| |
| |
| |
Hoofdstuk V Oorzaken van versnelde erosie
De primitieve mens
De oorzaken van de versnelde erosie kunnen gescheiden worden in zulke van globaal karakter en oorzaken van meer incidentele aard.
Het is de vraag of erosie geheel voorkomen zou kunnen worden als de mens volkomen sluitend binnen de natuurlijke evenwichten zou leven. Ook dan is en blijft erosie een natuurlijk proces.
Maar de mens is verre van het vervullen van een evenwichtige functie in leven en sterven op het oppervlak van de planeet. Waarschijnlijk zou het aantal mensen zeer veel kleiner moeten zijn om niet de gigantische veranderingen in de natuur op te wekken die hun aanwezigheid thans veroorzaakt.
Zolang de mens een primitief wezen was, werd hij door de omstandigheden gedwongen te blijven leven op die plaatsen en op dat levensniveau waar hij zich met zijn geringe krachten kon handhaven. Maar de beschaving stelde hem in staat op grote schaal in te grijpen in de modus van geven en nemen die mineraal en organisme proefondervindelijk gevonden hadden in de miljoenen jaren dat de mens niet bestond.
In gebieden als Amerika, Afrika en Australië herhaalt zich in het groot wat zich op kleinere schaal al veel eerder had afgespeeld in streken waar de menselijke beschaving langer op uitgebreide schaal gehuisvest is. Als erosie in Europa een veel minder besproken probleem is, komt dit ook voor een groot deel doordat wat er hier (met name in het Middellandsezeegebied) geërodeerd kon worden, al sinds eeuwen geërodeerd is en de mensen geleerd hebben zich daarbij aan te passen.
De volkomen natuurlijke, oorspronkelijke begroeiing van de aarde bestond uit bossen en enkele prairiegebieden; het waren plantengemeenschappen die zich in harmonie met bodem, relief en klimaat hadden ontwikkeld.
Wanneer nu ergens de mens op grote schaal de bossen gaat plat- | |
| |
16. Technici van de U.S. Soilconservation meten met een stopwatch de hoeveelheid water die de irrigatiegenlen binnenstroomt. (Foto USIS)
| |
| |
17. Idaho. Bonencultuur op droog land met irrigatie. Het doorsteken van een dijkje bewerkstelligt dat het teveel aan water weer afvloeit in het bevoorradingskanaal. (Foto USIS)
| |
| |
18a. Vijver bij boerderij, zoals aanbevolen door de bodembeschermingsdienst. De afgebeelde vijver vervult tevens de functie van irrigatiereservoir. (Foto USIS)
18b. Zuid-Afrika. Door gras beschermde waterloop. (Foto Grondbewaringsdienst, Pretoria)
| |
| |
19a. Zuid-Afrika. Geul gestabiliseerd door beplanting.
19b. Zuid-Afrika. Dam van stenen, opgeworpen in een geul om deze te stabiliseren. (Foto's Grondbewaringsdienst, Pretoria)
| |
| |
branden om er akkers van te maken of de prairiën gaat bevolken met enorme kuddes van dieren die er niet thuishoren, worden oeroude evenwichten verstoord.
De bossen hadden zich aangepast aan de bodem en de bodem kon slechts in stand blijven dank zij de bossen, die de aarde vasthielden met hun wortels en met dode bladeren het profiel onophoudelijk van nieuwe humus voorzagen. De mens maakt hieraan een einde; hij gaat planten verbouwen om ze te oogsten, niet om ze weer tot de bodem te laten terugkeren. De bodem krijgt dus geen nieuw humusvormend materiaal. Het wortelstelsel van de door de mens geplante planten is anders dan dat van de natuurlijke begroeiing.
Het klimaat heeft in de verspreiding van de natuurlijke vegetatie een grote rol gespeeld. Daar waar het klimaat zeer regenrijk is, heeft het relief zich daaraan aangepast door het vormen van een uitgebreid rivierstelsel. Door de overvloedige regenval is bovendien de vegetatie welig ontwikkeld. De vegetatie houdt erosie tegen, want waar planten staan, kan meer water door de bodem opgenomen worden, minder vloeit oppervlakkig af, meer verdampt. Overstromingen komen niet voor.
