Beschryvinge van de volk-plantinge Zuriname
(1718)–J.D. Herlein– Auteursrechtvrij
[pagina 20]
| |
III Hooft-deel.
| |
[pagina 21]
| |
Hete Lugt, en verfrissen op eene aangename wijze Menschen, Gedierten en Gewassen, die door de sterke Zonne-brand des daags afgemat en verslenst waren. De Nagten zijn hier, gelijk in alle andere warme Landen, doorgaans niet alleen zeer koel, maar zelfs eenigzins koud en vogtig, inzonderheid de Nanagten, wegens de menigvuldige dampen, die, 's daags door de kragtige Zonne-stralen opgeheven, en 's nagts verdikt, onder de gedaante van Dauw neervallen, op welke tijd onze Europëers zig welgedekt moeten houden: want zo ze hen dan te veel ontbloten, wordenze door ongemakkelijk en zomtijds gevaarlijke ziekten en kwalen overvallen en aangetast. Zelfs in dat Zaizoen des Jaars, waar in men de heetste Dagen heeft gevoelt men de Nagten zeer koud, en kouder als gedurende de Regen-Tijden, wanneer de Lugt by Dag gematigst is. 't Is zonder twijffel mede om deze nagt-koude wat te verzagten, dat de Wilde Inboorlingen, wetende by ondervinding hoe nadelig de zelve aan de gezontheid is, omtrent hunne Hang-Bedden des nagts gedurig een vuurtje houden. De veelheid der Water-Vlieten Dauw geven ook eene grote verfrissing aan deze Hete Gewesten, die daar door mede zo wel gematigt worden, dat ze niet minder in gezontheid als in vrugtbaarheid voor gene Landen wijken. Nergens vind men groter verscheidenheid van allerhande weelderig groeijende Gewassen als op deze Kusten. Onze Amerikanen zijn ook door-Ga naar margenoot+gaans weinig ziektens onderhevig, en meest zeer langlevende, zo hun leven door geen geweldig einde verkort word. Zeer vele bereiken de hondert jaren, niet weinig meer. Insgelijks onze Europëers, zo ze maar eene matige, en naar de aart van 't Land geschikte levens-wijze houden zijn onder deze Hemel-streek gemeenlijk niet min gezont, en doorgaans | |
[pagina 22]
| |
lang-levender, als in hun Vaderlandsch Europa. Alwaar onze Lighamen door de ongestadigheid van het weer, en door de grote en schielijke veranderingen van koude en warmte veel meer aanstoot lijden, en daar door al mede van korter duur zijn, als in de Hete Gewesten, welker Lugt ten dien opzigte byna altijd even gematigt en daarom te gezonder is. Waar toe ook niet weinig helpt het menigvuldig Geboomte, dat hier altijd groen is, en eenen gedurigen overvloed van velerhande verfrissende Vrugten verschaft. Ga naar margenoot+Daar-en-boven word de Hete Lugt-streek, tot omtrent veertig graden ter weder-zijden van den Evenaar dagelijks verfrist, door eenen gestadigen en koelen Oosten Wind die 's morgens met den dag opkomende, op de Zurinaamsche Kust te negen uuren al helder doorwaait, en dus tot aan Zonnen-ondergang opkoelende, de hitte, die zonder de zelve beswaarlijk te verdragen zou zijn, voor de Menschen en voor 't Gedierte zeer lieflijk tempert. Gemelde Ooste Winden worden eenigzins Zuidelijk of Noordelijk, naar dat de Zonne de een of de andere Keer-kring nadert. Het is aanmerkens-waardig, dat deze algemene en doorgaande Oostelijke Winden voornamelijk gevoelt worden onder den Evenaar en naast daar aan, ten Zuiden en ten Noorden van den zelven meer en meer verflauwen, tot dat ze omtrent den veertigsten graad der breedte geheel verdwijnen. Indien de Hete Landen deze verkoelingen en verfrissingen misten, zouden ze ongetwijffelt volkomen onbewoonbaar zijn, zo als men eertijds meende dat de zelve waren. Want hoewel det hitte der Zonne tusschen de Keer-kringen in de Gewesten, onder de zelve gelegen, door de gemelde oorzaken zo veel ge- | |
[pagina 23]
| |
