.
Klasse 6: Als boven, maar er moeten maatregelen tegen erosie genomen worden. Men dient te waken tegen overbeweiding enz.
Klasse 7: Als boven, maar tegen erosie moet worden opgetreden. Het best geschikt voor bos of ander blijvend gewas.
Klasse 8: Land voor elk gebruik ongeschikt, behalve natuurbos dat niet gerooid wordt. Land als dit is meestal zeer steenachtig, steil, zandig, zout, nat, of onderhevig aan ernstige erosie. Kan van belang worden voor de wildstand, als recreatiegebied enz.
| |
| |
| |
Submarginal land purchase
Tot de in verband met de verdediging van de bodem genomen maatregelen behoort ook de z.g. submarginal land purchase, het aankopen van voor cultuur ongeschikte grond. Een wet van 1937 stelt de Amerikaanse regering in staat land aan te kopen dat hetzij voor cultuur ongeschikt is, hetzij hopeloos bedorven door erosie, en ook land waarvan de eigenaars niet in staat zijn het herstel te bekostigen.
| |
Hoogtelijnen en grondbescherming
In de loop van ons verhaal is het contourploegen, dat is dus het
Fig. 9. Blokdiagram met hoogtelijnen. Gestippelde lijnen: hoogtelijnen op de kaart. Waar helling sterker wordt, komen hoogtelijnen dichter bij elkaar.
| |
| |
ploegen langs de hoogtelijnen, al meermalen ter sprake gekomen.
Wij weten hoe belangrijk de helling van het terrein is in verband met het erosiegevaar.
Hoogtelijnen (Eng. contours) verbinden op een kaart punten van gelijke hoogte, een steile helling verraadt zich in het kaartbeeld doordat de hoogtelijnen dichter bij elkaar liggen. (Zie fig. 9.) Daar, waar het terrein nauwelijks helt, liggen de hoogtelijnen ver uit elkaar.
Iedere hoogtelijn maakt deel uit van een horizontaal, plat vlak. Wanneer ik een kanaal graaf dat in de richting van de hoogtelijn loopt, zal dit kanaal nauwkeurig horizontaal liggen. Als er water in staat, zal het niet vanzelf gaan stromen, het zal dus ook niet kunnen eroderen.
Wat doet een boer die zijn land ploegt eigenlijk anders dan het maken van talrijke kanaaltjes naast elkaar?
Wanneer hij erosie wil tegengaan, zal hij dus moeten ploegen volgens de richting van de hoogtelijnen. Bij ploegen alleen blijft het niet. Het verdient aanbeveling ook de percelen te begrenzen volgens lijnen evenwijdig aan de hoogtelijnen, vooral waar de grens tussen percelen uit een greppel bestaat. Vanzelfsprekend kan men hoogstens twee zijden van een perceel evenwijdig aan de hoogtelijnen laten lopen en ook de wegen brengen het patroon in de war: langs een weg immers die volkomen evenwijdig aan de hoogtelijnen loopt, komt men hoger noch lager! Zulke wegen zijn zeldzaam in heuvelachtig terrein.
Hoogtelijnen zijn in het algemeen gebogen lijnen. In de tijd dat de landerijen in Amerika uitgegeven werden, gaf men deze zoveel mogelijk uit in rechthoekige stukken, door rechte lijnen begrensd. Van de gebieden in kwestie bestond dikwijls niet eens een nauwkeurige topografische kaart met hoogtelijnen, en zelfs al had die bestaan, dan zou men waarschijnlijk nog gemakshalve rechte stukken hebben uitgezet.
Toch werd ook in de Verenigde Staten al honderd jaar en langer geleden het ‘contouren’ op sommige plaatsen toegepast. Thomas Jefferson paste het toe op zijn farm in Albemarle County, Virginia. Hij schreef in 1813 aan Charles Peale:
Ons land is heuvelachtig en we waren gewoon in rechte lijnen
| |
| |
te ploegen, heuvel op en heuvel af, of in scheve lijnen of hoe het uitkwam. En onze bodem spoelde af en verdween schielijk in de rivieren. Tegenwoordig ploegen wij in horizontale richting langs de welvingen en holtes van de heuvel, altijd horizontaal, hoe krom deze lijnen ook mogen zijn. Iedere vore fungeert zodoende als een vergaarbak om het water op te vangen en vast te houden, al het water komt dan ten goede aan het opgroeiende gewas, inplaats van af te vloeien naar de rivieren. Op een bedrijf dat diep geploegd wordt volgens het horizontale vlak, gaat nu geen ons grond meer verloren.
