Beschryvinge van de volk-plantinge Zuriname
(1718)–J.D. Herlein– Auteursrechtvrij
[pagina 46]
| |||||||||||||||||||
IV. Hooft-deel.
|
A. | De Stad Parimaribo. |
B. | 't Fort of Kasteel Zelandia. |
C. | 't Magazijn op 't Fort. |
D. | De Gouverneurs Huis. |
E. | Het Huis van den Commandant. |
F. | Is de Kerk en Stads-Huis. |
G. | De Nieuwe Uitlegginge. |
H. | Het grote Bos. |
I. | De Riviere Zuriname. |
Ga naar margenoot+Parimaribo of Nieuw Middelburg voorsz. legt vlak aan de Rivier Zuriname, op de hoogte van 6. graden 45. minuten, ruim vijf Duitsche mijlen van zee de Rivier op waarts, het is ontrent met vijf hondert Huizen verzien, altemaal van Hout gebouwt om dat het luftiger als Steen is; aan de Water-kant is het meest
met Oranje-bomen beplant, dat een heel vermakelijk gezigt geeft, en rondom heeft het een grote Vlakte, gemeenlijk Sarana genoemt, dat wederom met digte Bosschen is bezet.
Daar is een Weg van Parimaribo door 't Bos ge-Ga naar margenoot+houwen eenige uuren lang, tot gemak van de Kost-Plantagies die aldaar zijn, om haar waren gemakkelijk na de Stad te brengen. Dit waren de schuil-hoeken der Parimaribosche Vrouwen, doe deze Plaats van de Franschen Belegert wierd, waar van hier na iets omstandig zal gehandelt werden.
De Kerk en 't Stads-Huis van Parimaribo zijn een,Ga naar margenoot+ het bovenste deel werd tot de Gods-dienstige Oeffeninge gebruikt, en het onderste tot de Vergadering der Heeren van 't Land en Stad, het is een redelijk Gebouw van Klip-steen opgemetzeld, dat zig aan de Water-kant van de Schulp-mijnen t' zamen zet; dat daar gemakkelijk was te krijgen, alzo Parimaribo op Schulp-grond gebouwt is, dat daar heel zindelijke Straten maakt, want de swaarste Regen is niet in staat om de Straten ombekwaam te maken, alzo het Water door zekere Water-leidingen binnen de tijd van een half uur al weg is.
By de Kerk is een schoon Bos, bestaande alleenGa naar margenoot+ in Oranje-bomen; zijnde voor de Kerk en onder het geboomte de Begraaf plaats van de aanzienlijkste Beampte of Societeits bediende. Hondert schreden verder is de Rust-legginge voor alle de Ingezetene dezer Plaats.
Het Huis van de Gouverneur is ook een heel grootGa naar margenoot+ Gebouw, dog van Hout, heeft aan de zy een Gallery; van zijn Huis na 't Fort loopt een Wandelary, aan beide zijden met Oranje-bomen en een geschoren Heining bezet, dat heel fraai staat: het Huis van de Commandant van 't Fort is ook heel aanzie-
nelijk, maar zo groot niet als het voornoemde; dit was voordezen de Woon-plaats van den Gouverneur.
Dit is de vergader-plaats van Parimaribo alwaar de Planters t' zamen komen, daar de Heeren van de Regeringe hun bevelen uitgeven, en het gehele Volk de zelve ontfangt; hier varen de Schepen of en an, want by Vredens-tijd leggen hier gemenelijk omtrent twintig Schepen op de Ree, terwijl eenige al na het Vaderland varen, en andere op komende wege zijn, 't welk het Land voor minder prijs, als anders, grote ververssingen veroorzaakt.
Ga naar margenoot+De Bewoonder van deze Plaats zijn ten dele Neerlanders, Franschen, Duitschers en Joden, de laaste hebben alhier een vrije Synagoge; de Franschen Leren by zekere tijden in de Nederduitsche Gereformeerde Kerk; de Rooms Catholijke mogen hier niet Leren: Het bestaan van deze Menschen is, in alderhande Koopmanschappen en eenige Handwerken.
Ga naar margenoot+De Huis-houdingen gaan in dezer voegen, elk heeft zo veel Slaven als hy met fatzoen kan onderhouden, en laat zig daar heerlijk genoeg van bedienen, zo hy ze niet van noden heeft, laat hy de zelve uit Werken gaan by andere om een dag huur, en dan krijgenze 12. stuivers met de Kost, dog zonder de zelve 15. stuivers.