magtig word, dat die Oorden niet min bewoonbaar, vrugtbaar en gezont zijn, als eenige andere onder de Getemperde Hemel-streken: is het op deze Amerikaansche Kusten evenwel het gansche jaar door nog zeer warm, dog met eenige ongelijkheid, die men ook ondervind in de koude der Nagten, en die voortkomt uit de verandering der Zaizoenen. Dog deze ongelijkheid van warmte op de verscheide Tijden des Jaars is niet zo groot, en min gevoelig, als die der Dagen en Nagten. Deze verandering verschilt veel van die wy hier in Europa jaarlijks ondergaan. Winter-Vorst, Ys, Sneuw en Hagel zijn aan de Inboorlingen der Hete Landen geheel onbekende zaken. Het Geboomte is hier nooit van zijne groene zieraden ontbloot, maar op alle Tijden des Jaars daar mede bekleed, en meest-tijds min of meer met Bloemen en Vrugten gekroont. De Zaizoenen dezer Gewesten, bestaan in Regen-Ga naar margenoot+Tijden en Droogten, die vroeger of later beginnen en ongelijk lang duuren, naar dat de Kusten of nader aan of verder van den Evenaar gelegen zijn; en naar de verscheide wisselvalligheden der natuurlijke oorzaken, waar van de Almagtige en Wijze Meester van Heel-Al deze Jaarlijkze Lugt veranderingen doet afhangen. De zelve maken op de Zurinaamsche Kust vier Jaar-Getijden uit: namelijk eenen Kleinen Regen-Tijd, eene Kleine Droogte, eenen Groten Regen-Tijd en eene Grote Droogte. De Kleine Regen-Tijd, kan aangemerkt wordenGa naar margenoot+ als de Lente dezer Land-streek, beginnende gemeenlijk met November en eindigende met December of January. Gedurende dit Zaizoen vallen hier dagelijks Plas Regenen, maar niet zo zware en zo vele als in den Groten Regen-Tijd, en alle dagen heeft men tusschen de Buijen nog even heldere Zonne-schijnen | |
[pagina 24]
| |
en gedurig eene zoele warmte. In dezen Tijd plant men het Zuiker-Riet, waar uit de Volk-Planting haar voornaamste voordeel trekt: men zaait dan ook de Rijs, de Erweten, onze Grauwe niet zeer ongelijk maar smakelijker, en de Indiaansche Weit Maïs, dat een voornaam voedzel der Negers is en ook wel van de Europianen gebruikt word. Welke Vrugten, nevens alle andere Gewassen, gedurende dezen Kleinen Regen-Tijd uitspruiten en bloezem droegen. Ga naar margenoot+Op dit Zaizoen volgt de Kleine Droogte, als de Zomer, beginnende in January en durende tot in Maart. In dit Getijde is het uitnemende warm, en gedurende 't zelve komen de meeste Vrugten tot hare volkome rijpheid, en als dan worden de Erweten, de Mais en Rijs ingezamelt. Van welke laaste na dat men de airen heeft afgesneden, binnen weinige weken voor de twede en zelfs derdemaal weer nieuwe airen uitspruiten en ook rijp wonden. Dog het Zuiker-Riet staat doorgaans een rond jaar, min of meer op het Veld eer het kan inge-oogst worden. Ga naar margenoot+Omtrent het midden van Maart, tegen dat de Zonnede Middel-lijn aandoet, begint onder den Heten Hemel-kreits de Groten Regen-Tijd, aanhoudende tot in Mey, en aan te merken als de Herfst. In dezen Tijd is de Lugt dikwils betrokken en bezet met donkere wolken, meest uit het Noord-oosten aankomende, en die gebroken in zware Plas-Regenen neervallen. Tusschen deze vlagen schijnt de Zonn' dagelijks nog even helder en heet. De Regenen vallen ook meert by dag, en worden zomtijds verzelt van geweldige Orkanen en zware Donderslagen. Ga naar margenoot+De Grote Regen-Tijd word eindelijk vervangen van de Grote Droogte, in welke de hitte op deze Kust zo groot is, dat het Gras in de Velden verdort en | |
[pagina 25]
| |
als verzengt word, 't welk men dan in 't laast van dit Zaizoen gewoonlijk in den brand steekt, waar na het in de Kleine Regen-Tijd weer uitspruit. In de Grote Droogte worden ook de Bosschen, ter plaatze daar men wil planten, gevelt, en na datze door de hitte der Zonn' genoeg gedroogt zijn, verbrand men ze, en zuivert en bereid voorts het Land, om in den Kleinen Regen-Tijd beplant te worden, gelijk verhaalt is. Eer wy verder onze Beschrijvinge vervolgen, zal het niet ondienstig zijn het Octroy 't geen de Hoog Mog. Heeren Staten Generaal in den Jare 1682. verleent hebben, aan alle en iegelijke die zig op de Colonie van Zuriname hebben ter neer gestelt en nog zouden neer stellen, hier tusschen in te voegen; op dat elk zien kan waar na hy zig heeft te reguleren, als mede de Regeringe en Vryheden aan de Onderdanen vergunt. Luit als volt: | |
[pagina 26]
| |
Octroy
| |
[pagina 27]
| |