In drogere gebieden leven minder planten en dan nog vaak planten die zuinig met water omspringen; zodoende blijft ook hier het evenwicht gehandhaafd. De natuurlijke erosie is aanzienlijk in woestijnen en glaciale gebieden, maar omdat alle plantengroei er toch onmogelijk is, baart dit geen agrarische zorgen.
Het is onvermijdelijk dat bij ingrijpen van de mens, het klimaat een nieuw evenwicht gaat bewerkstelligen. Het ene klimaat heeft een heftiger uitwerking dan het andere. Men heeft wel gesproken van de agressiviteitscoëfficient van het klimaat.
Maximaal agressief zijn klimaten die een droge tijd vertonen, afgewisseld met een periode van stortregens.
Het maakt verder een belangrijk verschil of de regenperiode samenvalt met de warmste periode (zomer) dan wel de zomer ook de droge tijd is.
| |
Neutraal klimaat
Het klimaat met lage agressiviteitscoëfficient noemt men een
| |
| |
neutraal klimaat. West-Europa is hiervan een voorbeeld. De regen valt tamelijk gelijkmatig verdeeld over alle seizoenen. Er is dus geen plotseling optreden van stortbuien die door een uitgedroogde en dichtgeslagen bodem niet kunnen worden verwerkt, er zijn geen plotseling zwellende rivieren. Voor gebergten geldt dit natuurlijk niet, ook al, doordat het klimaat met toenemende hoogte extremer wordt.
| |
Klimaten met matige agressiviteitscoëfficient.
Hieronder vallen de tropische regenwoudklimaten. De zon staat het gehele jaar door hoog. Voortdurend stijgt verwarmde lucht op, waarin waterdamp condenseert. Stijgingsregen valt het gehele jaar door. Het gesteente verweert snel en diep en wordt verregaand uitgeloogd. Maar de vegetatie is dicht. Dood blad stapelt zich op en kan dikke humuslagen vormen. Het oerwoud gedijt op zijn eigen afval.
Zodoende is het sprookje van de ‘tropische’ vruchtbaarheid in de wereld gekomen, want deze is grotendeels een sprookje. Het beeld verandert namelijk zodra het woud gerooid wordt om plaats te maken voor cultures. De bodem wordt door spitten en omploegen losgebroken en daardoor beter geventileerd. Zuurstof wordt in grotere hoeveelheid aan de humus toegevoegd, waardoor deze verder ontleedt (in koolzuur en water). Er is geen gestadige regen van bosstrooisel meer dat voor nieuwe aanvoer zorgt. Door de sterke uitspoeling van de bodem is deze arm aan minerale bestanddelen: slechts mineralen die veel weerstand tegen chemische erosie vertonen zijn overgebleven en deze staan dus ook geen zouten meer af aan de planten. Tropische landbouw, op ondeskundige wijze bedreven, floreert de eerste jaren goed door de onder het woud gevormde voorraden op te teren, maar verkommert daarna spoedig.
Wordt het bedrijf verlaten, dan kan, in altijd vochtige tropische gebieden, het oerwoud ‘zijn rechten hernemen’ zoals men het wel uitdrukt. Toch zal daar enige tijd overheen moeten gaan. In tropische gebieden met een uitgesproken droge tijd (moessonklimaten), is dikwijls van herstel weinig of geen sprake. Inplaats van oerwoud komt er een begroeiing van struiken (scrub), doornig en houtig, slechte
| |
| |
humusleveranciers; of het terrein wordt tot op het vaste gesteente geërodeerd.
Deze enkele voorbeelden tonen aan hoe het klimaat het erosierisico kan bepalen bij het in cultuur brengen van maagdelijke grond.
| |
Relief, endogene krachten en klimaatsverandering
Er zijn ook streken waar zelfs een in de loop van duizenden jaren uitgeselecteerde natuurlijke vegetatie slechts met moeite de bodem vasthoudt. Dit zijn vooral heuvelachtige of bergachtige terreinen. Iedere poging tot cultivering zal daar al spoedig fataal worden. Het is van huis uit armelijk bouwland en het zou buiten beschouwing kunnen blijven, wanneer er geen arme boeren waren die zich er noodgedwongen vestigen. Wij raken hier aan een punt waar wij later nog wel op terug zullen komen: erosie is vooral ook een economisch probleem.
Is erosie van nature krachtig in heuvelachtig terrein, zij is dat ook in gebieden die langzaam worden opgeheven.
