Beschryvinge van de volk-plantinge Zuriname
(1718)–J.D. Herlein– Auteursrechtvrij
[pagina 141]
| |
VIII. Hooft-deel.
| |
[pagina 142]
| |
ren, zy het gedult zullen hebben om den Vis te doen braden met een slap vuur, op een Rooster van hout van de hoogte van twe voeten of ontrent, onder dewelke zy een zo klein vuur aansteken, dat'er zomtijds een ganstche dag van noden is om den Vis te doen braden gelijk zy hem begeren. De gene die'er op hare wijze af hebben gegeten, de zelve hebben bevonden van goeden smaak, en gebraden in volkomentheid. Zy nemen algemeenlijk waar in alle de Spijzen die zy bereiden van haar aldus langzaam, en by een flauw vuur te doen braden. Ga naar margenoot+Zy eten gewoonlijk op kleine gestoelten gezeten, en yder van haar heeft zijne kleine Tafel byzonder, die zy Matoutou noemen. Zomtijds ook eten zy op d'aarde, huikende op de knien, en in het ronde d'een by d'andere. Voor Tafel-klederen, hebben zy geen lijnwaad gelijk wy; maar schone en brede bladeren van Bananie bomen, die zeer bekwaam zijn om voor Tafel lakenen te dienen. Dit zijn ook hare Servetten, en zy leggenze op haren schoot om'er aan te vegen. Ook wasschen zy altijd zorgvuldiglijk hare handen voor den eten. En zelf in hare Keuken raken zy nimmer iets aan van het gene men mag eten voor dat hare handen schoon zijn. Eindelijk in alle hare gewonelijke Maaltijden blijkt met de matigheid, eene zinlijkheid die men ter nauwernood zig zoude konnen in beelden onder de Wilden. Ga naar margenoot+Haar gewoonlijk Brood is eene zekere platte Koeke tamelijk lekker, die zy Cassave noemen, gemaakt van de Manioc wortel. Het word od deze wijze gemaakt; de wortel, how wel zy zomtijds is van de dikte der dije, word gemakkelijk uit d'aarde gerukt. Men schrapt haar terstond met een Mes, om af te schillen eene kleine harde huit die haar bedekt, en dan raspt men haar, met een platte raspe van yzer | |
[pagina 143]
| |
of van koper, van goede grote: en men perst het Meel dat'er afkomt in eenen lijnen zak, of in langwerpige koussen, of zakken, behendiglijk gevlogten van biezen, of Latanie-bladeren, door de hand der Karaïbanen, om'er het zap uit te drukken. De Wilden, eer men haar van deze raspen hadde gebragt, gebruikten in plaatze van dit, zekere harde kartelige steenen, die op hare stranden worden gevonden; zy zijn onze puim-steenen gelijk. Als de vogtigheid van den Manioc wel uitgetrokken is, laat men het Meel door eene zeve gaan, en zonder het te mengen met eenige vogtigheid, werpt men het op een Plaat, die zomtijds maar van aarde is, waar onder men vuur stookt. Als het van d'eene zijde is gebakken, keert men het op d'andere. En als het genoeg gebakken is, legt men het in de Zon, om het nog harder te doen worden, en op dat het beter zoude konnen bewaart worden, maakt men het gewoonlijk neit dikker als een pink, en zomtijds minder, na de zinlijkheid van d'Inwoonderen. Het blijft verscheide Maanden goed. Maar om het best te bevinden, moet men het eten eenen dag of twe oud zijnde. Daar zijn'er die het om ons gewoonlijk Brood niet zouden willen verlaten. En dit is een wonder, dat van een wortel zo zorgelijk van hare nature, men door de konst zulk een uitstekend voedzel kan trekken. Men maakt ook eene andere zoorte van Brood metGa naar margenoot+ Spaans koren, dat men Maïs noemt. Eenige eten ook in plaatze van Brood de wortel Patate genaamt. Wat betreft d'andere Ieef-togten die de KaraïbanenGa naar margenoot+ gebruiken, hare allergemeenste Spijzen zijn d'Echdisschen, de Vis van alle zoorten, uit gezondert de Schild padden; en de Moes kruiden, gelijk de Kool, d'Erweten, en de Bonen. Maar haar allergewoon- | |
[pagina 144]
| |
lijkste eten zijn Krabben wel gezuivert van hare schelpen, en geroostert in haar eigen vet, en met zap van Citroenen en Pyman, die zy ongemeen beminnen, en waar mede zy alle zaucen vervullen. Niettemin als zy Europeanen ontfangen, zijn zy'er zo verkwistende niet af: en zy schikken haar hier in na den smaak van deze, door eene behaaglijkheid en bescheidentheid die niet al te Wild-aardig is. Het binnenste van de Krabbe noemen zy Taumaly: en hier af is het dat zy hare gewoonlijkste honger-verwekkende Spijze maken met water, met Mouchache of fijn Meel van Manioc, en geweldig veel Pyman. Voor het laaste geregt gebruiken zy Vrugten, gelijk wy. En gewoonlijk genoegen zy haar met Vijgen, met Bananien, of met Ananas. Indien zy Vlees of gezoute dingen eten, dat is alleenlijk door behaaglijkheid tot de Vremdelingen, om niet overlastig te vallen aan die haar ontfangen; en om te gemoete te komen de gene die haar gaan bezoeken. Want als dan, bereiden zy ten meesten dele Spijze na de smaak van deze. En hier in is het dat men moet toe geven, dat zy nimmer Zout, Verkens-vlees, nog Schildpadde, nog Lamantin eten. Ga naar margenoot+Belangende haren drank, even als in vele gewesten van Amerika, de zelve Granen van Maïs die dienen om Brood af te maken, worden gebruikt tot de mengeling van eenen drank die plaatze houd van Wijn: en gelijk wy onder ons, van de zelve koren Granen die ons Brood verschaffen, ook Bier brouwen; zo mede in deze Eilanden, met de wortelen van Pataten en van Manioc, die tot Brood verstrekken, maakt men dranken, die gewoon zijn in dat Land. Den eersten en allergemeensten die gemaakt word van Pataten in water gekookt, is Maby genaamt. Hy verfrist en verslaat den dorst verwonderlijk, en hy heeft | |
[pagina 145]
| |