door Privilegien ende fondamentele Wetten te verzekeren, datze in het toekomende in gene ondragelijke lasten zullen werden geinvolveert; want door zodanigen maniere van doen de albereits aanwezende Coloniers onder gehouden, en alle anderen afgeschrikt werden, omme tot voortzettinge van zodanigen Colonie, ende op hope van het doen van voordeel en van welvaren, en van het paisibel jouisseren van dien, zig mede derwaarts te begeven; ende dat ter contrarie, indie men de Coloniers in den aanbeginne zagtelijk, en zelfs met hulpe ende assistentie handelt, mitsgaders dat men haar volkomen gerustheid geeft, datze voor het toekomende, als zy in staat van middelen ende welvaren zouden mogen wezen gekomen, niet en zullen werden ge-exactioneert, ofte met schattingen uitgeput, een Colonie op een wel-gelegen plaatze gesondeert wezende, van een klein begin in korten tijd door toevloeijinge van alle kanten tot een byzonder en groot werk gemaakt kan werden; ende dat de generale Geoctroyeerde West-Indische Compagnie dezer Landen, zig niet ongenegen en toont, om op zodanige gronden en andere fondamentele en onveranderlijke conditien de bescherminge en den opbouw van de voorsz. Colonie van Zuriname, door de Heeren Staten van Zeeland eenige Jaren geleden, ondernomen, ten besten van deze Landen en van de gemelte West-Indische Compagnie verder voort te zetten, en zo mogelijk, onder de genadige toelatinge en zegen van God Almagtig, tot | |
[pagina 28]
| |
het gewenscht en beoogmerkt einde te brengen: ZO IS 'T; dat Wy mede considererende, dat het voordeel ende welvaren, dat in gevalle van verhoopt succes van de zelve Colonie zal proflueren, door accres van Commercie ende Navigatie, door het debit van veelderhande Manufacturen ende Vrugten, door het Manufactureren van de rouwe Waren, de welke van daar in Retouren herwaarts gebragt ende gemanufactureert wezende, wederom in andere Landen gedebiteert ende verhandelt werden, door den continuelen aanbouw ende reparatie van Schepen, derwaarts varende, en van de Worm aldaar opgegeten werdende, door het aankweken van Zee-varent Volk en bekwame Matrozen, ende uit andere Hoofden meer zal komen, aan alle de Ingezetenen gezamentlijk, ende zulks vervolgen aan den Staat zelve; goed-gevonden hebben, gelijk Wy goed vinden by dezen, de voorsz. Colonie van Zuriname, met alle hare appendentien en dependentien onder de conditien en fondamentele onveranderlijke Articulen hier na volgende te cederen en over te ge-Ga naar margenoot+ven aan de gemelte generale West-Indische Compagnie dezer Landen, om by de zelve geaanvaart te werden, met alzulken regt als de voorsz. Compagnie is hebbende op alle hare Conquesten, gelegen in de Limiten van den Octroye aan haar verleent, met dat onderscheid alleen; dat de meer-gemelte Compagnie ten eeuwigen dage niet bevoegt zal zijn, ofte vermogen eenige de minste veranderinge te brengen in dat gene, het | |
[pagina 29]
| |
welke by de volgende Articulen bepaalt ende gelimiteert staat, dewijle Wy de voorsz. Articulen gunnen, consenteren en accorderen, gelijk wy doen by dezen, als een Octroy ofte Privilegie gegeven ten voordele en tot gerustheid van alle die gene, de welke zig op de voorsz. Colonie albereits ter neder hebben gestelt of nog zullen komen te begeven, zonder dat daar van ooit ofte ooit zelfs by de Magten van deze Landen, ten nadele van de Opgezetenen aldaar zal mogen werden gerecedeert. | |
I.Dat de Ed. Mog. Heeren Staten vanGa naar margenoot+ Zeeland de voorsz. Colonie van Zuriname met haar Geschut, Amunitie van Oorlog, ende wat des meer zy, mitsgaders alle vordere appendentien ende dependentien van dien, en in dier voegen, als de gemelte haar Edele Mog. de zelve Colonie althans bezitten, zullen overleveren aan de gemelte generale Geoctroyeerde West-Indische Compagnie; met dien-verstande, dat alle lasten ende voordelen ofte profijten van de voorsz. Colonie, zullen komen ende begonnen hebben te lopen voor rekeninge van de gezeide Compagnie, op den dag dat het Octroy zal werden gearresteert, ende dat alle voorgaande lasten en gemaakte schulden, het zy soldye van de Militie, Gagien en Tractementen, ofte andere, uit wat hoofde die zoude mogen voorkomen; en van wat natuure die zoude mogen zijn, geen uitgezondert, ter verantwoordinge en lasten zul- | |
[pagina 30]
| |
len blijven van de gemelte haar Ed. Mog., zonder dat ooit of ooit de voorsz. Compagnie ter zake van dien aangesproken en gemolesteert, ofte by eenig Regter als schuldig zal mogen werden aangezien, en veel min geoordeelt. | |
