Over hersteld Maastricht (De Trajecto instaurato)
(1985)–Matthaeus Herbenus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 28]
| |
Caput 2dum
| |
[pagina 29]
| |
Hoofdstuk II.
| |
[pagina 30]
| |
Causa autem obquam predictus Arnoldus pontifex civitatem hanc amplius munire instituerat nulla alia quam quae jam fuitGa naar voetnoot1 sub regimine hujus episcopi Joannis et quae sub illis inter hunc atque Arnoldum jam pridem exstititGa naar voetnoot2, inveteratum videlicet dissidium Leodiensium adversus dominos suos ac effrenis contra illos dominandi cupiditas. Unde illis locus minime tutus videbatur Leodium, sed unicum atque fidissimum perfugium episcopis semper Trajectum fuit. Cui si commisisset se Ludovicus de Borbonio felicis memoriae hujus nostri episcopi Joannis predecessor, nefarium illud atque detestabile Leodiensium parricidium effugisset ut antecessor ejus Joannes de Hynsberg. Quoties enim pontifex ille funestas Leodiensium manus non evasit? Ante illum vero Joannes de Walenrode veneno necatus fertur. Et ante hunc Joannes de Bavaria Leodiensibus invisus Trajecti se continebat unde haec civitas gravissima damna perpessa est. Obsessa enim fuit per Leodienses armata vi per menses quattuorGa naar voetnoot3 anno 1408, sed quia justitia ad tempus impugnari potest et vim perpeti, nullo tamen pacto opprimi atque exstinguiGa naar voetnoot4 penitus [potest], liberata tandem civitas est per ducem Brabantiae, maxima Leodiensium clade. Similem nimirum obsidionem veritus erat Arnoldus de Horne sibi Trajecti illatum iri, quam ob rem [cum] se huc contulisset, quo suae ac publicae incolumitati magis consuleret, omnem curam adhibuit quo civitas nostra pristinam securitatem ac gloriam incorruptam conservaret, eamque aggeribus ac fossis in Linculen ac Tweebergen enixissime congestis omni qua potuit ope munivit. A Porta Lindercruijs usque ad Mosam fossae aquis exuberant insuper et pro magna parte murata sunt ne aliquid extrinsecus incideret quod eas opplere posset. Porro fossae atque aggeres qui reliquam partem civitatis qui Vicus dicitur circumeunt multiplices sunt, neque uno tempore facti. Quippe quia fossa quae muris propinquior est admodum stricta ac sicca esset, intra hos annos 40 amplificata et aquis munita estab Mosa usque ad Mosam. | |
[pagina 31]
| |
De reden nu waarom voornoemde bisschop Arnold had verordend onze stad beter te versterken, was geen andere dan die welke ook nu nog bestaat onder het bestuur van de tegenwoordige bisschop Jan en die ten tijde van de bisschoppen tussen dèze en Arnold reeds lang duidelijk merkbaar was, namelijk de ingekankerde opstandigheid van de Luikenaren tegen hun vorsten en de teugelloze zucht om over hen te heersen. Daarom scheen Luik hun de onveiligste plaats te zijn, terwijl Maastricht voor de bisschoppen altijd het enige en zeer betrouwbare toevluchtsoord was. Indien Lodewijk van Bourbon zaliger gedachtenis, de voorganger van onze bisschop Jan, zich aan onze stad had toevertrouwd, zou hij aan die gruwelijke en verfoeilijke vadermoord der Luikenaren zijn ontkomen, zoals zijn voorganger Jan van Heinsberg. Hoe dikwijls toch is deze bisschop niet aan de moordenaarshand der Luikenaars ontsnapt? Men verhaalt zelfs algemeen, dat vóór laatstgenoemde, Jan van Walenrode door vergift om het leven is gebracht. En vóór deze woonde de door de Luikenaren gehate Jan van Beieren in Maastricht, waardoor deze stad zeer zware rampen heeft moeten doorstaan. Zij is immers in het jaar 1408 door de Luikenaars gedurende vier maanden met geweld van wapenen bestookt. Maar omdat de gerechtigheid slechts voor korte tijd kan aangevallen worden en geweldpleging ondergaan, maar nooit ofte nimmer geheel verdrukt of uitgeroeid kan worden, is de stad uiteindelijk met behulp van de hertog van Brabant bevrijd, waarbij de Luikenaars een zeer grote nederlaag leden. Arnold van Horn vreesde natuurlijk, dat hij een soortgelijk beleg in Maastricht zou moeten doorstaan, om welke reden hij, nadat hij zich hierheen had begeven, des te beter zorgde voor zijn eigen veiligheid en die van de gemeenschap. Daarom heeft hij al het mogelijke gedaan om de vroegere veiligheid en roem van onze stad ongerept te bewaren. Hij heeft haar dan ook, met alle middelen waarover hij beschikte, versterkt met wallen en grachten die in Lenculen en Tweebergen met de grootste inspanning zijn gemaakt. Van de Lindercruispoort af tot aan de Maas staan de grachten boordevol water, terwijl ze daarenboven ook nog voor een groot deel bemuurd zijn, opdat er niets van buiten af in zou vallen wat hen zou kunnen dempen. De grachten en wallen verder, die het overige deel van de stad omgeven dat Wyck genoemd wordt, zijn talrijk maar niet tegelijkertijd gemaakt. Want de gracht die het dichtst bij de muren ligt en zeer smal en uitgedroogd was, is binnen de laatste veertig jaren vanaf de Maas tot aan de Maas verbreed en met water gevuld. | |
[pagina 32]
| |
[pagina 33]
| |
Rechtszitting van een Maastrichtse schepenbank in het Dinghuis. Detail van een schilderij uit 1499 in het Stadhuis van Maastricht. Fotocollectie G.A.M.