ook eene graagmakende kragt, die alle het slijmagtigheden van de lage delen doet af-zetten. Van waar komt dat men niemant der gener die hem gebruiken van Graveel hoort klagen. Den anderen drank die men Ouïcoú noemt word gemaakt met de Cassave zelf, desgelijks in water gezoden. Men laat hem door een Teems lopen, die de Wilden Hibichet noemen. Dees drank is uitnemender als de Maby, en verschilt weinig van het Bier in verwe, en in kragt. d'Indianen maken hem geweldig aangenaam, maar daar-en-boven van zodanig eene kragt dat zo men hem te veel in neemt, maakt hy dronken als Wijn. Zy maken hem van Cassave wel geroost op de Plate, dan gekneet door de Vrouwen, en gegoten in Vaten vol water: alwaar, na ontrent twe dagen door zijne eigene kragt, zonder vuur, gelijk de nieuwe Wijn doet, gewrogt en gekookt te hebben; men vervolgens hem met instorting door een Teems laat lopen. En het zap dat men 'er aftrekt twe andere dagen bewaart zijnde, word in zijne volkomentheid gevonden om gedronken te worden. Voorts, om deze mengeling te doen koeken, legt men in het Vat twe of drie wortelen van Pataten, wel klein geraspt. En het is waar dat deze gewoonte die de Wilden waarnemen, van de Cassave te brijzelen eer men haar in het Vat werpt, zo walgelijk als mogelijk is: maar ook is het vast en zeker, dat de drank die'er op deze wijze af word gemaakt, onvergelijkelijk beter is als den genen die anders gemaakt word. Boven deze dranken, maakt men nog in verschei-Ga naar margenoot+de plaatzen wellustige Wijnen. De Negeren, die Slaven op deze Eilanden zijn, maken in-snijdingen in de Doornige-palm-bomen, waar uit druipt eene zekere vogtigheid den witten Wijn gelijk, dewelke zy verzamelen in verscheide Kalebassen die zy hegten | |
[pagina 146]
| |
aan d'openingen van deze Bomen, die'er yder op elken dag twe pinten af geven, en zomtijds meer. d'Aller-oudste Schrijveren leren ons dat onder d'Oosterlingen de Wijn van de Palmen geweldig in gebruik was, gelijk hy'er nog heden is: Men dient 'er zig ook mede in eenige gewesten van Afrika, gelijk in Monomotapa. Ga naar margenoot+Dat meer is, zy maken met Bananien eenen anderen drank, die ook elders word gevonden, en die eenige Couscou noemen. Maar om dat deze Wijn, hoewel zeer aangenaam en vol van kragt, grote winderigheden veroorzaakt, zo is hy weinig in gebruik. Ga naar margenoot+De Karaïbanen der Zuiderlijke vaste Kust, onthalen hare Gasten op eene geweldige klugtige wijze. Want de Cacikes van de Karaïbanen, geleid den genen die hem komt bezoeken, in het openbaar Huis, zonder eenigzins te spreken; dan bied men hem een Stoel en Tabak aan, en men laat hem aldus eenigen tijd zonder een woord te zeggen, tot dat hy wat gerust, en zelf ge-eindigt heeft van zijn Tabak te zuigen. Dan nadert de Cacikes, en vraagt hem of hy gekomen is? d'Ander antwoordende, dat ja, zo gaat hy by hem zitten, en onderhoud hem. Daar na komen die van het gemeen, hem op de zelve wijze vragende, of hy gekomen is? En hem t'eten aangeboden hebbende, onderhouden zy ook elkander geweldig vermakelijk. Maar als zy Europeanen ontfangen, die het stilswijgen zo lange niet kunnen bewaren, dan spreken zy tot haar, en onderhouden haar van stonden aan, gelijk wy gezegt hebben, haar schikkende na de zinlijkheden van d'andere, en doen, om hun te behagen, tegen de regelen van hare eigene plegtigheden. Maar het Gastmaal dat zy willen houden is voor- | |
[pagina 147]
| |
taan bereid; laat ons dan zien hoe dat zy haar daar in bestieren. Zy geven aan yder zijne kleine Tafel,Ga naar margenoot+ en zijne geregten alleen. Eenige brengen gebakkene Echdissen; d'andere gesnerkte Krabben; eenige Moeskruiden; en andere Vrugten, enz. Gedurende de Maaltijd; onderhouden zy u en dienen u met eene verwonderlijke zorgvuldigheid. Men zoude haar geen groter vermaak konnen aandoen als wel te eten en te drinken, en zy houden niet op u daar zeer minlijk toe te prangen, met u wel te drinken te schenken, en agt te nemen of ydere Tafel wel voorzien is. Men moet als men drinkt niet in de kroes laten, indien men haar niet misnoegen wil. Dat zo gy alle de Cassave die zy u gegeven hebben niet kunt op eten, moet gy het overschot by u steken, en mede dragen; anders zoud gy haar kwalijk verpligten. Na de Maaltijd, geleiden de Karaïbanen u uit wandelen in hare byzondere Huizen, en Tuinen, tonen u hare Wapenen, hare zinlijkheden, en hare snuisterijen; en geven u geschenken van Vrugten, of van eenige kleine werken op hare wijze gemaakt. Maar dit zoude eene onbehoorlijke onbeleeftheid we-Ga naar margenoot+zen deze goede lieden te gaan bezoeken, en van hare milde hand t'ontfangen, zonder haar ook met iets te beschenken. Daarom is het dat de vremden die haar gaan bezien, altijd eenige granen van Glas-koraal of van Kristal by haar hebben, of eenige Vishaken, Naalden, Spellen, of kleine Messen, en andere kleine snuisteringen. En op het einde van de Maaltijd, leggen zy op de kleine Tafel, waar aan zy gegeten hebben, eenige van deze dingen. Die het Gastmaal hebben bereid, houden haar hondert malen vergolden, en betonen 'er een grote voldoening voor, en eene onvergelijkelijke erkentenisse. | |
[pagina 148]
| |
Ga naar margenoot+Het is gemeenlijk in hare algemene Maaltijden dat de Karaïbanen de Raads-besluiten van hare Oorlogen nemen. Maar om te komen tot t'ontlediging van de Raads-plegingen harer Oorlogen; als zy beginnen de herzenen verhit te hebben door hare drank, komt eene oude Vrouw in hare vergadering treden met een klagend gebaar, en een droevig gelaat, en met de tranen in d'oogen, verzoekt zy gehoor. Het gene haar ligtelijk word toegestaan ter oorzake van d'eerbiedigheid en het ontzag dat men tot haren ouderdom draagt: met eene klagende stemme, en doorbroken met zugten, vertoont zy de schade die de gehele Natie heeft ontfangen van d'Arouâges, hare oude en voornaamste Vyanden. En na dat zy eene optellinge heeft gedaan van de grootste wreedheden, die zy ten anderen tijde tegens de Karaïbanen hebben geoeffent, en van de dappere Mannen die zy hebben gedood, of gevangen genomen in de Veldslagen, die gegeven zijn tusschen haar, zo daalt zy byzonderlijk af tot die verschelijk zijn gevangen, vermoort en geten, in de laaste ontmoetingen; en eindelijk zy besluit, dat dit in hare Natie eene schadelijke en onverdragelijke laf hertigheid zoude wezen, indien zy de wrake van zo vele kwalen niet namen; navolgende de kloekmoedigheid van hare Voorzaten, strijdbare Karaïbanen, die niets in grotere gebiedenisse hebben gehad als reden te vorderen van de beledingen die men haar hadde gedaan: En die, na dat zy hadden afgeschut, het juk dat de Geweldenaren haar wilden opleggen om hare oude vryheid dienstbaar te maken, zo dikmalen hare overwinlijke Wapen hebben gevoert op de gronden van hare Vyanden, die zy hebben vervolgt met de Pijle en het vuur tot op hare hoogste Bergen, haar hebbende gedwongen te verschuilen in de holen van d'allerdiepste Afgronden, | |