De natuurlijke oorzaken voor erosie zijn immers opheffing en klimaatsverandering. Deze natuurlijke oorzaken oefenen natuurlijk nog altijd ongestoord hun invloed uit, niet alleen door middel van de menselijke activiteit, maar ook onafhankelijk ervan.
In gebieden die opgeheven worden, staan bij wijze van spreken de bodem en de verweringslaag al op het punt te worden afgevoerd. Een Amerikaan heeft dit vergeleken met een geladen kanon: er hoeft alleen maar iemand te komen om de trekker over te halen. Alleen al het rooien en verslepen van bomen kan dan ernstige gevolgen hebben. In het Piedmont-gebied in het zuidoostelijk deel van de Verenigde Staten was kort voor het in cultuur gebracht werd, een nieuwe erosiecyclus (in geomorfologische betekenis) begonnen. Het rooien van het bos en in gebruik nemen van de bodem voor op rijen geplant gewas, verhaastte het natuurlijke proces. Op het Atherton tafelland in N.-Queensland is iets dergelijks geschied.
Het is dikwijls niet goed mogelijk te voorspellen hoe de bodem op cultivering zal reageren. Daartoe loopt de erodibiliteit te veel uiteen, en is zij van teveel factoren afhankelijk. Maar wel is het mogelijk, wanneer de eerste sporen van erosie zich vertonen, maat- | |
| |
regelen te treffen, het proces tot stilstand te brengen, zelfs de schade te herstellen of anders tijdig naar beter geschikte gronden om te zien.
Tenminste... wanneer economische en sociale omstandigheden dergelijke besluiten mogelijk maken.
In het bijzonder in onderontwikkelde gebieden, waarvan er juist vele in sterke mate onder erosie lijden, is dit problematisch. Het vereist enorme financiële investeringen, een groots opgezette opvoeding van de bevolking en diep ingrijpende politieke maatregelen die menigmaal met lang gevestigde tradities in conflict komen.
Klimaat is een begrip dat een hoge mate van stabiliteit in zich besloten houdt. Zo zal kennis van het klimaat ons een inzicht geven in het gevaar voor erosie op bepaalde plaatsen. Het klimaat verandert slechts langzaam, een klimaatschommeling neemt minstens een paar duizend jaar in beslag. Toch is het klimaat daarbinnen nog onderhevig aan fluctuaties. Een opeenvolging van een aantal bijzonder natte jaren of juist uitzonderlijk droge jaren, kan een erosie op gang brengen die zelfs door deskundigen niet werd verwacht.
| |
Landbouwmethoden die de erosie in de hand werken
Erosie kan onmiddellijk bevorderd worden door verkeerde methoden, die deels aan kortzichtige winzucht zijn te wijten, deels aan slordigheid, deels aan gebrek aan financiële middelen.
Landbouwers zowel als veehouders maken zich eraan schuldig.
| |
Overbeweiding
Wanneer er meer vee gehouden wordt dan de weide kan voeden, is er sprake van overbeweiding. De grasgroei kan de eetlust van de dieren niet bijhouden; waar hun hoeven de graszode die de bodemdelen bijeenhoudt, vertrapt heeft, kan geen herstel intreden. Er ontstaan kale plekken waarop regen en wind vrij spel hebben. De grond wordt bovendien te vast aangetrapt, zodat er minder regenwater in de grond sijpelt en meer afvloeit; het gras komt vocht tekort en wordt steeds schraler.
| |
Selectieve beweiding
dreigt waar vee gehouden wordt op velden die deels met gras
| |
| |
begroeid zijn dat de dieren beter smaakt dan gras op andere plaatsen. Het gevolg is dat het gras zich op de uitverkoren plaatsen niet kan herstellen en er kale plekken optreden die zich, als de erosie eenmaal begonnen is, snel zullen uitbreiden.
Het is eveneens verkeerd het vee te laten grazen in de periode dat het gras zaad schiet. Natuurlijke uitzaaiing van het gras wordt hierdoor belemmerd.
In droge streken kan het voorkomen dat er slechts weinig plaatsen zijn waar het vee kan drinken. Hier wordt de zode vertrapt en de omgeving van de drinkplaats wordt bovendien intenser afgegraasd.