Ga naar margenoot+Niet tegenstaande al de Huizen van Hout gebouwt zijn, zo zijn 'er nog tegenswoordig twe van Steen, die met Pannen gedekt zijn en met Glaze Vensters verzien; maar men oordeelt de zelve zo gezond niet te zijn als die van Hout, want de hitte des daags al te sterk door de Pannen in komende, kan zo ras door de Muuren niet heen dringen als door de Houte schuttingen of wanden, om dat ze niet heel digt gemaakt werden. Verders werden in de Houte Huizen geen Glazen gevonden, maar men zet voor de
Vensters gemeenlijk Raamten met grof Gaas bekleed om de voorby gaande het inzien te beletten; de Huizen haar langtens staan meest alle neffens de Straat, om dat 'er de Wind beter kan door waaijen.
De Meubelen of Huis-zieraden vind men hier zoGa naar margenoot+ menigvuldig niet als in Europa, meest bestaande in 't geen men tot een nootwendig gebruik ten uitersten van noden is, als Bedden en haar toebehoren, om in de Na-nagt te slapen, dewijl het dan kouder is als in de Voor-nagt, voorts een Kast of Kabinet, Ledikant, Spiegel, Tafel en Stoelen, daar beneffens het gebruik van de slingerende Hang-matten, met de Keuken nootwendigheden, zo dat alles uit Europa voornoemd hier moet gebragt werden, voornamentlijk Provitie in Eet-waren, als mede velerlei zoorten van Drank, waar door de Menatie aan Parimaribo heel kostelijk valt, buiten 't gene het Land in Vrugten Aard-gewassen, voor de Keuken, nog rijkelijk daar toe geeft; zo dat by 't weg blijven der Schepen het hier heel zober uitziet, anders leven de Menschen zeer mildadig, en zo wel buiten gebrek als in Plaatzen daar gestadig toevoer was.
De manier van Kleding onder deze Volkeren, isGa naar margenoot+ voor tegenswoordig op de Hollandsche of liever gezegt de Fransche dragt, naar een yders believen en welgevallen, dragende de Mans nu alle ligte Lakenze en andere zoorten van Stoffe Kleding met Zijde gevoert; daar men te voren pleeg gekleed te gaan met witte Doorniks of Haarlemmer Streep, gemonteert met swarte Hare Knopen en Knoop Gaten, dat wegens het gestadige Wassen der zelve Kledinge veel kosten veroorzaakte, dat nu de tijd anders heeft by gebragt: Dog omtrent de gemene Luiden, zijn doorgaans wel zo pragtig en uiterlijker als in 't Vaderland, wordende byna niets te kostelijk geoordeelt, 't welk dan me-
de by de andere Christenen, in hoger aanzien, door het gehele Land word na gevolgt, schijnende aan de vermaaklijkheden des Lands eigen te zijn, wijl al het geile Groen des Menschen ooge dartelt, en 't herte doet huppelen in genoege.
Ga naar margenoot+In 't Noord-oosten digt aan Parimaribo en de Rivier Zuriname, legt de zeer voordelige Sterkte Zelandia, deze naam bekomen hebbende van die van Zeeland, die ze eerst bezeten hebben, en de gansche Volk-Planting den Engelschen afnamen in 't Jaar 1667. door beleid van de Admiraal Krijnzen en de Vice-Admiraal Culeward, met een Vlootje van drie Oorlog-Schepen en eenige kleindere Vaartuigen, van alles wel voorzien, en op hebbende drie hondert Soldaten, onder 't bestier van de Generaal Ligtenberg. De Vesting van Zelandia is van Schelp-steen gebouwt, met goede Gragten en aarde Buiten werken versterkt, en van binnen genoegzaam voorzien met Geschut en Manschap, als mede van de nodige Magazijnen, Wapen-kamers, Kruit-kelders, Wagt-huizen, enz. De Stroom, door de zee-vloeden opgestuwt, bespoelt zelfs de voet van de Vesting, wordende 't gewelt van 't water door ingeworpe Stenen gebroken en daar door 't af en weg-spoelen verhindert.
Ga naar margenoot+Het ruime Plein in 't voorsz. Fort, is vereerd geworden met de Begraaf-plaats van Mijn Heer de Goyer, Gouverneur over geheel Zuriname, zijn E. is Overleden in 't Jaar onzes Heeren 1715. den ... July, en ter Aarden bestelt den eersten Augusty, met zeer grote stoet, onder het lossen van 't Geschut der Schepen en 't Fort, en 't Salvoos schieten der Soldaten, tot grote bedroeffenis van zijn Huisgezin en der Gemeente. Wijders is het Fort Zelandia tot bescherming van de Stad Parimaribo en de Rivier Zuriname, wanneer ze van Vyanden overvallen mogten
werden. De Rivier is hier omtrent een half uur breed, zo dat het Geschut maar effen kan toebrengen.