II.Ga naar margenoot+Dat de voorsz. Compagnie gehouden zal zijn voor den tijd van tien agter een volgende Jaren, aan alle de Coloniers en Opgezetenen aldaar, indistinctelijk te verleenen exemptie en immuniteit van alle lasten, waar mede altans beswaart zijn, uitgenomen alleen het Last-geld van de Schepen, ende het Waag-geld, in voegen als het zelve by het vierde Articul zal gereguleert werden tot voorkominge van frauden en disordres de welke als nu ten merkelijken nadele van de Colonie zelfs aldaar in swang gaan. | |
III.Ga naar margenoot+Dat ook alle die genen de welke hier na zig op de voorsz. Colonie zullen komen ter neder te stellen, voor gelijke tien Jaren zullen hebben gelijke vryheid en exemptie. | |
IV.Ga naar margenoot+Dat de voorsz. eerste tien Jaren ge-escouleert wezende, de gemelte Compagnie niet en zal vermogen ooit of ooit eenige Lasten of Impositien op te stellen, ofte te heffen buiten die gene de welke in dit Articul specifiquelijk staan ter neder gestelt, ten ware uit noot ende te gelijkelijk met vry en liber | |
[pagina 31]
| |
consent van den Gouverneur ende den Politijcquen Raad aldaar, de welke mede ten dien einde door de Coloniers zelve, ende uit de beste onder haar geformeert zal worden; ende namentlijk zal de voorsz. Compagnie nooit meer mogen trekken als drie guldens voor yder last dat een Schip groot is, voor uit-gaan, en gelijke drie guldens voor in-komen, wegens het Last-geld van de Schepen, ende voor de binnen-lasten niet anders als vijftig pond Zuiker voor yder Opgezeten, zo Blanken als Negros, wegens Hoofd-geld jaarlijks, en twe en een half per cento van de waarde van alle Goederen, de welke van daar na deze Landen zullen werden verzonden, ofte aldaar verkogt wegens Waag-geld, zullende ten dien einde, ende specialijk mede tot voor kominge van vele frauden ende disordres aldaar een of meer Wagen werden opgeregt, ende by yder Wage gestelt een bekwame Keur-meester die de Zuikeren zullen moeten keuren, of die bekwaam zijn om gelevert te konnen werden, ende zullen aldaar alle Goederen by betalinge ofte afleveringe t' elkens ende zo menigmaal als verkogt ofte van daar na deze Landen verzonden werden, het voorsz. Waag-geld van twe ende een half per cento subject zijn, ende moeten werden gewogen en overgeslagen. | |
V.Dat de voorsz. Compagnie nu door dezeGa naar margenoot+ overdragt Meester en Eigenaar werdende van de gezeide Colonie, niet en zal vermogen | |
[pagina 32]
| |
ten rigoureusten te procederen tot inning van de schulden, de welke aldaar wegens reets aangebragte ende geleverde Slaven uitstaande heeft; maar dat tot gerustheid van zodanige Coloniers, de welke tot promte betalinge onmagtig zijn, de zelve zal gedaan werden in drie termijnen, yder van twaalf maanden, en waar van de eerste zal wezen verschenen twaalf maanden na dat de Compagnie in de reële possessie van de gemelte Colonie zal wezen gekomen. | |
VI.Ga naar margenoot+Dat dewijle de gemelte Colonie niet wel kan werden voortgezet, dan door middel van swarte Slaven ofte Negros, ende dat niemant buiten de voorsz. Compagnie in deze Landen bevoegt is eenige Slaven te halen van de Kuste van Afrika, alwaar alleen ingehandelt werden, zo zal de voorsz. Compagnie geobligeert zijn aan de gezeide Colonie jaarlijks te leveren zodanigen aantal Slaven, als aldaar zullen wezen gerequireert. | |
VII.Ga naar margenoot+Ende op dat tot byzondere voortzettinge van alle Werken en Plantagien aldaar, een iegelijk Colonier of Planter, en zo wel de kleine of onmagtigen, als de grote ofte magtigen van haar nodige Negros mogen werden voorzien, zal de gemelte Compagnie gehouden zijn de Negros, de welke van tijd tot tijd zullen werden aangebragt publijk te verkopen, en by twe stuk t' effens op te veilen; wel-verstaande, dat de zelve Com- | |
[pagina 33]
| |
pagnie om verzekert te zijn van de voldoeninge van de prijs die voor de voorsz. Negros zal werden uitgelooft, by het verkopen van de voorsz. Negros zal mogen bedingen zodanige zekerheid als de zelve zal oordelen tot haar gerustheid dien-aangaande te konnen strekken. | |
