Beschryvinge van de volk-plantinge Zuriname
(1718)–J.D. Herlein– Auteursrechtvrij
[pagina 169]
| |
IX. Hooft-deel.
| |
[pagina 170]
| |
of meer uitgeschoten worden sluiten de andere wederom. Ga naar margenoot+Buffels, deze zijn zo groot als Koeijen, hebbende een vlees als Osse of Koe-vlees, wegende 500. à 600. ponden swaar, zijnde zeer goed en nutbaar om t'eten. Ga naar margenoot+Ossen en Koeijen, maar zo menigvuldig niet dat de Vlees houwers daar veel zoude te doen hebben. Ga naar margenoot+De Harten worden veel tijds van rode of swarte Slaven gevangen, want de Planters hebben gemeenlijk een of twe swarte, dog meestendeel rode (om dat die het Land best kennen) Slaven, die dagelijks op de Jagt en uit Visschen gaan. Die van Parimaribo, zo ze in staat zijn, houden hier toe ook een of twe; dog liefst hebben zy Karaïbanen, want deze haar grootste vermaak is om te Jagen en te Visschen; wanneerze swaar werk, gelijk de swarte Slaven, moeten doen dan lopen zy weg. Ga naar margenoot+Kabritjes of Rheën, deze werden by de Borgers en Planters opgevoet als ander tam Vee, zijn niet groter als een gemene Bok; haar vlees is heel lekker, en zy bletteren als Schapen. Ga naar margenoot+De Hazen zijn hier ook wel te hebben, maar van een ander slag en maakzel; de rug is bruin vermengt met witte stippen, de poten en ooren kort, zulks dat zy in 't geheel geen gelijkenisse na andere hebben; de smaak is zeer delicaat en niet wild, zijnde het vlees heel en al als Kalfs-vlees. Ga naar margenoot+Konijnen, deze zijn zo aangenaam niet als de Vaderlandsche, hoewel deze nog zo blank zijn, 't vlees veel droger, derhalven niet zo smakelijk. De kop alleen gelijkt iets na de Vaderlandsche Konijnen, zo men'er egter de ooren af uitzondert, dewelke even als de poten heel kort zijn, 't hair is doorgaans grauw. | |
[pagina 171]
| |
Krocodillen zijn niet heel groot, en ook ziet menGa naar margenoot+ ze zelden. Quotoes, deze is swart en eenige manier als deGa naar margenoot+ Apen, dog wat groter met een lange steert, waar mede zy zig van d'een Boom na d'andere swengt; zy hebben een rood bakkes, het hair over't voor-hoofd hangende ziende uit als een oud grimmig gedrogt. Cuscary, deze is mede swart en kleinder, al omGa naar margenoot+ geschapen in gelijkheid van de Leeuw. Het Bos-dier Hayi, deze is zo groot als een Hond,Ga naar margenoot+ heeft mede een aangezigt als een Meer-kat, ook een hangende buik ligt grauw, een zeer lange steert, wonderlijke plompe voeten als een Beer, lange klauwen, en schoon het zeer wild is zo werd het dog ligtelijk getempt, als het gevangen is; wegens de lange klauwen spelen de Indianen daar niet mede; dit Dier heeft men nog in de Bosschen, nog in de Huizen, ooit zien eten. Marmazet, deze is een klein aardig Diertje van eenGa naar margenoot+ gele en groene koleur, veel kleinder als een Aap, nogtans beheerst het alle de andere Boom-danssende Aperige gezellen, op hare rug, rijdende, springende de dienaars van deze Marmazet van d'eene Boom op d'andere, haar daar-en-boven de spoor gevende met haar in de ooren te bijten, zo dat zy zelfs niet konnen afgesmeten worden, om dat zy zeer vast houden. Tatu, deze is een span hoog en anderhalve spanGa naar margenoot+ lang, en over al, tot zelf aan de buik, gewapend met schilden op malkanderen sluitende met leden, als of het een Harnas ware; heeft een lange spitze mond, een lange steert, onthoud zig by de Steen-klippen; zijn spijze is eenig klein Gedierte als Mieren, en diergelijke Aard-diertjen, nogtans hebben de zelve goed en vast vlees. | |
[pagina 172]
| |