De Zurinaamsche Maatschappy heeft, behalven Ze-Ga naar margenoot+landia, nog een andere Vesting, Cotteca of Sommelsdijk genaamt, om datze eertijds de Woon-plaats is geweest van den Hoog Ed. Heer Sommelsdijk, Opper-Bestierder van de Volk-Planting; waar van wy des zelfs Leven en Sterven hier kortelijk zullen ter nederstellen.
Anno 1683. De Heer van Sommelsdijk besloten heb-Ga naar margenoot+bende om in Perzoon, de Colonie van Zuriname, welke zijn H.E.W. voor een derde deel toekwam, te gaan bestieren en in eenen beter staat te brengen als tot nog toe was, en alles ter reize vervaardigende, wierd by zekere gelegentheid van zijne Hoogheid den Prins van Oranjen, namaals Koning van Groot Britannien Hoogloff. Mom., gevraagt, wat zijne E. dog bewoog zulken moeijelijken last op zig te nemen, als reeds zo grote goederen en aanzien bezittende, waarop dat zijne E. antwoorde, dat de voornaamste beweegreden daar toe was, om regt en geregtigheid te oeffenen.
De Heer van Sommelsdijk dan vertrokken om 't Gouvernement van de Colonie zelf te aan vaarden, heeft kort na zijne aankomst in Zuriname Vrede gemaakt met de Indianen tot zonderling voordeel van de Coloniers. Zijne E. heeft ook grotelijks tot welstant van de Colonie ingestelt een Raad van Justitie. Zie Rom. de H.
De Wetten van zijn E. ingestelt dienen ook eeniglijk om de Colonie in eenen bloeijenden staat te brengen, als blijkt uit deze volgende:
Dat gene van de Colonie voortaan meer met Swarten zou Trouwen, ook met streng verbod van met gene Swarte te Hoereren.
Dat gene particuliere Planters hunne Slaven in 't toekomende niet meer zouden mogen verminken of met de Dood straffen, maar de zelve zulks verdienende aan den Raad van Justitie zouden moeten overgeven.
Om tot eenige byzonderheden van 't Leven van zijn H.W.G. te komen.
Ga naar margenoot+Zijne E. Woninge aldaar was maar van Hout gelijk die van de meeste Planters, zonder pragt of wereldlijke verzierzelen.
Ga naar margenoot+Zijne E. ordinaire dagelijkze Kleding was maar van gemein fijn ongebleekt Linnen, dragende zijn eigen Haar zonder Poeder, zinlijk en rein zijnde over zijn Lighaam, zig dagelijks in zijn Binnen-kamer wassen-Ga naar margenoot+de en badende. Matig in 't gebruik der Schepzelen van God doorgaans zijne bekomst eetende uit eene Schotel, hoewel 'er op zijne E. Tafel dagelijks zevenerlei verscheide zoort van Spijze wierden opgedischt voor de mede aangezetene. Gemeenlijk geen ander als grof Roggen Brood, en voor Drank Wijn met Water gemengt gebruikende. Gelijk zijne E. een grote liefhebber was van 't Planten van allerlei Gewassen, was zijn dagelijks divertissement in de Tuin te gaan wandelen en werken.
Ga naar margenoot+Kort na dat de Heer van Sommelsdijk 't bestier van de Colonie had aangevaart, gebeurde het, dat een van de Vorsten der Indianen, onder het district van 't Fort Zelandia, eene van zijne drie Vrouwen, waar op hy vergramt was, gedood hebbende, daar over op bevel van zijne Excell. in arrest genomen wierd, geexamineert zijnde en schuldig aan Doodslag geoordeelt, en daar over de Dood hem aangezegt wierde, was hy zelf en de andere Indianen daar door zeer ontstelt, zeggende dat het hen vremd voor kwam dat hy om een Vrouw zou gedood worden, dewijl hy
nog twe andere hadde. Waar op zijne Excell. door een Tolk, zijnde de Overste van de Synagoge der Joden, die de Indiaansche tale verstont, hen liet zeggen, dat de God die de Hemel en Aarde geschapen heeft ons geboden had, dat die des Menschen bloed vergiet, diens bloed weder zal vergoten worden. Waar op de Vorst en andere Indianen antwoorden, weten wy dat niet zo zijn wy en onze Kinderen slimmer als de Peerden, en daar op hielden ze zig stil, en lieten toe dat de straffe van Onthoofding over den schuldige Vorst wierd uitgevoert.