VIII.Dat de betalinge der alzo publijk verkogteGa naar margenoot+ Negros zal geschieden in drie termijnen yder van zes maanden, gereguleert na de tijd dat de Zuikeren bekwamelijkst gelevert konnen werden; des zal als dan de voorsz. betalinge precise moeten werden gedaan, en by nalatigheid van dien de gebrekige by wegen van parate executie, en zonder eenige Regts-pleginge tot een effective voldoeninge gecompelleert werden; met dien-verstande even-wel, dat het den Gouverneur vry zal staan, ter requisitie van de Coloniers en Planters te verleenen provisionele surcheantie van de voornoemde executie, dog niet anders dan om merkelijke redenen, de welke hen daar toe zoude mogen brengen, en op speciale approbatie van de Heeren Bewindhebberen van de voorsz. Compagnie. | |
IX.Dat dewijle tot den aanbouw der voorsz.Ga naar margenoot+ Colonie mede ten hoogsten nootzakelijk is, dat het getal der blanke Menschen aldaar, zo veel en spoedig mogelijk geaugmenteert werde; zo zal de Compagnie bezorgen, dat derwaarts uit deze Landen zo veel Perzo- | |
[pagina 34]
| |
nen mogen werden getransporteert, als de voorsz. Compagnie zal konnen en bekwaam wezen uit te werken. | |
X.Ga naar margenoot+Dat ten dien einde alle Schepen uit deze Landen derwaarts aanleggende, gehouden zullen zijn (indien de gezeide Compagnie zulks zoude mogen begeren) yder twaalf Perzonen over te voeren, voor een zomme van dertig guldens voor yder Perzoon, wegens transport en kost-geld te genieten, te korten aan haar Last-geld in het uitgaan en inkomen half en half, twe Perzonen voor een, indien beneden de twaalf Jaren zijn. | |
XI.Ga naar margenoot+Dat om de voorsz. Colonie kragtelijk en zo veel mogelijk voort te zetten, en om alle voordelen, de welke by verhoopt succes van de zelve zullen komen af te vloeijen, te doen vallen in de schoot van de Coloniers en Planters aldaar, ende van de Ingezetenen van dezen Staat, den Handel en Traffijcque op Zuriname, ende van daar indistinctelijk liber en open zal zijn aan alle Ingezetenen van dezen Staat, blijvende niet te min geobligeert in conformité van den Octroye van de voornoemde Compagnie, de zelve Compagnie te erkennen, en aan haar by forme van recognitie te betalen het Lastgeld in het vierde van deze fondamentele Articulen ge-expresseert, en daar-en-boven te stellen cautie, van niet te zullen komen op de Kuste van Afrika, ofte alle de Plaatzen alwaar de voorsz. Compagnie den Han- | |
[pagina 35]
| |
del privative heeft, ende met uitsluitinge van de Ingezetenen van dezen Staat, ende dat zy met de voornoemde hare Schepen en Ladinge wederomme in deze Landen zullen retourneren, zullen de voorsz. Schepen, het gezeide Last-geld betaalt, ende cautie gestelt hebbende, aanstonts t' haarder requisitie aan hare Pasporten en Commissien, door de gemelte Compagnie geholpen ende ge-expedieert moeten werden, ten einde in haar voorgenomen reize niet mogen belet, ofte in faveur van andere Schepen opgehouden werden; daar-en-boven tot particuliere gerustheid van gemelte haar Edele Mog. deGa naar margenoot+ Heeren Staten van Zeeland, werd mede vast gestelt, dat der zelver Ingezetenen in 't gaan en weder-komen, en aldaar te Lande behouden zullen ten allen tijden de vrije en onbekommerde Navigatie, Commercie en inwoninge, zonder dat die ooit zal mogen werden gesloten, of in eeniger manieren hoger, swaarder, ofte meerder zullen mogen werden belast, gelimiteert, ofte in haar vryheid bepaalt, als ten aanzien van eenig Ingezeten van Holland, ofte van eenige andere Provincie zal vermogen te geschieden; maar dat alles op het fondament van dit Octroy aan de Ingezetenen van alle de Provincien esgaal zal zijn, zo wel de lasten als de voor-regten, zonder distinctie en onder gelijke verbintenisse. | |
XII.Dat den Handel ende Vaart op ende vanGa naar margenoot+ de voorsz. Colonie alleen, zal mogen ge- | |
[pagina 36]
| |
schieden directelijk uit en na deze Landen, ende dat ook vervolgens alle de Vrugten, Waren en Gewassen nergens heen, als directelijk op deze Landen zullen mogen werden gezonden, mitsgaders ook alle Behoeften voor de voorsz. Colonie gerepuireert, uit deze Landen, ende nergens anders van daan derwaarts werden gebragt. | |