[pagina 149]
| |
in de geopende kloven der Steen-rotzen, en in de yslijkheid van d'allerdigtste en dikste Wouden: met zulk eene gelukkige uitkomste, dat zelf tegenwoordig zy niet te voorschijn zouden derven komen op de Kusten van hare zeën, ende en zouden zulk eene afgelegene woonplaatze niet konnen vinden daar zy haar beschutten mogten tegen d'aanvallen van de Karaïbanen; de schrik en de vervaartheid haar hebbende vervult na zodanige grote overwinningen. Dat men dan moediglijk dit spoor moet volgen, en zig niet vermoeijen, voor dat dit Vyandelijk geslagt, t'eenemaal is uitgeroeit. Alzo ras als het gesprek van d'oude Vrouw ge-Ga naar margenoot+ eindigt is, redeneert de Hoofdman op het zelve onderworpzel, om de geesten nog meer te bewegen, waar na men de gantsche vergadering als uit eene mond op zijne voorstelling ziet toestemmen, en alle zoorten van teikenen geven, dat zy de Geregtigheid van de zake erkennen. En van dien oogenblijk aan, geprikkelt zijnde door de woorden, die zy verstaan hebben, zo snakken zy niet als na bloed en moord. De Hoofd-man, wel oordelende door de toejuiging, en door hare mijnen en toedraging, dat zy tot den Oorlog besluit, hoewel zy het niet zegt door hare woorden; zo maakt hy, ter zelver uure de schikking, en bepaalt den tijd van d'onderwinding door eenige van hare wijzen van tellen. Want als zy ten Oorlog moeten gaan, en haar bereid moeten vinden aan d'algemene wijkplaats, ten gestelde dagen, nemen zy yder d'een na d'ander even gelijk getal van Erweten, in hare gehoude by-een-komste, gelijk drie of vier tien getallen, en eenig getal onder de tien indien het nodig is, na dat zy beraadslaagt hebben haren aanslag te vorderen. Zy storten deze Erweten in eene kleine Kalebasse, en elken uchtent nemen | |
[pagina 150]
| |
zy'er een af, en werpen hem weg; als'er nu geen meer overschieten, dit is te zeggen dat de vast gestelde tijd tot het vertrek is vervallen, en dat men zig bereid moet maken om des anderendaags voort te trekken. Of anders, zy doen yder zo vele knopen in eene kleine koorde, en ontknopen 'er eenen op yderen dag: en als zy tot de laaste gekomen zijn, laten zy haar op de wijkplaats vinden. Zomtijds ook nemen zy kleine stukjes hout, op de welke zy zo vele kerven maken, als zy dagen willen besteden tot hare toebereiding. Alle dagen snijden zy eene van deze teikenen af: en als zy de laaste hebben, begeven zy haar op d'aangewezene plaatze. Ga naar margenoot+Van des anderendaags van deze vergadering, zo ziet en hoort men in alle kwartieren van het Land, niet anders als de toerustingen tot den Oorlog. Eenige maken hare Bogen glad; andere maken hare knodzen gereed; andere bereiden, slijpen en vergiftigen hare Pijlen; andere, eindelijk, stellen en vaardigen hare Pirauges. De Vrouwen aan hare zijde, bereiden en verzamelen de noodzakelijke leeftogten voor het Leger. En op den verschenen dag laat yder hem vinden zonder missen op den Oever van de zee, met zijne gehele toerusting, om in te schepen. Zy voorzien hun alle met eenen goeden Boog, en met eenen dikken tros van Pijlen die gemaakt zijn van een zeker klein glad Riet, aan het einde gewapent met een yzer, of met een been uit een Roehestaart, getant, en uit muntende steklig. De Karaïbanen voegen aan de hare, om haar ontzaglijker te maken, nog een vergif ten alleruiterste doodelijk, gemengt met zap van Mansenillien, en andere vergiften; de minste schrabbinge die zy geven, is eene doodelijke wonde. Zy dragen ook yder dat swaart van hout dat zy Boutou noemen, of om beter te zeggen, die swaar- | |
[pagina 151]
| |
wigtige knodze die by haar plaatze van het swaart bekleed, en waar mede zy verwonderlijk schermen. Als zy malkanderen een opentlijke Veldslag leve-Ga naar margenoot+ren, zo is het kwalijk te geloven wat een schrikkelijke en verwoede grote battalie dat zy houden, even eens of'er een Donderslag in de wolken, die zy Canopo noemen, gehoort wierde. Wijzende malkanderen de gebeentens der dooden, en der zilver bekkenelen. En de tanden harer Vyanden, die eenige hele snoeren vol meer als twe ellen lang, aan de hals hebben hangen; stellende zig zo gruwelijk aan dat men zig daar voor ontzetten zoude. Schietende de wraak gierige Pijlen zo menigvuldig onder malkanderen, dat het schijnt of 't een menigte Muggen zijn. Trekkende uit liefde de gewonde malkanderen de Pijlen, met grote moet en gretigheid, uit de borst of gekwetste huit; daar in bijtende als gulzige honger balgende Honden, latende niet na tot verlies der Vyanden zo lang zy adem-halen konnen; zo dat men nooit gehoort heeft, dat deze anders lafhertige guilen ligtelijk geweken zijn. Indien zy iemant van hare Vyanden levendig mogen krijgen; binden zy hem, en voeren hem gevankelijk in hare Plaatzen. Dat zo iemant van haarGa naar margenoot+ Volk dood of gekwetst op het Oorlogs-veld nederstort, dit zoude haar een eeuwig en onverdraaglijk verwijt zijn, dat zy hem zouden laten in het vermogen van hare Vyanden. En daarom werpen zy haar als razende in het midden van d'allergrootste gevaarlijkheden; en met bukkende hoofde doordringen zy met een gemeen geweld alles wat haar wederstand bied, om de lighamen van hare medegezellen op te nemen, en die met kragt uit de handen van hare Vyanden hebbende gerukt, gaan haar in hunne Schepen brengen. | |