| |
[pagina 34]
| |
Quidquid reliqui operis ibidem reperitur intra hos annos octo est perfectum, nam ante fossam predictam aggeres sunt mira diligentia notabilique altitudine positi, ante quos et altera fossa est aquis copiosa. Deinde et alii aggeres etiam in notabilem altitudinem sublevati, ita ut locus quondam debilissimus nunc factus sit fortissimus. Hos aggeres atque fossas muniunt et ornant quinque aut sex fortissima propugnacula, nam supra pontem qui juxta Sanctum Martinum est, porta propugnacula posita est. Intra hanc et Portam Hoogbruggen fortilitium est firmissimum. Super Pontem Hoogbruggen domus ubi excubiae observanturGa naar voetnoot1, hac aestate posita. Inter quam domum ac portam propugnaculum hoc anno adjunctum est. Ascendendo deinde in austrum in angulari parte quae ad Rondellum ac Mosam spectat, in aggere, turris coepta est validissima, verum nondum perfecta. Postquam turris fortissima consummata est juxta Rondellum quae, cum magna parte muri novissimé facti, aggeres claudit. Pontes vero supra Mosam tres sunt, unus quidem in civitate, reliqui duo extra civitatem. Verum ille [pons] maximus estGa naar voetnoot2 anno Domini 1280 aedificatus. Reliqui duo extra civitatem viventium memoria constructiGa naar voetnoot3 sunt, quorum ille qui portae Sancti Martini propinquior diebus meis fundatus est. De pontibus qui supra Jecorum sunt nihil dico, horum nonnulli etiam diebus meis reparati sunt. Viae publicae extra civitatem, ut plaustra commodius adveherentur, diligenti opera muniti sunt, similiter quae in civitate silicibus stratae. Serae quoque et vectes, catenae quae in angiportibusGa naar voetnoot4 civitatis plurimae apparent, fere omnes hisce periculosissimis temporibus additae. Pretorium etiam his duodecim annis a fundamentis exstructumGa naar voetnoot5 est. Neque vero silebo quod communitatis fabricam respicit, turrim quae in medio fori est, inchoatam esse anno a nativitate Domini 1400, ruinaeque ac fissurae nunc pridem calce obstructae, et diversorium additum quo se homines a ventis ac pluviis protegerent. | |
[pagina 35]
| |
Alles wat men daar nog aan ander werk aantreft is binnen de laatste acht jaren voltooid. Zo zijn vóór voornoemde gracht met een bewonderenswaardige zorgvuldigheid wallen opgeworpen van opmerkelijke hoogte, terwijl vóór deze wallen weer een andere gracht ligt vol met water. Daarna heeft men nog andere wallen eveneens tot opmerkelijke hoogte opgetrokken. Een en ander heeft tot gevolg gehad, dat dit stadsdeel, dat vroeger zeer zwak was, nu ten zeerste versterkt is. Vijf of zes zeer stevige bolwerken versterken en verfraaien deze wallen en grachten, terwijl aan het boveneinde van de brug die dicht bij de Sint-Maarten ligt, een bolwerkpoortGa naar voetnoot1 gemaakt is. Tussen deze poort en de Hoogbruggepoort ligt een zeer sterke verschansing. Boven aan de brug van de Hoogbruggepoort is deze zomer een huisje neergezet waarin de wacht gehouden wordt. Tussen dit gebouwtje en de poort heeft men dit jaar een bolwerk toegevoegd. In zuidelijke richting gaande komen wij vervolgens op de hoek die uitzicht geeft op het RondeelGa naar voetnoot2 en de Maas, waar men op de wal begonnen is een zeer sterke toren te bouwen die echter nog niet gereed is. Verderop is dicht bij het Rondeel een zeer stevige toren voltooid welke, tezamen met een groot deel van de onlangs gemaakte muur, de wallen afsluit. Er zijn drie bruggen over de Maas, en wel een binnen in de stadGa naar voetnoot3, de overige twee daarbuitenGa naar voetnoot4. De eerstgenoemde is de grootste en gebouwd in het jaar des Heren 1280. De overige twee, buiten de stad, zijn gebouwd in een tijd die thans levenden zich nog herinneren. De brug die het dichtst bij de Sint-Maartenspoort ligt is in mijn dagen gegrondvest. Van de bruggen die over de Jeker liggen zeg ik niets, maar sommige zijn in mijn tijd hersteld. Teneinde de wagens het aanrijden te vergemakkelijken zijn de openbare wegen buiten de stad met grote zorg bestraat. Op dezelfde manier zijn de straten in de stad met stenen geplaveid. De schotbalken, grendelbomen en ook de kettingen welke men zeer veel in de nauwe steegjes ziet, zijn bijna allemaal aangebracht in de huidige zeer gevaarlijke tijden. Ook het Dinghuis is in de laatste twaalf jaren vanaf de grondvesten opgebouwd. Tenslotte wil ik evenmin stilzwijgend voorbijgaan aan dat wat het gebouw van de gemeenschapGa naar voetnoot5 betreft; de toren, die midden op de markt staat, is men in het jaar 1400 na de geboorte des Heren beginnen te bouwen, maar hij is onlangs wegens bouwvalligheid en scheuren met mergelsteen dichtgemetseld. Hiertegenaan is een schuilplaats gebouwd, waar de mensen zich tegen wind en regen kunnen beschermen. |
|