XIII.Ga naar margenoot+Ende op dat de voorsz. Ingezetenen derwaarts traffiquerende, gerust mogen gestelt wezen, dat zy in de voorsz. liberteit van derwaarts ende herwaarts te navigeren, door de Schepen van de Compagnie niet en zullen werden geprejudicieert door de avantagien die de zelve Compagnie aan haar eigen Schepen zoude genegen mogen zijn te geven ende toe te brengen, zo zal de gemelte Compagnie by dezen aannemen van geen meerder Schepen derwaarts te zullen zenden als die gerequireert zullen werden en magtig zijn, om de nodige Negros daar na toe te voeren, ende de Zuikeren ende andere Waren door den verkoop der voorsz Negros, ofte door de opgestelde Impositien eigen geworden zijnde aan de voorsz. Compagnie, van daar af te halen, zullende de voorsz. Compagnie geen Goederen van Particulieren in hare Schepen vermogen te doen laden en overvoeren, als alleen in die Schepen die Slaven daar hebben gebragt. | |
XIV.Ga naar margenoot+Dat de Koopluiden daar te Lande aange- | |
[pagina 37]
| |
komen wezende met hare Schepen en Goederen, zullen mogen gaan leggen op alle zodanige Plaatzen, als zy zullen oordelen voor haar commodieust en proffijtelijk te wezen, mits daar inne aan de Compagnie zelve, ofte aan andere Opgezetenen geen belemmering komen te geven, en dat daar door de gemelte Compagnie in haar Impositien en Geregtigheden niet en werde verkort, waar op den Gouverneur en Raden zeer exactelijk zullen hebben te reflecteren. | |
XV.Dat gelijk het yder een vry staat met zijnGa naar margenoot+ Perzoon, Familie en Goederen in de voorsz. Colonie te komen, het ook alzo zal wezen gepermitteert aan een iegelijk, de welke alrede zig daar ter neder gestelt heeft, ofte zal komen te stellen, ten allen tijden van daar te vertrekken met hare Slaven, Beesten en verdere roerende Goederen, en dat naar zodanige andere Plaatzen ofte Eilanden als het haar zal believen, konnende tot het voorsz. transport, huiren, of kopen alzulke Schepen of Vaartuigen, als zy tot haar voorsz. dessein hen zullen oordelen dienstig te wezen. | |
XVI.Ende op dat de Coloniers ende PlantersGa naar margenoot+ in Zuriname, mitsgaders de Ingezetenen dezer Landen met de zelve commercierende, volkomen gerust mogen zijn, dat de voorsz. exemptien en privilegien effective zullen werden agtervolgt en naargekomen; zo zal den | |
[pagina 38]
| |
Gouverneur ende den Politiquen Raad, in voegen de zelve hier naar zullen werden aangestelt, gehouden zijn op haren Eed te bezorgen, dat daar jegens geen infractien komen gemaakt te werden. | |
XVII.Ga naar margenoot+Zullende den Gouverneur die 't hoogste gezag zal competeren by de voorsz. Compagnie absolute aangestelt werden, mits de zelve, ende ook zijne Instructie by hooggemelte haar Hoog Mog. werde geapprobeert, en dat hem by de zelve haar Hoog Mog., ende zijne Hoogheid den Heere Prince van Orange, de nodige Commissie gegeven zal moeten werden. | |
XVIII.Ga naar margenoot+Dat den voorsz. Politiquen Raad zal bestaan ende gecomposeert wezen nu voor de eerstemaal uit tien Perzonen, en by vervolg van tijden naar het accrois van de Colonie, de inclinatie van de Ingezetenen, ofte om andere redenen op het welgevallen en goedvinden van de voornoemde Compagnie mogen werden verhoogt tot veertig Perzonen incluis. | |
XIX.Ga naar margenoot+Zullende de voornoemde Raads-perzonen uit de aanzienlijkste, verstandigste, en moderaatste onder de Coloniers, haar leven lang gedurende, tot de voorsz. Raads-plaats beroepen werden, te weten door pluraliteit van stemmen van alle de Coloniers een dub- | |
[pagina 39]
| |
belt getal genomineert wezende, zal den Gouverneur daar uit electie doen, waar inne by af-sterving ofte vertrek tot suppletie gecontinueert zal werden, ter tijde en wijle het getal der Coloniers zo groot zal wezen, dat het zelve niet wel als met een disordre zoude konnen werden gepractiseert, als wanneer de Compagnie op approbatie van haar Hoog Mog. zal mogen ordonneren, dat de nominatie tot de voorsz. suppletie jaarlijks op een vast-gestelden dag geschiede door de overgebleven Raads-perzonen alleen; zullende egter de voorsz. verandering niet mogen werden gemaakt, als naar dat het getal der Raads perzonen, ten misten tot dertig Perzonen zal wezen geaugmenteert. | |
XX.Dat al-hoe-wel den gemelten GouverneurGa naar margenoot+ in alle zaken zo Politijcq als Militair het opperste gezag zal hebben, zo zal hy evenwel daar omtrent in zaken van eenig aanbelang gehouden zijn den gemelten Raad te convoceren, de zake aldaar voordragen, ende in deliberatie leggen, en het besluit formeren, zo en in dier-voegen als by pluraliteit van stemmen oirbaar en dienstig geoordeelt zal wezen, zullende zodanig besluit, zo als het zoude mogen leggen, door den voornoemden Gouverneur moeten opgevolgt ende getrouwelijk ter executie geleid werden. | |