Zijne E. was van een edelmoedig inborst, hebben-Ga naar margenoot+de eene zonderlinge liefde voor den Godsdienst, agting voor de God-vrezende en yverig om hen te beschermen en te begunstigen; gemeenzaam en weldadig iegens een iegelijk: integendeel een groten afkeer hebbende van de ongebondenheid, tot voorkoming en vertoning van deze ondeugt in de Soldaten, deze aan den arbeid doende zetten en aan hem daarom maar een matig gebruik van voedzelen toestaande, als zijnde het beste middel tegen de ongeregelde geneigtheden. Dog zijne E. wierd wel van eene zijner Zusteren, die toen ook in Zuriname residerende, ge-adverteert van de Peerlen niet voor de Zwijnen te werpen, om dat ze zig omkerende hem niet mogten verscheuren. 't Welk zijne E. door eene droevi-Ga naar margenoot+ge en geweldige dood is overgekomen, gelijk bekent is, in den Jare 1688. den 19. July. Dit Feit wierd uitgevoerd door elf zamen geswoorne rebellen, die met geweld meer en beter rantzoen eischten als dagelijks uitgedeelt werd, terwijl zijne E. met den Commandant Verboom 's morgens voor zijn Huis ging wandelen in de Oranje-bomen allée. De voornoemde elf rebellen kwamen op eene ongeschikte wijze met hun geweer en half dronken zijnde 't gezeide van zij-
ne E. afvorderen, waar op zijn E. Excell. naar een Houwer taste om deze baldadige te rug te drijven, en de arm opheffende, schoten ze gelijkelijk op hem, waar door dood ter aarden viel, wordende de Commandant met een ook swaar gekwetst en negen dagen daar na aan zijne wonde stervende.
Ga naar margenoot+Een van de elf muitelingen wierp zig voor hooft van hen op, en zy namen gezamentlijk het Huis van zijne Excell. in, maakten zig meester van den besten Inboedel als van Zilver en Goud, enz. De opperste rebel trok zijne Excell. beste Kleed aan en ging daar mee pronken. Deze ontboot de gansche Militie uit het Land, en nodigden de zelve zig by hem te voegen (de Gouverneur van kant zijnde en de Commandeur swaar gekwetst) voegden zijn vijftig â zestig gemene Soldaten by de voorsz. elf muitelingen, willende de overige Militie en Officieren daar mede niet te doen hebbende, maar hielden zig stil dewijlze niet magtig genoeg waren, om de rebellen te wederstaan. Welke de Burgery van 't Vlek ontwapent hebbende, zig meester maakten van 't Fort Zelandia, begravende in 't zelve Fort het Lijk van zijne Excell., en eenige Kanon schoten ter gelegentheid van zijn E. begraaffenis doende.
Ga naar margenoot+De rebellen ziende, dat ze geen meer aanhang kregen, dagten weg te gaan met zijne Excell. beste goederen, zig daar toe willende bedienen van een groot Schip van de Societeit, dat met Zuiker geladen voor 't Fort gereed lag om naar Europa te varen.
De Schipper van 't voornoemde Schip aan Land gegaan, om te vernemen wat daar gaande was, werd van de rebellen in verzekering genomen, en deze maakten zig daar op meester van 't Schip, ondertusschen met de Burgers van 't Vlek accorderen voor zekere zomme Gelds onder beding van hen dan niet te beschadigen.
De Raad van Justitie hier door tijd hebbende bood het gehele Land op, komende daar op de op ontbodene met verscheide zoort van kleine Vaartuigen, en een groot Hollands Schip, dat uit de handen van de rebellen naar boven ontsnapt was, de Rivier Zuriname boven 't Fort afzakken en bleven aldaar in order geschikt eenige dagen leggen: Komende insgelijks uit de Commewyne eenige Hollandsche Schepen met vele andere Vaartuigen der Planters, beneden het Fort leggen; zijnde alzo 't Schip dat de rebellen ingenomen hadden tusschen beiden bezet. Waarom de Planters zig stil hielden tot dat de rebellen eenige Zuiker uit het Schip ontladen hebbende, de plaats der zelve vulden met de beste goederen van zijne Excell., waar op de elf muitelingen met de rest die zig by hen gevoegt hadden t' Scheep gingen, en gereed zijnde om te vertrekken, wierden van boven en beneden door de Planters en Hollandsche Schepen in slagorde omzingeld. Dog eer het tot een hooft-treffen kwam, boden de gene die niet schuldig waren aan de moord van zijne Excell. aan, de elf rebellen over te geven indien men hen wilde vry laten. Welk verzoek van de Raad van Justitie en deGa naar margenoot+ Planters aan hen werd toegestaan, en waar op ze de elve in handen van Justitie overgelevert, die agt dagen daar na, door de Raad van Justitie gevonnist en veroordeelt wierden, te weten, dat agt zouden opgehangen en drie gerabraakt worden, hen verdiende straf ontfingen.
De overige zestig werde, niet langer in dienst gehouden, en voor en na by vijf à zes naar Holland overgevoert en daar volgens belofte vrygelaten.