Paden waarlangs het vee geregeld heen en weer trekt kunnen verworden tot verzamelgeulen voor het regenwater.
| |
Brandcultuur
Van oudsher heeft de mens vrij baan gemaakt voor zijn cultures door het bos in brand te steken. Menigmaal stond hem ook geen ander middel ten dienste. Het staat evenwel vast dat het afbranden van ongewenste begroeiing schadelijk is voor de grond. Een soortgelijke fout is het afbranden van stoppels en verdroogd loof na de oogst. Nuttige organische stof gaat op in rook. Onderploegen is verre te prefereren, omdat de organische bestanddelen zodoende aan de bodem worden teruggeven. (Zie foto 30 a.)
| |
Grondbewerking
Een fout die op geaccidenteerd terrein al spoedig fataal wordt is het ploegen van boven naar beneden. Vooral semi-primitieve volkeren maken zich hieraan schuldig, omdat het ploegen zodoende gemakkelijker gaar. Het wordt ook uit onnadenkendheid gedaan: men volgt eenvoudig een der perceelsgrenzen, welke laatste natuurlijk niet corresponderen met het relief. Maar het spreekt vanzelf dat dit weinig anders is dan de vlaksloot- en geulenerosie op gang helpen, vooral wanneer men ook nog van boven naar beneden irrigeert. Alle diensten die ter bestrijding van erosie zijn opgericht voeren een intense propaganda voor het contourploegen, dat is dus ploegen in horizontale richting, wat erop neerkomt dat de ploeg de hoogtelijnen (Eng. contours) volgt.
| |
| |
| |
Drainage
Teveel draineren verlaagt de grondwaterspiegel, doet de grond verdrogen en de structuur van de bodem achteruitgaan. Niet draineren waar het nodig is, werkt vergrote oppervlakte-afvloeiing en geulerosie in de hand.
| |
Ontbossing
Het is bij het rooien van bos van belang niet alle bomen te vellen. Zodoende kan men een beschutting tegen de wind verkrijgen, lange hellingen onderscheppen. Maar dikwijls wordt onoordeelkundig alles verwijderd, waardoor niet alleen de wind zijn gang kan gaan, maar ook b.v. vogels die schadelijke insekten eten, geen gelegenheid tot nestelen meer hebben.
Wij raken hier aan een van de moeilijkste punten van het vraagstuk.
De mens beoefent de landbouw en de veeteelt ten slotte om eraan te verdienen. Hij verwijdert de natuurlijke begroeiing om er gewassen voor in de plaats te stellen waar hij van leven kan, waar hij winst op kan maken. Hoever kan hij gaan zonder de grond te beschadigen, dit is in laatste instantie zichzelf in het vlees te snijden?
| |
Monocultuur
Cultuurgewassen groeien niet in natuurlijke gemeenschappen. Zij zijn het gemakkelijkst te kweken en te oogsten als zij soort bij soort bijeenstaan. Er zijn gebieden waar, door allerlei omstandigheden, slechts de cultuur van één gewas winstgevend is, of in elk geval winstgevender dan die van andere. Zo ontstaan de monocultures, onafzienbare vlakten beplant met graan, katoen en maïs.
Bijzonder ongunstig voor de bodem zijn planten die op rijen worden geplant of uitgezaaid. Men begrijpt gemakkelijk waarom: tussen de rijen ligt ontblote grond, die bovendien meestal een geulvorm heeft. Door te wieden verwijdert men niet alleen het onkruid tussen de rijen, maar ook maakt men de grond nog eens extra los.
In Amerika is het belangrijkste gewas de katoen. Katoen wordt in rijen geplant. 11% van de Amerikaanse bevolking is van de katoen afhankelijk.
| |
| |
In het zuidelijke Piedmontgebied, aan de voet van de Appalachen, heeft men gemeten in hoeveel tijd 15 centimeter van de bouwvoor door erosie verwijderd werd onder verschillende grondbedekkingen. De cijfers spreken voor zichzelf:
|
tonnen grond per acre |
jaren |
Maagdelijk woud |
0,002 |
500.000 |
gras |
0,31 |
3.225 |
wisselbouw |
14,28 |
70 |
katoen |
31,22 |
32 |
braakliggende grond |
66,2 |
15 |
Erosie ageert dus onder katoen maar tweemaal zo langzaam als op kale grond, daarentegen honderdmaal zo krachtig als onder gras! Voor de hoeveelheid afvloeiend water geldt dezelfde verhouding.