XXI.Behoudelijk nogtans, dat den gemeltenGa naar margenoot+ | |
[pagina 40]
| |
Gouverneur, mitsgaders den Raad gezamentlijk, en yder in het byzonder in alle zaken, in deze fondamentele Articulen niet specialijk gelimiteert en bepaalt, gehouden zullen zijn te obtempereren, ende op te volgen het bevel ende de ordres de welke haar van tijd tot tijd door gemelte Compagnie gegeven; ende geprescribeert zullen werden, ende dat op den Eed by hun respectivelijk ten ingang van hunne Bedieningen gedaan, en zulks dat de voorsz. hare besluiten alleen plaats zullen hebben in alle zaken, de welke in deze Articulen als Privilegien bevat zijn, en verders in alle andere zaken, waar omtrent den gemelten Gouverneur geen specialen last ende ordre ofte instructie zal hebben bekomen. | |
XXII.Ga naar margenoot+Dat ook den voornoemden Gouverneur ende Raden zullen moeten vaceren tot het administreren van alle Criminele Justitie. | |
XXIII.Ga naar margenoot+Dat in reguarde van de Civile Justitie, afgezondert van het voorsz. Crimineel, de zelve geadministreert ende waar-genomen zal werden door den gemelten Gouverneur, benevens zes aanzienelijke en verstandige Perzonen, om de twe Jaren daar toe op naarvolgende wijze, het zy uit het midden van den voorsz. Raad, het zy uit de Coloniers ofte Planters te verkiezen, zullende in deze, gelijk ook in de deliberatie van den voorsz. Politiquen Raad, met de meeste stemmen | |
[pagina 41]
| |
geconcludeert werden, ende den gemelten Gouverneur niet meer als een stem hebben, dog in cas van esgualiteit van stemmen aan wederzijden, zal met het advis van den Gouverneur geconcludeert werden. | |
XXIV.Dat de voornoemde zes Perzonen twe Ja-Ga naar margenoot+ren als Regters ende Raden van Justitie gedient hebbende, de eene helft van de zelve zal moeten asgaan om plaatze te maken aan anderen, de welke haar in het voornoemde employ volgen zullen, om voor twe volgende Jaren benevens den gemelten Gouverneur, ende de drie aangeblevene Raden van Justitie de voorsz. Regtbank te bezorgen, zullende de voornoemde Raden van Justitie aangestelt werden als volgt; namentlijk door den Gouverneur ende den Politiquen Raad, by pluraliteit van stemmen, voor de eerstemaal twaalf Perzonen, en vervolgens van twe jaren tot twe jaren, op den eersten dag van January zes Perzonen genomineert wezende, zal den Gouverneur daar uit voor de voorsz. eerstemaal zes Perzonen verkiezen, en vervolgens voor de voorsz. twe tot twe jaren drie Perzonen, en uit de oude Raden van Justitie mede drie Perzonen, om benevens hem als voren voor twe Jaren Regt en Justitie te administreren. | |
XXV.Dat de voornoemde Raden van Politie vanGa naar margenoot+ meerder rang en respect zullen wezen als de voornoemde Raden van Justitie, dog dat in de | |
[pagina 42]
| |
voorsz. respective Collegien die gene onder de zelve de preseance ende voor-rang zullen hebben voor de eerstemaal die oudst van jaren zullen zijn, ende vervolgens die eerst tot de voorsz. Digniteiten en Bedieningen zullen wezen beroepen, met die distinctie evenwel, dat in het voorsz. Collegie van Justitie, de Raden van Politie de welke daar toe Zoude mogen werden beroepen, altijd uit respect de preseance ende voor-rang zullen hebben. | |
XXVI.Ga naar margenoot+Dat de voornoemde Raden van Politie en Justitie respective, de voorsz. hare Bedieningen zullen moeten waar-nemen, zonder daar voor eenige Weddens of vergeldingen te genieten, maar alleen uit liefde ten besten van 't gemeen. | |
XXVII.Ga naar margenoot+Dat het onderhoud van de Fortresse aan de Riviere van Zuriname, mitsgaders het maken en onderhouden van alle vordere Fortificatien, by aldien zulks bevonden zoude mogen werden te wezen gerequireert, zal zijn ten laste van de voorsz. Compagnie, gelijk ook het Geschut, de Amunitie van Oorlog, de Soldijen en het onderhoud van 't Guarnizoen, en alles wat relatie heeft tot bescherminge ende defensie van de voorsz. Colonie. | |