Zo ras de van de Societeit in Holland de tijdinge van de dood van zijne Excell. ontfingen, offereerden het Gouvernement aan de Zoon des overledenen
doenmaals Heer van Chatillon genoemt. Waar toe zijne E. nog Mevrouw zijne Moeder niet konde bewilligt worden, om dat zijne Excell. op zo eene moordadige wijze was omgebragt. Waar op dan de Heer Scherpenhuyzen tot Gouverneur wierd verkoren, en met secours van nieuw Krijgs-volk en voorraad van Ammunitie en Vivres tot opvulling van de Magazijnen naar de Colonie overtrok, nevens de Heer van Chatillon, die derwaarts overging om de zaken van zijnen Heer Vader te redden.
Ga naar margenoot+Om weder tot de voorgemelde Vesting Sommelsdijk te komen, ze is dan gelegen op een moerassige grond, ruim zeven mijlen van zee, ter plaatze daar de Stromen Commewyne en Cotteca te zamen vloeijen, en versterkt met goede aarde Wallen. Om dat de buiten Vyanden nergens geen voet aan Land zullen zetten, zo is uit dien hoofde verboden geen Plantagies te mogen leggen aan de Rivier Commewyne beneden 't Fort Sommelsdijk; en alzo leggen ook geen Plantagies aan de Zuriname beneden het Fort Zelandia: Deze twe Forten zijn de voornaamste Sterktens in de gansche Colonie of Volk-Plantinge.
Ga naar margenoot+'t Zou voor de Nieuwe Colonie zeer voordelig zijn, en grotelijks tot hare bescherming tegen allen Vyandlijken aanval dienen, zo ze ook een Sterkte had op de zamen vloeijing van de grote Stromen Commewyne en Zuriname, alwaar nu het Krabbe-Bos leid, dus by genaamt van de grote Zee-Krabben, die hier in menigte van de Bewoonders gevangen worden. De grond van deze plaats is tot het aanleggen van een Vesting wel eenigzins onbekwaam, als wezende moerassig en slijkerig, lopende door de Vloed t' elkens onder, maar zou door ingeheid Paalwerk wel goed gemaakt kunnen worden. Aan de overkant van 't Krabbe-Bos, ook op de Gaar-Vliet
der gemelde Hooft-Rivieren, konde insgelijks een Kasteel van groot gewigt tot beveiliging van die beide Stromen gebouwt worden. De onkosten, tot zo een werk vereischt, zoude volgens gemaakte Calculatie 300000. Guldens, of iets meer belopen. Zo zulks eens uitgevoert wierde, was de Volk-Plantinge niet als met een over-grote Zee-magt aan te doen, dewijl dan gene Schepen de Stromen aan de eene of andere kant zouden kunnen opkomen, of een Landinge ondernemen, zonder zig bloot te stellen voor 't Geschut van die Vestingen. Welkers aangelegentheid, of liever nootzakelijkheid men wel kan afmeten uit de onderneming der Franschen tegens deze Colonie. Van welke twe togten, om ons voorstel te bevestigen, wy hier een nauwkeurig verhaal zullen by voegen.
Gelijk de Franschen; die het steets aanwassend wel-Ga naar margenoot+varen van deze Nederlandsche Volk-Planting met een loer oog aanzien, met schade en schande ondervonden in 't begin van deze Eeuw, wanneerze onder 't bewind van Monsr. Du Cassé met negen Oorlog-Schepen, een Bombardeer-Galjoot en verscheide andere Vaartuigen de Stroom Zuriname opkwamen en met geweldig Schieten en Bombarderen de Vesting meenden te vermeesteren; maar door 't Geschut van 't Fort en de daar byleggende Koopvaardy-Schepen, boven verwagting zo dapper be-antwoord wierden, dat ze tegens wil en dank weder van daar vertrokken; hebbende vele doode en gekwetste, en van hare Schepen, die zeer ontrampoeneert waren, behalven vele kleine verloren een Oorlog-Schip van vier-en-twintig Stukken en hondert en zestig Man; dat door onkunde van de gronden gestrand was en tot buit bleef aan de Nederlanders.