Ga naar margenoot+Serwoy, ook wel Cerigons, deze is wit, swart en grauw, gelijkende een Kat, heeft ook een steert. Werpende gemeenlijk zes Jongen, heeft een buidel met een snee of opening in de buik een halve span lang, en inwendig des splits heeft het nog een vel, dan de buik is hem niet open, en inwendig in de splits heeft het de tepels, en waar het heen gaat draagt het de Jongen inwendig in de splits, daar de zelve toe in en uit komen tot zy gaan konnen. Ga naar margenoot+Coaty, deze is van de grote als een Haas, heeft een aangezigt als een Meer-kat, een hangende buik, kleine spitze ooren, een kleine kop, en de mond is van d'oogen af langer als een voet, na voren spits, byna over al even dik; het heeft een enge bek, zo dat men kwalijk een kleine vinger daar kan in steken; als het gevangen word trekt het alle vier voeten by malkanderen, en men kan die met geen middel opbrengen. Ga naar margenoot+Pag of Pagae, is mede een wild Dier, tamelijk hoog, hebbende eene wonderlijke gestalte van hoofd, een zeer schoon vel met witte as-grauwe en swarte vlakken. Als men het in Europa hadde zoude het veel in waardy zijn, maar word weinig gevangen. Ga naar margenoot+Tovous, deze is een Otter gelijkende, as-grauw van koleur en spriklig bond, zijn voeten lang, redelijk dik, dog onaangenaam in 't gezigt; houdende zig in de grond in vlietende wateren, doende geen Menschen schade; deze zijn boven alle zeer mals en aangenaam van vlees. Ga naar margenoot+Lootsmannen, deze is klein dog in alles de Apen gelijkende, hebbende lange nette baarden onder de kin, waar door zy vertonen een zekere zoort van deftigheid. Ga naar margenoot+Bakkers, worden zo genaamt, om dat zy de voorste poten zo bewegen als iemant die Deeg kneet. | |
[pagina 173]
| |
Janovare, zijnde een knije hoog en zo veerdig alsGa naar margenoot+ een Wind-hond, heeft onder de keel haire in een bos, zien in gedaante als een Vos; de Wilden vrezen het bezonder; levende van de roof als de Leeuw, zy moeten het in't leger-stee overvallen om met de Pijl te schieten, anders konnen zy het niet bekomen. Kaboutermannen, een zoorte van Aapjes, hebbendeGa naar margenoot+ mogelijk die naam gekregen van hare veerdige sprongen door de Geboomte, dan ziet men die hier dan wederom daar, en dat met zulk een geswindigheid dat men daar het oog nauwlijks op kan houden. Doodshoofjes, ook Aapjes, zeer zoete en aangenameGa naar margenoot+ beesjes, zy zitten gemeenlijk op grote Apen, welke zy als zy honger hebben zo lang bijten tot dat zy haar op een vrugt-dragende Boom brengen, daar zy t'eten konnen bekomen. Leguanen, deze zoort zijnder ook zeer veel, we-Ga naar margenoot+gens de koleur en maakzel de Hagedissen gelijk, zijnde buiten de steert wel anderhalf voet lang. Zy leggen gemeenlijk in de dartig Eijeren daar maar een vlies om zit, die, om te nuttigen, in alle gebruik zeer goed zijn. Meer-katten, deze hebben een lange baard, als deGa naar margenoot+ Zee-gebokken, daar van eenige rood zijn, springende met aardige posturen op de Bomen. Nog een zoorte van Meer-katten, Sagovin genaamt,Ga naar margenoot+ deze is rood en zo groot als een Eekhoorn, heeft anders een mond, borst, hals (en andere leden) als een Leeuw, is bemind om zijn schoonte; 't is zo teer en swak dat het het dijnen van de Schepen niet kan uitstaan; zijn in haar zelfs hoogmoedig, zo dat als men het in 't minste benadeelt en vertoornt, zo zoude het sterven. De Hagedissen zijn hier overvloedig veel, en groenGa naar margenoot+ van koleur; konnen mede onder de viervoetige Die- | |
[pagina 174]
| |
ren gerekend werden: Wanneer ze Menschen vernemen, daar zullen ze snel voor weg lopen; zijnde een teken van bangheid. Ga naar margenoot+Schildpadden, hoewel ze meest in 't water haar verblijf hebben, zijn mede verzien met vier voeten, en daarom hier ook by-gevoegd. Veel werden ze hier niet gezien, maar die gevangen werden zijn al vry groot; 't vlees is heel lekker en smaakt even gelijk als 't Kalfs-vlees. |
|