XXVIII.Ga naar margenoot+Dat de voornoemde Bewindhebberen zullen moeten bezorgen dat de Coloniers ten allen tijden zijn voorzien van een of meer Bedienaars des Goddelijken Woords, na dat de | |
[pagina 43]
| |
gelegentheid van de Colonie het zoude mogen komen te vereysschen, ten einde de Coloniers ende de verdere Opgezetenen aldaar in de vreze des Heeren, ende de Leerc ter zaligheid geleid ende onderwezen mogen werden, mitsgaders tot het gebruik der Heilige Sacramenten bekwame occasie hebben, zullende de voornoemde Predikanten niet by de voorsz. Compagnie, maar by de de Coloniers en Opgezetenen zelve onderhouden werden, uit een middel ofte fonds dat den gemelten Gouverneur ende Raden daar toe op approbatie van Bewindhebberen zullen mogen ordonneren ende heffen. | |
XXIX.Dat ook den voornoemden GouverneurGa naar margenoot+ ende Raad, op approbatie van Bewindhebberen zullen mogen stellen eenige kleine en modicque lasten, tot verval van de nodige kosten van de voorsz. respective Collegien van Raden ende Regters, mitsgaders tot onderhoud van Kerken-dienst, Schoolmeesters en diergelijke, voor zo veel het zelve zoude mogen werden geoordeelt nootzakelijk of dienstig te wezen. | |
XXX.Dat den voornoemden Gouverneur en Ra-Ga naar margenoot+den niet en zullen wezen bevoegt eenige Impositien ofte Lasten te mogen stellen ofte heffen anders als op speciale approbatie van haar Hoog Mog., en van de Heeren Bewindhebberen, ten einde de gemelte Coloniers ook mogen wezen gerust ten respecte | |
[pagina 44]
| |
van de buiten-sporigheden, waar in de voorsz. Raden zelve zoude mogen komen te vallen. | |
XXXI.Ga naar margenoot+Dat den voornoemden Gouverneur zal wezen gehouden Eed van getrouwigheid aan haar Hoog Mog., mitsgaders aan de Bewindhebberen van de voorsz. Compagnie te doen, en de voornoemde Raden en Regters gelijken Eed, na zeker Formulier daar van te beramen in handen van den voornoemden Gouverneur; ende dat de Soldaten, Matrozen, ende verdere Bedienden, de welke by de voorsz. Compagnie zullen werden gesoldoijeert en betaalt, alle aangenomen en be-eedigt zullen werden op en volgens de generale Articul-brief van de Compagnie; zullende alle de Opgezetenen ende Coloniers mede Eed van getrouwigheid aan den Staat ende Compagnie moeten doen op een particulier Formulier, daar van insgelijks te beramen, na het exempel van de Eeden der Burgeren en Ingezetenen dezer Landen. | |
XXXII.Ga naar margenoot+Laatstelijk, dat indien by experientie van eenige Jaren zoude mogen werden ondervonden, dat de voorsz. Colonie te lastig zoude vallen voor de gezeide West-Indische Compagnie, zodanig dat de Bewindhebberen ende Hooft-participanten zouden mogen oordelen, dat het verder aanhouden van de voornoemde Colonie voor de zelve Compagnie zoude wezen zeer nadelig en ruineus, in zulken gevalle het gemelte Bewindhebbe- | |
[pagina 45]
| |
ren zal wezen gepermitteert, van de voorsz. Colonie by abandonnement af-stand te mogen doen, met alzulken effect, dat den Staat omtrent de bezorginge van de voorsz. Colonie, als dan gehouden zal zijn ordres te stellen buiten de gezeide Compagnie.
Weshalven Wy ontbieden ende verzoeken, ook lasten en bevelen allen en eenen iegelijken die dit eenigzints aangaan mag, dat zy van dit Consent en Octroy, en van allen den inhouden van dien, ook de vryheden ende exemptien, in voegen en manieren boven verhaalt, zo wel de gemelte West-Indische Compagnie dezer Landen, als die gene die zig als boven albereids op de voorsz. Colonie hebben ter neder gestelt, ofte zig nog zouden willen ter neder stellen, doen, lasten en gedogen rustelijk, vredelijk, en volkomentlijk genieten ende gebruiken, zonder aan de zelve, of hier tegens te doen ofte te laten geschieden eenig hinder, letzel, ofte moeijenisse ter contrarie, want Onze ernstige meininge zulks is. Gegeven in den Hage onder het Groot Zegel van den Staat, de Paraphure van den Heer presiderende in Onze Vergaderinge, ende de Signature van Onzen Griffier, op den drie-en-twintigsten September 1682. Was geparapheert, A. Gerlacius, vt. Onder stond, Ter Ordonnantie van de hoog-gemelte Heeren Staten Generaal. Was getekent, H. Fagel. Hebbende onder uit hangen het Zegel van haar Hoog Mog. in roden Wassche, aan een roden Zijden Band. |
|