't Was den 10, October 1712, wanneer Monsr.Ga naar margenoot+
Cassart voor de twede maal binnen zes Maanden met agt Oorlog-Schepen, zeven Barken en dartig Barkassen, op hebbende vijf-en-twintig hondert of drie duizent Man van Guadaloupe, een Eiland der Franschen in Amerika, de Zurinaamsche Volk-Planting aantaste. De Oorlog-Schepen konden wegens de ondiepte niet verder als aan de bekende Modder-Bank komen: dog een gedeelte van 't Volk, op twe grote Barken, twintig Barkassen en een klein Oorlog-Schip gezet, voeren vroeg in de morgen-stond na de overkant van de Stroom, eerst aandoende en plunderende de Plantagie van de Heer Amzing, een der Raden van de Colonie, een Man van vele goede hoedanigheden. Het zelve lot van verwoestinge moesten eenige andere Planteryen, voor aan op de vlakte staande, mede ondergaan. Deze verwoesting deed de Negers, als mede de be-angste Vrouwen der Blanken in de Bosschen vlugten voor 't gevreesde gevaar. De Inwoonders, van der Franschen onderneming te voren verwittigt, schikten zig met alle mogelijke vlijt tot een dappere tegenstand. Ten dien einde haddenze over de tagtig stukken Geschut tegen de plaats der ontscheping geplant, de Wallen der Vestingen verbetert, en de zelve van alles wel voorzien. Waar door Monsr. Cassart genootzaakt was het uiterste geweld aan te wenden, om de eer van zijn Koning en eigeagting, door 't mislukken van de eerste onderneming schandelijk verloren, te herstellen, en niet meer schande te behalen. Hy liet derhalven de Schepen en Fregatten in de Rivier komen, behalven het Schip de Neptunus, dat te diep gong, hy deed de Galjoten naderen, en hield zijn troupen ter Landinge gereed. Maar de Schepen die hem moesten begunstigen, en zo de Stad als het Fort beschieten, raakten twe Kanon schoten verr' van de zelve aan de grond. Het
geen Monsr. Cassart verpligte te wagten, tot dat ze door de Spring-vloeden vlot wierden, om de Stad en het Kasteel in te sluiten, en zig met zijne troepen meester te maken van de Rivier Zuriname. Maar alzo deze tegen over het Kasteel en de Stad nauwer word, en een bogt maakt, die maar een sterke Musket schoot breed is, en door 30. stukken Geschut wierd beschermt; was het nootzakelijk, na dat de troepen het vuur zouden uitgestaan hebben, en aan de andere kant van de Rivier komen, een weg over Land te maken, die de bogt van het eene einde tot het andere overdwarste, om de gemeenschap vry te maken voor de troepen en de Schepen, en de zelve de Inwoonders te Water en te Lande af te snijden. Hier op detacheerde Monsr. Cassart, Monsr. Beaudinard, met 100. Granadiers, om die dwars door het Bos en byna ondoorgankelijke Moerassen te zoeken: Deze liet des anderen daags weten aan Monsr. Cassart, dat hy de zelve had gevonden, en van de eerste Woning aan de andere kant van de Rivier al meester was. Waar op Monsr. Cassart, aanstonts het twede battaillon derwaarts dede trekken, om hem in die post te ondersteunen, en volgde zelfs twe dagen daar na met de overige troepen over de Rivier, met het Fregat de Meduze; terwijl twe Schuiten hem Mond-kost en Oorlog-behoeftens bragten.
Zo als de Coloniers, door het ligt van aangestoken vuuren ter wederzijden van de Rivier, zagen dat ze overtrokken, gaven een laag uit al haar Geschut, dat haar had moeten ophouden, waar door alleenig vijf Mannen wierden dood geschoten, en vijf gekwetst in de Sloep van Monsr. Gotteville Bellisle die aan een arm wierd gewond, en een gedood in de grootste Canoë, die door Monsr. Du Bretuil wierd gevoert. De Meduze gevoert door Monsr. De Heri-
court, en de twe Schuiten die hem mede volgden, niet tegenstaande 't vuur uit het Geschut, waar van 't door-boort was, raakten 'er door; maar alzo het niet langer kon besturen, ging Monsr. Cassart daar voor en boegzeerde het met de Schuiten, tot dat 't zelve buiten bereik van het Geschut was, en deedze aanstonts en met haast herstellen. Monsr. Hericourt deed by deze gelegentheid, die zeer delicaat was, alles wat men van zijne ervarentheid zou hebben konnen verwagten. De troepen dan in dezer voegen verzamelt zijnde, maakte Monsr. Cassart in de boven gemelde Woning een Campement, en liet daar in de helft van het Volk, onder gezag van Monsr. De Sorgues; detacheerde wijders Monsr. De Espinoy met 50. Granadiers, om zig van een voordelige post aan de andere kant van de Rivier van Para te verzekeren, en door dat middel de Coloniers alle gemeenschap te benemen. Met de overige Manschap trok Monsr. Cassart, aan het hooft der zelve, 20. mijlen opwaarts langs de Rivier.
De Heer De Goyer dies tijds Gouverneur, schikte middelerwijl 200. Man om Monsr. De Espinoys post aan te grijpen; dog de zelve der Inwoonderen beweginge gewaar wordende, voorkwam haar, toogze met de Banjonet op de tromp van de Snaphaan tegen, sloeg de zelve, nam de Commandant, zijnde de eerste Kapitein van de Stad, gevangen; nevens vier Gemene, doode en kwetste verscheide en dwong de overige in de Bosschen te vlugten. Espinoy verloor in dit tressen, dat scherp was, maar twaalf Granadiers, en bekwam zelfs een schoot in zijn Voor mouw.