Contouren, niet alleen ploegen volgens de ‘contours’ maar ook zaaien en planten, is wel een van de eerste en eenvoudigste maatregelen die men moet nemen om de bodem te behouden.
Het is in de praktijk niet altijd eenvoudig met een ploeg de zuiver horizontale richting aan te houden, vooral wanneer de helling maar gering is. Een afwijking van de hoogtelijn van 2 % over niet meer dan 30 m is toelaatbaar. Zeker wanneer een akker voor het eerst volgens de hoogtelijnen wordt bewerkt, kan men niet op gevoel te werk gaan. Er wordt dan een eenvoudige waterpassing uitgevoerd en men plaatst enige bakens waarnaar men zich kan richten (zie foto 25 a).
Contouren werkt in alle opzichten gunstig. De regen komt zoveel mogelijk ten goede aan de grond, wind- en watererosie worden belemmerd. Het is een weinig kostbare methode. Als men een ploeg gebruikt die de zode keert, moet men zodanig ploegen, dat de zode naar de hoge kant van de helling wordt gewenteld. De grond wordt dan a.h.w. teruggeworpen. Er bestaan ploegen die men naar verkiezing naar rechts of naar links kan laten keren. Dit bespaart vanzelfsprekend veel tijd.
Op een proefboerderij heeft men opbrengst aan gewas, grondverlies en waterverlies van twee percelen met elkaar vergeleken. Beide hadden dezelfde bodem en dezelfde helling (van 2 %) maar het ene perceel werd in de richting van de helling op en neer bewerkt, het andere volgens de hoogtelijnen.
| |
| |
Grond- en waterverliezen en opbrengsten van maïs en haver bij bewerking op en neer en bij contouren. Helling van het terrein 2 %.
Gewas |
Bodembehandeling |
Grondverlies (ton/ha) |
Waterverlies % van neerslag |
Opbrengst hl/ha |
|
|
|
|
|
Maïs |
op en neer |
9,1 |
7,0 |
78,5 |
|
contouren |
5,6 |
4,6 |
80,5 |
Haver |
op en neer |
1,8 |
4,6 |
35,9 |
|
contouren |
1,1 |
3,8 |
37,6 |
Uit dit staatje blijkt dat het grondverlies met niet minder dan 40 % was afgenomen, het waterverlies met 25 %. De opbrengst werd weliswaar niet zo belangrijk verhoogd, maar het behoud van de bodem en de daarin aanwezige voedingsstoffen betekenen al bij maïs een winst van 25 dollar per ha.
Grassen houden de bodem zo goed vast dat contouren op weilanden feitelijk niet nodig is. Toch heeft men er op steile hellingen duidelijke voordelen van waargenomen. Men legt greppels aan volgens de hoogtelijnen op een afstand van 1 à 2 meter en een twaalf centimeter diep. Het gras groeit dichter en sneller doordat er minder water nutteloos afvloeit.
| |
Aanleg van terrassen
Van contourploegen tot de aanleg van terrassen is feitelijk maar een verschil in graad. Het aanleggen van terrassen houdt in dat men een schuinte ontleedt in steeds lager gelegen horizontale gedeelten, dat men een glijbaan verandert in een trap. De Pre-Inca's bouwden ze al in de Andes.
In het Middellandsezeegebied werden dergelijke terrassen al in de Oudheid aangelegd. Men denkt dat de Phoeniciërs de eersten geweest zijn die ze in het Middellandsezeegebied aanlegden omdat zij een land bewoonden dat maar een smalle kuststrook omvatte en verder uit steile hellingen bestond.
De terrassen in het Middellandsezeegebied zijn, waar nodig, versterkt met muren. Zo is het mogelijk ook uiterst steile hellingen nog te bebouwen, mits men zorgt dat de muren onder de druk van de grond niet bezwijken. De horizontale gedeelten die men zodoende
| |
| |
20a. Kanalisering van een stortbeek in Italië (vóór de kanalisering).
20b. Beneden: ná de kanalisering. (Foto's Consorzio bonifica Val d'Orcia)
| |
| |
21a. Valdera (Italië). Stuwmeertje met verscheidene typen stuwdammetjes. (Foto Consorzio per la Bonifica della Valdera)
21b. Zuid-Afrika. Herwinningswerk; geul tot staan gebracht door een dam van beton. (Foto Grondbewaringsdienst, Pretoria)
| |
| |
22a. Zuid-Afrika. Herwinningswerk. Door betonmuur gesteund terras. De waterafloop is gestabiliseerd met fluitjesriet. (Foto Grondbewaringsdienst, Pretoria)
22b. Farm in Iowa (U.S.A.). Strooksgewijze aanplant van verscheidene gewassen. beplanting volgens hoogtelijnen.