[pagina 152]
| |
Ga naar margenoot+De Karaïbanen genoegen haar, indien zy d'overwinning hebben gehad, dat zy een vreugde-geschreeuw aanvangen op de doode lighamen van d'Aroüages, en op hare stranden met gejuig de tonen van hare vrolijkheid te doen klinken, om dit Vyandelijk land nog te beswaren, eer zy'er afscheiden. Maar na dat zy op dezen uitheemschen bodem een gedeelte van hare zege-pralende liederen hebben uitgestort, zo klimmen zy weder neerstelijk in hare Schepen, om het overschot in den schoot van hun Vaderland te brengen. Ga naar margenoot+De rampzalige die by de Karaïbanen op een krijgstogt gevangen genomen worden, zitten omtrent drie weken opgesloten en ook geboeid; gedurende welke tijd dat zy hem van goede spijs en drank verzorgen. Ondertusschen houden zy haar gedurig bezig, om in deze bekommerlijke staat wat tijd passering te hebben, met een Pagaal of Bennetje te maken; werdende by de nagt bewaakt. En tegens dat iemant van de zelve door verbrandinge ter dood gedoemt word, zo bereiden de Vrouwen een menigte van drank, Pernou genaamt. Onthalende de elendige deftig met spijs en drank, op dat hy dog sterk en dapper ter dood mogte gaan. Op de nademiddag, tot een voorbereiding, word deze zukkelaar als tot een spot zijn'er geslagte van 't eene Huis in 't ander te zien geleid; by welke gelegentheid hy wel onverwagt een slag op 't hoofd krijgt, dat daar het bloed by nederloopt; bijtende den miesserabele toe, uwe Vrienden hebben't aan de onze ook wel gedaan. De Zon aan het duiken der kimmen zijnde, vraagt een Kapitein aan de gevangene of hy de Zon nog wel ziet? waar op de bedroefde ja geantwoord hebbende: Antwoord de Kapitein gy zult hem niet weder zien; zijnde dit dan in 't geheel zijn vonnis. Waar op de Patient | |
[pagina 153]
| |
zegt, het lot is tegenwoordig op my gevallen, dog mijne Vrienden zullen ook wel ter eeniger tijd by u komen, en rekenschap eischen van de tormenten die gy my staat aan te doen, maar dit moeit my dat ik sterven moet zonder wraak over mijn dood te konnen nemen. Met den avond langen zy hem weder eten en drinken zo veel hy begeert, brengende een iegelijk het hem al eens toe; daar na binden zy hem de handen op de rug, en aan yder voet een touw, by haar Mussurana genaamt. Ondertusschen hebben de genodigde Schouw-speelder zig aldaar vervoegt, elk voorzien met een Maquary of Sweep, zijnde met een zeker zoort van goed bestreken, het welk de hoedanigheid van Pek heeft, op dat het dies te beter zoude branden. Daar op begint men 's avonds omtrent zeven uuren rondom en binnen het Huis vuur te maken, waar na de gevangene in 't midden zijn'er Vyanden gesteld zijnde, word door den Oudsten Kapitein een groot misbaar bedreven, schreeuwende luit keels, uw Volk heeft van mijne Vrienden gekregen en hem zodanig gehandelt. Hier op stoot een yder, die hem kan bereiken, met deze brandende Sweep tors op de huit en in 't gezigt, wordende alzo gemartilariseert; en ook met de touwen, by andere Iwerapemme, getrokken. Stoppende de Wijven hem het agter fondament zijns lighaams toe; gevende hun in middels korte verpozinge om iets by zig zelven te komen, drinkende in middels eens om. Nagaans neemt elk een Mes, en snijden een yder een stuk na zijn welgevallen uit de gevangen zijn lijf, en andere hem de beenen en armen af passende, alzo elk wat te raken. De tong en herssenen zijn voor de Jongens, het afgesnede vlees word gekookt en in de Peper-pot gedaan, en op zijn tijd, uit wraakgerigheid onder malkanderen gegeten, roepende de e- | |
[pagina 154]
| |
lendige, uw komt alle ongelukken over aan mijn etende lijfs-kost, ik zal uw nog heden dezen dag de kop stukken slaan, mijner Vrienden dood te wreken ben ik hier gekomen, uw vlees zal eer de Zon ondergaat aan dezen dag mijn gebraad zijn. Men ziet in Amerika Wilden die zo wild en zo beestelijk zijn, dat zy niet weten wat het Huwelijk voor een zaak is, maar zy vermengen haar zonder on-Ga naar margenoot+derscheid, gelijk de beesten. Maar als de Karaïbanen begeren te Trouwen hebben zy regt om alle hare naaste Nigten te verkiezen, en niet anders te zeggen als dat zy haar tot hare Vrouwen nemen; zy zijn haar natuurlijk toegeschikt, en zy mogen haar in hare Huizen mede brengen zonder andere Plegtigheid; en van als dan worden zy voor hare wettige Vrouwen gehouden. Zy hebben zo vele Vrouwen als het haar behaagt: Boven al de Hoofd-mannen verheerlijken haar hier in dat zy'er vele hebben. Voor yder Vrouwen bouwen zy een byzondere Hutte; en wonen zo langen tijd als zy willen met die haar de meeste behaagt, zonder dat'er d'andere minne-nijdig op zijn. Die, met de welke zy zijn, dient haar met eene onvergelijkelijke zorge en genegentheid. Hare Mannen beminnen haar geweldig: maar deze liefde is als een vuur van stroo, aangezien zy haar dikwils alzo ligt verlaten als zy haar aannemen; zy verlaten evenwel hare eerste Vrouw zeer zelden, voornamentlijk als zy'er Kinderen uit hebben geteelt. Ga naar margenoot+Wanneer zy eenige Oorlogs-gevangenen hebben die haar behagen, dan nemen zy haar tot Vrouwen. Maar hoewel de Kinderen die uit haar geboren worden vry zijn, zo worden zy wat haar aangaat, altijd voor Slavinnen gehouden. Alle de Vrouwen spreken met wie zy willen: Maar de Man derft hem niet | |
[pagina 155]
| |