Monsr. Cassart kwam, na dat Monsr. Moans met een detachement boven aan de Rivier had gelaten, om die post te bewaren in het Campement, om met de Spring-vloeden die naderden zijn voordeel te doen,
en zo de Stad als het Kasteel, 't welke Monsr. Bandeville vijf dagen bleef Bombarderen, zonder merkelijke schade aan beide te doen, werpende daar in over de hondert Bomben, aan te tasten; de HeerGa naar margenoot+ Gouverneur hier van verwittigt, wierd alzo genootzaakt, na een rijp beraden, met Monsr. Cassart over een Brandschatting te accorderen: Waar toe gemelde Cassart zig geerne gereed vond; wijl hy niet zonder groot gevaar de Schepen, om de banken en het weinige water dat 'er in deze engte was, konde doen naderen.
De Inwoonders niet verflauwende, verweerden haarGa naar margenoot+ onvermoeit, tonende alle goede welvaardigheid, om de Vyanden tegenstant te bieden, met alle goede voorzorge en beleid, als immers mogelijk was, dog met zonderling misnoegen en kragtig nadeel, door het vlugten van de Negers, waar door vele harer magt zal gebroken zijn.
't Zelve deden de Kapiteins Jaques Sirodet, WillemGa naar margenoot+ de Goyer, Cornelis en Pieter Karsten, Cornelis Tomas, en Steven van Lind, die toen alle daar ter Ree lagen; bewijzende een iegelijk zo veel tegenstant, als van eerlijke dappere Zee-Luiden zoude konnen gedaan worden, zonder eenigzins hare pligt te verwaarlozen, op dat des noot zijnde, het voorval genoegzaam naar ware geschapentheid, van haar kon verantwoord worden, ter plaatze daar het behoorde.
Gedurende het beleg, kwamen in de Colonie uitGa naar margenoot+ Europa aan de Kapiteins Jan Schouten, Kasper Keysberg, Pieter Verwer, neffens het Schip de St. Clarida uit Guinea, voor de mond van de Rivier Zuriname het Anker latende vallen, zondenze de Boot van Keysberg op, die door de donkerheid van de nagt de Fransche Schepen passeerde, zonder aangehouden te worden; daar op zond de Heer Gouverneur de Loots te rug,
met ordere aan de Kapiteins om op 't spoedigste weder in zee te lopen, en na Barbados of Curacao te gaan, aan welke laaste plaats deze Schepen behouden gearriveert zijn, en alzo geret uit de handen der Vyanden, zijnde reets meerendeels verloren geagt.
Ga naar margenoot+Ondertusschen was het accoort van Afkopinge tusschen Monsr. Cassart en de Coloniers getroffen, op volgende voorwaarde: te weten, dat men aan hem 15000. Oxhoofden Zuiker zou geven, tot 48. Gulden 15. Stuivers het Vat; belopende alzo in 't geheel eene zomme van 731250. Guldens; welke gestelde zomme men in 't volgend betaalt. Als bestaande in
3500. | Oxhoofden Zuiker, |
750. | Slaven, à 350. Guld. 't stuk, |
180000. | Guld. aan verscheide Waren, |
65000. | Guld. in gemunt en ongemunt Zilver; |
37000. | Guld. in Wissel-Brieven. |
Deze gehele omslag van schade is van de Maatschappy, door eene Reductie onder de Ingezetenen van de Colonie, gereguleert op agt à tien ten hondert van yders Capitaal.
Dit is wel 't voornaamste van 't gene op deze Togt van Monsr. Cassart in de Zurinaamsche Volk-Planting is voorgevallen. De tijdingen, dien-aan-gaande van Parys zelfs ingelopen, melden, dat de onkosten van 't toerusten der Vloot meer bedragen, als de getrokke Krijgs-Schattingen. Zo dat de Vyanden met deze onderneming voor haar zelve geen voordeel behaalt hebben, maar alleen afbreuk aan de Nederlanders toegebragt. Waar voor de Colonie in 't toekomende genoegzaam bevrijd zou kunnen zijn, zo men op de plaatzen, boven aangewezen, een of twe nieuwe Forten bouwde. Want dan zouden gene Vyandlijke
Schepen konnen aankomen om eene Landing te doen, als onder 't bereik van 't Geschut der Vestingen.
Nog is 'er een zekere zoort van Bezettinge aan zee,Ga naar margenoot+ aan de mond van de Mot-kreek, zijnde een op-geworpene Battery, verzien met eenig Geschut en een groot Wagt-huis voor de Soldaten, leggende elf mijlen verr' van de mond Zuriname langs de Kust heen; de dienst hier van is, dat zy al de voor by gaande Schepen, en voornamelijk die na Zuriname willen, konnen zien, zo menig schoot werd 'er gedaan als 'er Schepen gezien werden, welke geluit van 't Geschut byna de gansche Land-strek werd overgehoort, zo dat als dan de Inwoonderen altijd op hun hoede konnen wezen.