| |
| |
23. Dit land vertoont ‘sheet’ erosie (Nebraska). Er zijn reeds beschermingsgordels van bomen aangelegd. Het planten van dit soort gordels werd ten zeerste bevorderd na de grote stofstormen van 1933. De gordel bestaat in het hier afgebeelde geval uit tien rijen bomen achter elkaar. (Foto USIS)
| |
| |
verkrijgt zijn in de meeste gevallen maar smal, waardoor zij niet dan met de meest primitieve landbouwwerktuigen kunnen worden bewerkt. Zelfs het verplaatsen van een kleine ploeg is dikwijls al bezwaarlijk. Veel van deze akkertjes, die de vorm hebben van afgebeten nagels, dienen niet, of niet in hoofdzaak, om graan te verbouwen, maar zijn beplant met olijfbomen en andere vruchtbomen, zoals de amandel, citrus, vijg, noten enz. en de caroube (Johannes-broodboom), een boom die peulvruchten draagt welke als varkensvoer dienen. Deze bomen, vooral de olijf, kunnen zich door hun zware beworteling nog op steile hellingen staande houden, dragen er bovendien toe bij de erosie te verminderen en men denkt dat daarom de bewoners van het Middellandsezeegebied ze in zo grote hoeveelheden hebben aangeplant. Soortgelijke trapvormige terrassen vindt men ook in China, Mexico, Indonesië en andere bergachtige en vanouds dichtbevolkte streken.
De terrassen die vooral dank zij de activiteiten van de Soil Conservation Service ingang gevonden hebben in de Verenigde Staten, zijn
Fig. 10a. Schematische vertikale doorsnede door een trapvormig terras.
| |
| |
Fig. 10b. Schematische vertikale doorsnede door een hellend terras.
Fig. 10c. Schematische vertikale doorsnede door een niet hellend terras. (Uit Rapport Studiegroep)
meestal minder ingewikkeld gebouwd en ook op minder steile hellingen aangebracht.
Deze terrassen bestaan uit ongeveer volgens de hoogtelijnen verlopende vereffeningen die op regelmatige afstanden van elkaar tegen de helling liggen. Hun voornaamste functie is het opvangen en afleiden van afstromend regenwater. Langs een geterrasseerde helling stroomt het water niet meer af, maar het sijpelt langzaam naar beneden. De grootte van de terrassen wordt berekend naar de hoeveelheid water die zij krijgen te verwerken.
De geulen verlopen niet precies volgens de hoogtelijnen om een zeker verval te krijgen zodat men het water kan laten afvloeien door een kanaal. Meestal zijn geul en wal samen een 8 meter breed, de geul is 2 à 4 m breed en 30 à 50 cm diep. Ze zijn bruikbaar op hellingen tot 10 %. Hoe steiler de helling is, des te dichter moeten de terrassen bij elkaar worden aangebracht. Voor een helling van 1 % neemt men een
| |
| |
afstand van ongeveer 60 m, bij een helling van 12 % ongeveer 12 m. Het hoogteverschil tussen twee terrassen neemt derhalve ook toe bij toenemende helling en wel van 60 cm tot 1 m 50 cm.
In semi-aride gebieden of gebieden met een zeer doorlatende bodem, hoeft het terras niet te dienen om oppervlakte-afspoeling in goede banen te leiden, maar om het water zoveel mogelijk vast te houden. Men trekt daarom de geulen nauwkeurig horizontaal. Ze verbeteren de vochtigheidstoestand van de grond, bevorderen de groei van het gewas en gaan dus de winderosie tegen.
Meestal legt men deze horizontale terrassen niet aan op hellingen van meer dan 3 %. Het water kan zich dan uitstrekken van de bovenkant van het ene terras tot de richel van het volgende.
Deze beide soorten terrassen worden overigens normaal bebouwd, het zijn dus geen sloten. De bebouwing brengt met zich mee dat de geulen dikwijls opnieuw moeten worden uitgegraven. Vooral bij het bewerken van het land, het er overheen rijden van landbouwmachines, kunnen zij gemakkelijk afslijten en weer worden opgevuld.
De aanleg ervan is overigens niet bijzonder moeilijk. Allerlei soorten ploegen, de schijvenploeg, of de bulldozer, kunnen ervoor worden gebruikt.
| |
Afwateringssystemen
Daar waar zoveel regen valt dat de grond de neerslag onmogelijk allemaal kan opnemen, dient de mens voor afwatering zorg te dragen. Doet hij dit niet, dan draagt de natuur er zelf zorg voor en vormt zich een miniatuur rivierstelsel met de onaangename gevolgen voor het akkerland die daarmee verbonden zijn, nl. vlaksloot-erosie en geulerosie.