onderhouden met d'Ouderen van zijne Vrouwe, als in buiten gewone gelegentheden. Men ziet onder deze arme Indianen weinig gewoon-Ga naar margenoot+ten die zo beestelijk zijn, als die zy gebruiken in de Geboorte van hare Kinderen. Hare Vrouwen baren zonder grote moeite; en zo zy eenige swarigheid gevoelen, nemen zy haren toevlugt tot de wortel van Bieze, waar uit zy het zap drukken, en dat gedronken hebbende, zijn zy terstond verlost. Zomtijds op den zelven dag van hare baring, gaan zy haar met haar Kind afwasschen, in de naast-gelegene Riviere of Spring-ader; en begeven haar weder tot het gewoonlijk werk van het Huis-houden. Ter zelver tijd als de Vrouwe verlost is gaat deGa naar margenoot+ Man in't bedde leggen, om hem te beklagen en den gelegenen te maken: gewoonte, die hoewel zy wild en belachelijk is, niettemin gevonden word, na men zegt; onder de Boeren in eene Provintie van Vrankrijk; en zy noemen dat faire la Couvade. Maar het gene moeijelijk valt voor den armen Karaïbaan, die hem te bedde heeft begeven in de plaatze van de Kraam-vrouwe, dat is, dat men tien of twaalf dagen agter een zobertjes, en zieke-lieden kost doet eten, hem op yder dag niet meer gevende als een klein stukje van de Cassave, en een weinig water, in het welke men ook een weinig van dit Wortel-brood heeft doen koken. Daar na eet hy een weinig meer: maar hy tast de Cassave die hem aangeboden word niet aan, als by het midden gedurende de veertig dagen, en latende de randen geheel die hy ophangt aan zijne hutte, om te dienen tot het Gastmaal dat hy in het gevolg gewoonlijk voor alle zijne Vrienden aanregt. En zelf hy speent hem hier na, zomtijds tien Maanden, of een geheel Jaar, van verscheide spijzen, gelijk van de Lamantin, van de Schild-pad- | |
[pagina 156]
| |
de, van Verkens-vlees, van Hoenderen, van Vis, en van andere lekkere dingen: vrezende door eene erbarmelijke dwaasheid, dat dit schadelijk aan het Kind zoude wezen. Maar zy houden deze grote Vasten niet als op de geboorte van haar eerste Kind: want op die van d'andere, zijn hare Vasten by-verre zo gestreng niet, en veel korter, wezende gemeenlijk niet als van vier of vijf dagen ten hoogsten. Ga naar margenoot+Zy swagtelen hare Kinderen niet; maar zy laten haar de vryheid om te verroeren na haar gemak in kleine Amakken, of Bedden van Katoen, of op kleine leger-plaatzen van Bananie-bladeren, die gespreid zijn op d'aarde, in een hoek van hare Hutten: En niettemin hare leden worden 'er niet mismaakt door; maar haar gants lighaam is volkomen wel gemaakt. De namen van hare Kinderen geven zy haar niet terstond na de geboorte; maar zy laten twaalf of vijftien dagen door-lopen, en dan roept men een Man en eene Vrouwe die de plaatze bekleden van Peet-oom en van Pete-moeije, en die het Kind zijne ooren doorboren, zijne onderste lippe, en de scheiding van de neusgaten, en zy laten 'er een draad doorgaan, op dat d'opening gemaakt zy om'er behangzelen aan te hegten. Zy hebben niettemin de bescheidentheid, van deze plegtigheid uit te stellen, indien de Kinderen te swak zijn om deze doorboringen te lijden, tot dat zy kloeker worden bevonden. Ga naar margenoot+Het grootste gedeelte der namen die de Karaïbanen hare Kinderen geven, zijn genomen van hare Voorzaten, of van verscheide Bomen die in hare Eilanden wasschen; of anders van eenigen voor-val die den Vader is overkomen gedurende dat zijne Vrouwe swanger ging, of gedurende zijn Kraam-bedde. De namen die zy hare Mannelijke Kinderen en weinig na hare geboorte opleggen, zijn niet voor haar gants | |
[pagina 157]
| |
leven. Want zy veranderen van naam als zy gekomen zijn tot den Ouderdom die haar toelaat onder het getal haar 'er Soldaten aangenomen te worden; en als zy haar dapperlijk in den Oorlog hebben gekweten, en dat zy een Opperhoofd van d'Aroüages hebben gedood, dan nemen zy zijnen naam voor haar tot teiken van eere. De Karaïbaansche Vrouwen zogen zelf hare Kinde-Ga naar margenoot+ren, en zijn zeer goede voedsteren, en zeer teer-gevoelige Moederen, dragende alle zorgen die men mag inbeelden om haar wel te voeden. En zelf hare zorgen die strekken haar uit tot de Kinderen van hare geburinnen, als zy ten Oorlog zijn. De Moederen geven haar niet alleen de mamme; maar zo ras zy een weinig kragt hebben gekregen, kauwen zy haar de Pataten, de Bananien en d'andere Vrugten die zy haar geven. Hoewel zy zomtijds hare Kinderen geheel naakt op d'aarde laten kruipen, en dat zy dik-wils stof eten, en duizend onreinigheden die zy in haren mond brengen, zo groeijen zy niettemin verwonderlijk wel, en het grootste gedeelte word zo kloek, dat men 'er heeft gezien die op de zes Maanden konden gaan zonder steunzel. Maar de voornaamste zorge die de Karaïbanen be-Ga naar margenoot+tuigen in d'opvoeding van hare Kinderen, die is dat zy haar geweldig behendig maken om met den Boge te schieten En om'er haar ter goeder uure na te schikken, ter nauwernood konnen zy gaan, of de Vaderen en de Moederen hebben deze gewoonte, dat zy haar ontbijt aan den tak van eenen Boom hegten, waar van deze kleinen het met de Pijle moeten afschieten, zo zy begerig zijn om t'eten; want daar is geen barmhertigheid. Zy snijden ook zomtijds eenen Bananie-boom af, en leggen hem ter aarde, gelijk tot doel-wit, om hare Kinderen te leren na de Vrugt | |
[pagina 158]
| |
te treffen. Het gene te wege brengt dat met den tijd zy haar volkomen in deze oeffening maken. De Karaïbanen leren ook zorgvuldig aan hare Kinderen het Swemmen, het Visschen, en eenige werken te maken, als daar zijn Korven, Boutous, Bogen, Pijlen, Riemen, Bedden van Katoen, en Piraugen. Maar eenige zorge te dragen om haren geest te voegen en te bouwen, en hare eere, Borgerlijken ommegang, of deugt te leren; dit moet men niet van deze arme Wilden verwagten; die genen anderen Leitsman, nog ander ligt tot zulk eene opvoeding hebben, als haar verstand dat blind is, en vervult met dikke duisternissen; nog anderen regel in alle de handelingen van haar leven, als d'ongeregeltheid en de wanschikkelijkheid van hare ondeugende en bedorve nature. De Karaïbanen zijnde van hare nature van eene zeer goede tempering, en haar leven door-brengende in zoetigheid en in ruste des geestes, zonder kwelling en ongerustheid: Hier by ook gevoegt de gewoonlijke zoberheid die zy onderhouden in het geleide van haar leven; zo is het niet wonder dat zy bevrijd zijn van oneindige ongemakken en ziekten, die andere Natien kwellen; en dat zy veel spader ten grave komen, als het grootste gedeelte van d'andere Volkeren. De goede lugt die zy genieten, helpt mede nog tot hare gezondheid, en tot de lankheid van hare dagen. Ga naar margenoot+Men ziet onder haar weinige van die bekorte ouderdommen, waar van men 'er onder ons zulk een groot getal ziet: Maar zo zy van gene felle dood sterven, dan sterven zy byna alle oud. Haar ouderdom is uit der mate kloek: en op de negentig Jaren telen de Mannen nog voort. Daar word een groot getal onder haar gezien, die meer als hondert | |