Aan de mond van de Kreek Para legt ook eenGa naar margenoot+ zoort van een Fort, zijnde een vierkante Steenen Muur, dog nu vervallen, dit diende voordezen tot een Vastigheid tegens de Karaïbanen, doe zy Lieden eenige opstanden aanvingen tegens de Zurinamers om hun te overvallen, maar nu het Vrede met de zelve is, werd 'er geen gebruik van gemaakt.
Op de Paramhil legt nog een Bezettinge, aldus vanGa naar margenoot+ de Engelsche genoemt, maar van de Nederlanders de Blauwe Berg; deze legt aan de West-zy van Zuriname 21. mijlen van zee de Rivier op-waarts, deze Berg is zonder geboomte en ontfangt alzo de zuivere lugt, dat een grote gezontheid voor de Bezettelingen baart, die in getal van vier bestaan, en wonen in een zeker Huis aldaar opgebouwt; deze Wagt is dienstig tegens de opstand der Karaïbanen, indien ze onverwagt mogten opkomen om alzo de Blanke te overvallen.
Men vind op de Zurinaamsche Kust gene Landwegen, langs welke Menschen en Goederen van de eene plaats naar de ander met Ry-Tuigen konnen
vervoert worden; naardien 't Land, zo als we reets hebben aangemerkt, byna over-al met Bosschagien bezet en met ontallijke Water-Vlieten doorsneden is. Maar alles moet naar en van en naar de Plantagien, meest alle aan gemelde Rivieren en Kreeken gelegen, met bekwame Vaart-Tuigen te water af en aangebragt worden. En dus worden de Zuikeren en andere Vrugten, op de Plantagien vallende, met grote Ponten door Negers voortgeroeit, van alle kanten naar de algemene Rede voor Parimaribo opgezonden, om op de gestelde tijd in de daar leggende Koopvaardy-Schepen ingeladen en naar Europa vervoert te worden. Voorts zullen we hier op verhandelen van het Zuiker-Riet, des zelfs bewerkinge en verdere toestel 't geen daar toe van noden is.
- margenoot+
- De Stad Parimaribo.
- margenoot+
- Legt op 6. graden 45. minuten.
- margenoot+
- Tot gemak van de Kost-Plantagies is 'er een Weg.
- margenoot+
- Van de Kerk en het Stads-Huis.
- margenoot+
- Begraaf-plaatzen.
- margenoot+
- 't Huis van den Gouverneur en Commandeur.
- margenoot+
- De Bewoonders
- margenoot+
- Wat elk met de Slaven verrigt.
- margenoot+
- Daar zijn twe Huizen van Steen.
- margenoot+
- Meubelen en Huis-zieraden.
- margenoot+
- Van de Kledinge.
- margenoot+
- De Sterkte Zelandia, en waar die naam afkomstig van is.
- margenoot+
- Begraaf-plaats van de Heer Goyer.
- margenoot+
- Van de Vesting Cottica of Sommelsdijk.
- margenoot+
- Onderneminge van de Hr. Sommelsdijk om zig na Zuriname te begeven.
- margenoot+
- Zijn E. Woninge.
- margenoot+
- Dagelijkze Kledinge.
- margenoot+
- Spijs en Drank.
- margenoot+
- Voorval van een Vorst der Indianen.
- margenoot+
- Zijne E. was tot de Godsdienst zeer geneigt.
- margenoot+
- Des zelfs Dood.
- margenoot+
- De Muitelingen beroven het Huis van zijn Excell.
- margenoot+
- Verdere onderneming van de zelve.
- margenoot+
- In handen van Justitie werden de elf rebellen overgelevert.
- margenoot+
- De Sommelsdijkze Vesting legt op een moerassige grond.
- margenoot+
- Om een Nieuwe Sterkte te bouwen.
- margenoot+
- Eerste onderneminge op de Zuriname van de Franschen.
- margenoot+
- Twede onderneminge van de zelve.
- margenoot+
- De Heer Gouverneur accordeert wegens Brandschatting.
- margenoot+
- Kloekheid der Inwoonderen.
- margenoot+
- Als mede van eenige Zee-Kapiteins.
- margenoot+
- Schepen die in de Colonie binnen kwamen.
- margenoot+
- Voorwaarde op welke het accoort met Mr. Cassart getroffen is.
- margenoot+
- Bezettinge die aan de Motkreek is.
- margenoot+
- Fort aan de Kreek Para.
- margenoot+
- Bezettinge op de Paramhil.