Ook als de mens een waterlozing aanbrengt, zorgt hij er voor zoveel mogelijk van al aanwezige diepten in het land gebruik te maken om het water naartoe te leiden, of van reeds aanwezige beken.
Er is hier dikwijls geen sprake van greppels en sloten in de betekenis die wij daar in gebieden aan hechten waar het hele jaar door regen valt en de grondwaterspiegel hoog is. Het gaat eerder om stroken grond die bijvoorbeeld door permanente begroeiing met gras
| |
| |
een verhoogde weerstand tegen erosie bezitten. Hierover kan het water dat in een bui met grote hoeveelheid naar beneden komt, veilig afvloeien. Dergelijke stroken kunnen als hooiland dienst doen, maar moeten liefst niet afgegraasd worden.
Daarnaast maakt men natuurlijk, al naar behoefte, ook echte greppels. Eveneens worden met mechanische middelen beschermde waterlopen (beton, baksteen enz.) gebouwd. Voordat men tot het aanleggen van deze installaties overgaat, moet nauwkeurig berekend worden met welke af te voeren hoeveelheden water men rekening zal moeten houden (zie foto 20).
| |
Vijvers
Dikwijls kan het zeer nuttig zijn, vooral in semi-aride gebieden, als de boer in de nabijheid van zijn farm een vijver heeft. Deze dient om bij regen het teveel aan water te bergen en bij droogte kan er water uit gepompt worden voor bevloeiing of besproeiing, of het kan als drinkwater voor het vee worden gebruikt. In regenarme gebieden, zonder kanalen en zonder waterleiding, zal men een dergelijke vijver graag dicht bij huis hebben als eventueel bluswater.
Een grote vijver kan de functie van viswater gaan vervullen, menigmaal zelfs van recreatiegebied (sportzeilen enz.). In semi-aride gebieden zal daarvan meestal geen sprake kunnen zijn, doordat de verdamping te hoog is. De verdamping kan daar per jaar 1 m 50 cm of meer gaan bedragen. Wanneer de vijver dan niet zeer diep is, wordt het overgebleven water onbruikbaar door indamping van de zouten.
| |
Het herstellen van geulen
Geulerosie is, zoals men weet, het ernstigste stadium dat de erosie bereiken kan (vgl. p. 69). Land dat in hoge mate door geulerosie is aangetast, kan in de meeste gevallen beter worden verlaten. Toch kan men natuurlijk de ontwikkeling van de geulen maar niet rustig verder laten gaan. Ook is het met veel moeite, tijd en geld, zeer wel mogelijk de geul in zijn ontwikkeling te stuiten, eventueel zelfs hem met bulldozers weer dicht te werpen. Er moeten dan natuurlijk maatregelen genomen worden dat hij niet opnieuw ontstaat.
Om te beginnen moet men alle factoren die erosie - ook de lichtere
| |
| |
vormen (oppervlakte-afspoeling, vlakslooterosie) bevorderen kunnen, in de omgeving uitschakelen. Dit laatste door contouren, terrasseren, door te voorkomen dat kudden vee de geul betreden enz.
Verder kan men trachten de geul te stabiliseren door hem te beplanten met grassen, struikgewas enz. Speciale aandacht moet besteed worden aan de kop van de geul. Al het water dat zich daar verzamelen kan, en dat soms als een waterval naar beneden komt, moet worden afgeleid.
De ontwikkelingsfasen in rivierstelsels, die de geomorfologie beschrijft (verlenging van het dal door terugschrijdende erosie, vervlakking van de dwarsdoorsnede van het dal, gradatie, strijd om de waterscheiding enz.) kunnen aan geulen in snel tempo achter elkaar worden waargenomen. Het is geen boude veronderstelling dat een pionier als Davis tot zijn plastische beschrijving van rivierstelsels in het groot gekomen is, na hun ontstaan in het klein te hebben geobserveerd aan erosiegeulen.
Hoe verder het proces voortgeschreden is, des te krachtiger zullen de tegenmaatregelen moeten zijn. Bij beginnende geulvorming is beplanting met struiken, bomen, leguminosen en grassen voloende. Is het zo erg dat deze gewassen geen vaste voet meer kunnen krijgen, dan moet men dammen opwerpen van stenen en aarde, eventueel versterkt met palen; of gemetselde dammen of muren van gewapend beton, kortom elk geschikt bouwmateriaal. Niet-duurzame dammen kunnen dikwijls voldoende zijn, omdat de vegetatie gelegenheid krijgt zich te ontwikkelen en dan later de beschermende taak volledig kan overnemen.
|
|