[pagina 159]
| |
Jaren hebben, en nog geen wit hair. Haar gewoonlijk leven is tot hondert en vijftig Jaren, en zomtijds meer. Want hoewel zy hunne Jaren niet konnen tellen, zo kan men evenwel het getal daar van verzamelen, door de teikenen die zy'er u van geven. En in der daad, dat zijn lieden die mogen doorgaan voor de schaduw van een lighaam, en die byna niets meer levendig hebben als het herte, gelegen zijnde in een Bedde, onbeweeglijk en vleescheloos, gelijk geraamten; zy hebben evenwel nog gezontheid. En het blijkt wel dat hare tonge niet meer dood is als haar herte, en dat hare reden nog adem schept. Want niet alleenlijk spreken zy met gemak; maar de geheugenis en het oordeel vergezelschappen hunne worden. Wanneer het gebeurt, gelijk het niet anders kanGa naar margenoot+ geschieden, dat onze Karaïbanen van eenig kwaad worden aangetast, dan hebben zy de kennisse van menigte van Kruiden, van Vrugten, van Wortelen, van Olijen, en van Gommen, door de hulpe van welke zy in haast weder tot de herstelling van hare gezontheid komen, indien het kwaad niet ongeneeslijk is. Zy hebben nog een verzekert geheim om de bijtinge van de Slangen te genezen, aangezien dat zy d'ader niet hebben door-drongen; want als dan is'er geen hulp-middel. Dit is het zap van een kruid dat zy op de wonde leggen, en binnen vier-en-twintig uuren zijn zy onfeilbaar genezen. Het kwade voedzel van de Krabben, en van an-Ga naar margenoot+dere Ondieren waar mede zy haar gewoonlijk spijzen, is oorzaak dat zy byna alle onderworpen zijn eene moeijelijke ziekte, die zy in hare tale Pyans noemen, gelijk de Europeanen aan de Kinder-pokken. Wanneer zy, die van deze vule ziekte zijn besmet, van de versche Schild-padde, of van den Lamantin, | |
[pagina 160]
| |
of van den Caret, dat eene andere zoorte van Schild-padde is, eten, zijn zy terstond daar na geheel belopen met bultjes, om dat deze spijzen dit kwaad doen uitslaan. Zy hebben ook dikwils grote Geswellen, bloed-sweren, en vurigheden op verscheide plaatzen van haar lighaam. Om deze kwalen te genezen, die ten meesten dele voortspruiten uit het kwaad voedzel dat zy gebruiken; hebben zy de schorze van eenen Boom Chipiou genaamt, zo bitter als roet, dewelke zy in het water doen weken, en hebbende in deze vogtigheid geraspt de grond van eenen zekeren groten Kink-horen, die men Lambys noemt, zo drinken zy deze Medicijne in. Zy drukken ook zomtijds de vogtigheid uit de schorze die vers van eenige Bomen van Miby, is geschilt, of andere ranken die op d'aarde kruipen, of die haar aan de Bomen hegten, en drinken het zap dat zy'er hebben uitgeperst: maar zy gebruiken dit Geneesmiddel niet geerne, dan als de Bomen in hare allergrootste zappigheid zijn. Ga naar margenoot+Boven deze Genees-middelen, met dewelke zy de kwade vogtigheden van binnen zuiveren; zo leggen zy nog buiten op zekere zalven, en besmeringen, die eene zeer byzondere kragt hebben om alle de puisten te zuiveren die gewoonlijk overblijven op de lighamen der gener die van de Pyans zijn gekwelt. Deze hulp-middelen mengen zy met d'asschen van gebrande Rieten, dewelke zy roeren in water, dat zy vergaderen van de bladeren die aan den stronk van den Balasie-boom zijn. Zy gebruiken ook tot het zelve voornemen, zap van de Vrugt van Junipa, en zy leggen op de knobbelen de kern van deze zelve Vrugt; om dat zy de kragt heeft van alle den etter uit de wonde te trekken, en de lippen van de sweren toe te sluiten. 't Gebruik hebben zy niet van | |
[pagina 161]
| |
het bloed-laten door opening van eene ader, maar zy gebruiken koppen en schrabbingen op het smertelijk deel, dat prikkelende met den tand van een Agouty, en het een weinig doende bloeden. En om te verminderen de verbaastheid die veroorzaakt mogt worden door zo vele in-snijdingen, gelijk wy hebben gezegt dat deze Barbaren haar om verscheide oorzaken geven, en die aanleiding zouden geven om zig van hare Perzonen altijd bloedige lighamen in te beelden, en bedekt met wonden; zo moet men weten dat zy ook geheimenissen en hulp-middelen hebben die onfeilbaar zijn om haar schielijk te genezen, en de wonden zo zinlijk aan te doen groeijen in het sluiten van de kwetzure, dat men op het lighaam ter nauwer nood het minste lijkteiken kan bespeuren. Zy dienen haar ook met konstig badingen, enGa naar margenoot+ doen sweten door eene zoorte van Badstove waar in zy den lijdenden besluiten, die door dit hulp middel zijne gehele genezing verwerft. En tot de genezing van de wonden zuigen zy'er het bloed uit, gelijk d'oude Genees-meesteren dat in gebruik hadden, wanneer iemant van een vergiftig Beest hadde gebeten geweest, daar toe al voren doende bereiden die dezen dienst moest uitvoeren. Maar zegt ook dat onze Karaïbanen, als zy van een gevaarlijk Serpent zijn gesteken geweest, hare wonden doen uitzuigen door hare Vrouwen, na dat zy eenen drank hebben ingenomen, die de deugt heeft om de kragt van het vergif te vernietigen. De Karaïbanen zijn uitmuntend jaloers over de ge-Ga naar margenoot+heimenissen van hare Genees-konst; boven alle de Vrouwen die zeer verstandig zijn in alle deze zuiveringen: en waarom het ook wezen mag, zy hebben tot nog toe aan de Christenen niet willen mededeilen d'opper-vermogende hulp-middelen, die zy | |