De erosie werd nog bevorderd doordat het verbouwen van katoen op geërodeerde grond (met sterk verminderde opbrengst!) toch nog lonend was.
Maïs (Eng. corn) bevordert de erosie in even grote mate, aangezien het eveneens een ‘clean tilled crop’, d.w.z. in rijen staand gewas is, waartussen de grond door schoffelen schoon gehouden wordt. De situatie in de Amerikaanse Corn Belt is echter iets minder ongunstig dan die in de katoenstreek. De maïsverbouwende bedrijven zijn anders ingericht. Zij zijn dikwijls gemengd, houden dus soms grote hoeveelheden vee, waarvoor zij de verbouw van maïs afwisselen met andere gewassen (gras en leguminosen). Gras en leguminosen zijn grondbedekkende gewassen. Hun wortelstelsels zijn geschikt de grond vast te houden, terwijl bovendien de leguminosen stikstof binden. Het onderploegen van leguminosen als groenmest, verrijkt de bodem aan stikstof en verbetert de structuur.
Aardnoten, tabak en sorghum worden op rijen geplant en werken ook al de erosie in de hand. Gunstiger eigenschappen hebben de granen, zoals tarwe, haver, gerst en rogge. Ook deze worden, machinaal, op rijen gezaaid, maar zij staan veel dichter op elkaar dan
| |
| |
katoen, maïs en tabak. In de tijd dat erosie de bodem het meest bedreigt, bedekken zij deze als wintergraan. Ze kunnen in de winter tussenbezaaid worden met leguminosen die zodoende de bodem beschermen in de zomer, als het graan geoogst is.
| |
Sociale problemen
Het spreekt wel vanzelf dat versnelde erosie niet alleen een natuurkundig vraagstuk is. Het is misschien eigenlijk helemaal geen natuurkundig vraagstuk, wanneer men de mens beschouwt als een wezen dat terzijde van de natuur staat, wanneer men alles wat de mens met de bodem doet, alle bewerkingen die hij deze doet ondergaan, als onnatuurlijk beschouwt en het gewas dat hij aanplant als een inbreuk op natuurlijke wetmatigheid die zich noodgedwongen wreekt.
Zodoende wordt versnelde erosie vooral een economisch en sociaal probleem. Of de mens gewassen als katoen verbouwt die de erosie bevorderen, hangt af van de prijzen die deze katoen opbrengt.
Het is altijd de vraag of landbouwers die b.v. van de katoen leven, daar waar dit erosie veroorzaakt, ook in leven zouden kunnen blijven als zij andere gewassen zouden verbouwen die beter aan de natuurlijke omstandigheden waren aangepast.
Ditzelfde vraagstuk doet zich onophoudelijk voor. Bovendien wordt veel versnelde erosie veroorzaakt door onkunde van de boer. Hoe is het mogelijk deze onkunde te bestrijden en is erosiebestrijding op een economische manier mogelijk?
Gebrek aan geld, hoge pacht, gebrek aan personeel en hulpmiddelen, maken dat de landbouwer teveel van zijn bodem eist en niet in staat is de nodige beschermingsmaatregelen tegen erosie te nemen.
Een diepgaande bestudering van bedrijfsinrichting en bedrijfsvoering is nodig om adviezen te kunnen geven die tot vermindering van de erosie leiden en dan is bovendien nog een grote kennis van de wereldmarkt noodzakelijk, willen deze adviezen werkelijk met goed gevolg uitvoerbaar zijn.
Het lijdt geen twijfel dat vooral in de vorige eeuw, toen de vrijheid hoogtij vierde, enorme verwoestingen aangericht zijn door settlers die
| |
| |
niets anders wilden dan in korte tijd rijk worden. Fantastische kapitalen aan energie die de natuur in duizenden jaren had opgetast zijn nutteloos verspild. Dat het nageslacht de gevolgen dragen moet, bewijst alleen maar dat ook in de vorige eeuw de menselijke bevolking al veel te groot geworden was, dan dat de individuele mens nog precies kon doen waar hij zin in had. Kan hij dat trouwens ooit, zonder vroeger of later gestraft te worden? Als hijzelf de dans ontspringt, zullen zijn kinderen of kleinkinderen het gelag moeten betalen.
|
|