[pagina 162]
| |
hebben tegen de kwetzingen van de vergiftige Pijlen. Maar zy weigeren niet daar over te gaan en die te verbinden, als zy hare hulpe van node hebben: in het tegendeel zy komen 'er vrolijk aan, en vrywillig. Aldus een Perzoon van hoedanigheid onder de Europeanen gevaarlijk gebeten zijn de geweest door een Serpent, werd gelukkiglijk genezen door haar middel. Ga naar margenoot+Wanneer de gewoonlijke hulp-middelen die onze Karaïbanen in haren nood gebruiken, zodanig eene uitkomst niet hebben gehad als zy haar belooft hadden, dan nemen zy toevlugt tot hare Boyez, dat is te zeggen, tot hare Swarte-konstenaren, die ook de Genees-meesteren na-apen: en haar verzogt hebbende om haar te komen bezoeken, plegen zy raad met haar op d'uitkomst van hare ziekten. Deze ongelukkige onderstanden van den bozen Geest, hebben door hare beguigelingen, zodanig een geloof onder deze arme bedrogene verworven, dat zy geagt zijn gelijk Zegs-lieden van het leven en van de dood, en zodanig ontzien ter oorzake van hare besweringen, en de wrake die zy nemen over alle wie haar veragten, dat'er niemant is onder dit elendig Volk, die niet voor eerlijkheid rekent met eene blinde gehoorzaamheid haren raad aan te hangen. Ga naar margenoot+Het moet voor alle andere dingen wezen, dat de Hutte waar in de Boyé komen moet, wel zuiverlijk bereid zy: dat de kleine Tafel, die zy Matoutou noemen, zy gedekt met Anakri voor Maboya, dat is te zeggen, met eene Offerande van Cassave en van Ouycou voor den bozen Geest; en zelf met d'eerstelingen van hare Tuinen, indien 't in het zaizoen der Vrugten is: Daar moeten ook in een van de hoeken van de Hutte zo vele kleine Stoeltjes staan, als'er Perzone by dit afgrijzelijk werk zullen gevonden worden. | |
[pagina 163]
| |
Na deze voor-bereidingen, de Boyé, die nimmerGa naar margenoot+ dit werk der duisternissen pleegt als by de nagt; hebbende zorgvuldig doen uit-blusschen alle het vuur dat in de Hutte en daar ontrent was, gaat by deze donkerheid in, en zijne plaatze gevonden hebbende ter hulpe van het swak schijnzel van een aangesteke Tabak-einde dat hy in zijne hand draagt, zo spreekt hy terstond eenige Barbarische woorden; daar na stampt hy met zijn slinker voet op d'aarde met, verscheide hervattingen; en het Tabak-einde, dat hy in zijne hand draagt, in zijnen mond gesteken hebbende, zo blaast hy den rook die'er uitkomt vijf of zes malen om hoog, daar na het Tabak-einde in zijne hand brijzelende, zo verspreid hy het in de lugt. En als dan de Duivel die hy door deze aperijen heeft doen opkomen, schuddende met een felle waggeling het dak van de Hutte, of eenig ander vervaarlijk gerugt verwekkende, komt alzo vaardig te voorschijn; en antwoord onderscheidentlijk op alle de vragen, die hem door de Boyé worden gedaan. Indien de Duivel verzekert, dat de ziekte van denGa naar margenoot+ genen om wie met hem raad word gepleegt, niet doodelijk is, dan naderen de Boyé en het spook-beeld dat hem vergezelschapt by den zieken, om hem te verzekeren dat hy wel haast zal genezen zijn; en om hem in deze hope t'onderhouden, zo raken zy d'allersmertelijkste delen van zijn lighaam zagtelijk aan, en die een weinig gedrukt hebbende, zo veinzen zy daar uit te doen komen eenige doornen, gebrijzelde beenderen, splinteren van hout, en stukken van steen, die, na het zeggen van deze ongelukkige Geneesmeesteren, d'oorzake van zijne kwale waren. Zy bevogtigen ook zomtijds met haren adem het swakke deel, en daar aan met verscheide hervattingen hebbende gezogen, zo overtuigen zy den lijdenden, dat | |
[pagina 164]
| |
zy door dit middel hebben uitgetrokken alle het vergif dat in zijn lighaam was, en dat hem in kwijnen t'onderhield: Eindelijk tot het besluit van deze vervloekte verborgentheid, zo wrijven zy het gants lighaam van den zieken met het zap van de Vrugt van Junipa, die het verst met een geweldig donker bruin, het welke is als het teiken en het zegel van zijne genezing. Ga naar margenoot+Zekere Volkeren, niet konnende dragen de moeijelijkheid en d'ongemakken van eenen al te verminkten ouderdom, waren gewoon met een glas Scherling hare ziele te verjagen, die al te lange na haren zin in haar elendig lighaam kroop. Maar hoe verre d'Ouderdom van onze Karaïbanen mag gekomen wezen, zo worden de Kinderen nooit moede hare Vaderen en hare Moederen in dien staat te zien. Het is waar, dat eenige Karaïbanen de dood van hare Ouderen hebben verhaastet, en hare Vaderen en Moederen gedood, gelovende een goed werk te doen, en haar eene lieftallige gedienstigheid te bewijzen, in haar te verlossen van vele ongemakken en moeijelijkheden, die d'Ouderdom met hem sleept. Maar eerstelijk, zy gebruikten deze onmenschelijkheid niet als wegens de genen die het aldus begeerden, om van d'elenden dezes levens verlost te wezen: en dat was niet als om te voldoen d'ernstige gebeden van haar die vermoeit waren in te leven wanneer zy aldus handelden. Daar-en-boven, deze barbarije is nimmer algemeenlijk onder haar aangenomen geweest: en d'allerverstandigste hebben 'er tegenwoordig eenen gruwel af, en onderhouden hare Vaderen en hare Moederen tot aan den laasten oogenblijk van haar leven, met alle zorgvuldigheid, en alle de betuigingen van vriendschap, eerbewijs, en van onderdanigheid die men zoude konnen verwagten uit cene Natie, die | |
[pagina 165]
| |
geen ander ligt heeft om haar te geleiden als dat van de verdorvene nature. Zy dragen geduldiglijk de gebreken en de gemelijkheden van haren Ouderdom, vermoeijen hun niet in haar te dienen en houden haar zo veel als mogelijk is by haar om haar te vermaken. Het welke genen kleinen lof verdiend, indien men overweegt dat dit by Barbaren word gedaan. Dat zo eenige onder haar, hare Vaderen en hare Moederen aldus niet eeren, die zijn ontaart van de deugt haar 'er Voor-ouderen. Maar als, niet tegenstaande alle hare zorgen en alleGa naar margenoot+ hare moeiten, zy iemant van hare Naasten of van hare Vrienden verliezen, dan maken zy groot geschreeuw en grote wee-klagten op zijne dood. Na dat de Karaïbanen het doode lighaam met hare tranen hebben bevogtigt, wasschen zy het, maken het rood, wrijven het hoofd met olije, kemmen het hair, vouwen het de beenen tegen de dijen, d'ellebogen tusschen de beenen door, en zy buigen het aangezigt op de handen, invoegen dat het geheel lighaam byna is in het zelve postuur als het Kind in den buik van zijne Moeder, en zy winden het in een nieuw Bedde, verwagtende dat zy het in d'aarde leggen. Zy maken gewoonlijk de kuil in de Hutte van denGa naar margenoot+ overledenen, of zo zy hem elders begraven, dan maken zy altijd een klein dekzel op de plaatze daar het lighaam rusten moet, en na dat zy hem in deze kuil hebben laten zakken, en in zijn Amak gewonden, maken zy'er een groot vuur rondom, en alle d'alleroudste zo Mannen als Vrouwen huiken op hare knijen. De Mannen plaatzen haar agter de Vrouwen, en van tijd tot tijd laten zy haar de hand over d'armen glijden om haar tot weenen aan te porren. Daar na al zingende en schreijende, zeggen zy alle met eene erbarmlijke en klagende stemme. | |
[pagina 166]
| |
‘Ach! waarom zijt gy gestorven? Gy had zo vele goeden Manioc, goede Pataten, goede Bananen, goede Annassen. Gy waart zo bemind van uw Huisgezin, en men droeg zulk eene grote zorge over uwen Perzoon. Ach! waarom zijt gy dan gestorven? Indien het een Man is, dan voegen zy'er by. Gy waart zo strijdbaar en zo edelmoedig. Gy hebt zo vele Vyanden ter neder-geveld: gy hebt in zo vele gevegten uitgemunt: Gy hebt ons zo vele Aroüages doen eten: Helaas! wie zal ons nu tegens d'Aroüages beschermen? Ach! waarom zijt gy dan gestorven? En zy hervatten het zelve lied verscheide malen. Ga naar margenoot+Het gejammer en gehuil van de Karaïbanen pleeg ten anderen tijde tien dagen, of daar ontrent, te duuren: want indien tijd, kwamen hare Bloed verwanten en zelf hare aller beste Vrienden den dooden twe malen des daags aan de kuil bezoeken. En zy bragten dezen dooden altijd t'eten en te drinken, yder reize tot hem zeggende. ‘Ach! waarom zijt gy gestorven? Waarom wilt gy in het leven niet wederkeren. Zegt ten minsten niet dat wy u geweigert hebben waar van gy leven moest. Want wy brengen u t'eten, en te drinken. En na dat zy hem deze schone vermaning hadden gedaan, gelijk of hy die hadde konnen horen, zo lieten zy by hem op de kant van de kuil de spijzen en de dranken tot aan het ander bezoek, dat zy haar op zijn hoofd stieten, om dat hy zig niet gewaardigde zijne hand uit te steken om haar aan te nemen, Ga naar margenoot+Eenige Karaïbanen van byzondere Plaatzen stellen nog heden spijzen by de kuil van den dooden; maar zy laten haar zo lang een tijd niet zonder haar met aarde te dekken, als zy ten anderenmale deden. Want na dat het Lijk-gezang ge-eindigt is, en dat | |
[pagina 167]
| |
de Vrouwen alle hare tranen hebben uitgeput, legt een van de Vrienden des overledenen hem eene plank op het hoofd, en andere stouwen d'aarde met de hand allengskens voort, en vullen de kuil. Zy dooden ook zomtijds Slaven om de swervendeGa naar margenoot+ Geesten van hare dooden te vergezelschappen, en haar te gaan dienen in d'andere wereld. Maar deze arme elendige ontsnappen het te voet als haar Meester sterft, en beschermen haar in eenig ander Plaats. Men krijgt een regtveerdige schrik op het verhaal van deze onmenschelijke en Barbarische Lijk-pligten, die bevogtigt worden met het bloed van de Slaven, en van verscheide andere Perzonen, en die Vrouwen voor het gezigt stellen met den strot af-gesneden, gebrand, of levendig begraven, om in d'andere wereld hare Mannen gezelschap te gaan houden, gelijk men daar voorbeelden af vind by verscheide Natien. Maar onze Karaïbanen genoegen haar in deze ontmoetingen, met de Slaven van den overledenen te dooden, zo zy haar konnen agter-halen. Eer de Karaïbanen gemeenschap met de ChristenenGa naar margenoot+ hadden gehad, doe begraven zy met het Lighaam de Klederen, de toerusting, en den gantschen aanhang van d'overledenen. Want in het laaste bezoek dat zy by den dooden kwamen doen; bragten zy alle den Huis-raad die hem gedurende zijn leven hebbe gedient, te weten, den Boog, en de Pijlen, de Boutou of de Knodze, de Kronen van vederen, d'Oorbehangzelen, de Hals-snoeren, de Baggen, d'Armringen, de Korven, de Vaten, en d'andere dingen die tot zijn gebruik waren, en begraven het alle te zamen met den dooden, of branden het op de kuil. Maar tegenwoordig zijn zy zuiniger geworden: want de naaste Bloed-vrienden van den overledenen behouden dit alles, tot haar gebruik; of zy schenken het | |
[pagina 168]
| |
aan de behulpzame, die het bewaren ter gedagtenisse van den overledenen. Ga naar margenoot+Na dat het Lighaam met aarde is bedekt, snijden de naaste Bloed-magen hun hair af, en vasten gestrengelijk, gelovende dat zy hier door en langer en gelukkiger zullen leven. Andere verlaten de Hutten en de Plaatzen daar zy iemant van hare Vrienden hebben begraven, en gaan elders woonen. Als het Lighaam ten naasten by verrot is, houden zy nog eene verzameling, en na dat zy het Graf al zugtende hebben bezogt en met voeten getreden, zo gaan zy hare ontugtigheden bedrijven, en hare smerten in den Ouïcou verdrenken. Aldus is de Plegtigheid geeindigt, en men komt dit arm Lighaam niet meer kwellen. Laat ons nu weder eens zien wat Gedierten, zo wilde als tamme, onze Zurinaamsche Kust uitleveren; waar van wy in 't vervolg zullen handelen. |
|