Over hersteld Maastricht (De Trajecto instaurato)
(1985)–Matthaeus Herbenus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 12]
| |
[Caput lmum]
| |
[pagina 13]
| |
[Hoofdstuk I.]
| |
[pagina 14]
| |
Porta itaque Sancti Petri, cum geminis turribus lateralibus fortissimis, in memoria senum nostrorum adhuc viventium aedificata est, cui annis paucis elapsis additae sunt et vectes et serae validissimae. Inter Portam Sancti Petri et Portam Leijnculen, turres sunt novem, octo quidem perfectae, et nonaGa naar voetnoot1 quae Portae Leynculen est proximior, cum parte muri, fundamenta solum vetusti operis ostendit. Murus cum quinque turribus, post tertiam turrim a Porta Sancti Petri, nostra fermê aetate aedificatus est, nam turris illa altissima ac pulcherrima, quae in angulari parte civitatis, inter Leynculen et Sanctum Petrum, est aedificata anno Domini 1464. Ligneus quoque pons, qui inter hanc turrim et Portam Sancti Petri erat, ducebat enim per fossata ad locum congregationis feminarum, quae vulgo dicuntur Beghutae, sublatus est, et porta, qua per fossas civitatis exitus patebat obstructa. Porta Leijnculen, cum geminis turribus firmissimis aedificari coepta est anno Domini 1459, et ei additae serae atque repagula, verum turres nondum consummatae, ad notabilem tamen altitudinem provectae, ita ut potuerint omnem hostilem impetum facile sustinere. Ante hanc portam vallum est, et per illud pons ligneus, qui paucis abhinc annis factus est. Inter hanc portam et Portam Tweenbergen nihil novi operis conspicitur, nisi pars muri a terra elevatiori ex lapide molliori Lichtenbergensi, et una turris ex veteri fundamento erecta non admodum alta, apertum habens aspectum ad occidentem. | |
[pagina 15]
| |
De Sint-Pieterspoort dan, met haar twee zeer sterke flanktorens, is gebouwd in een tijd die oude thans nog levende personen zich kunnen herinnerenGa naar voetnoot1, terwijl enige jaren geleden hieraan zowel zeer sterke grendel- als sluitbomen zijn toegevoegdGa naar voetnoot2. Tussen de Sint-Pieterspoort en de Lenculenpoort staan negen torens, waarvan tenminste acht voltooid zijn, maar alleen de negende, die het dichtst bij de Lenculenpoort staat, vertoont, samen met een gedeelte van de muur, fundamenten van oude makelij. De muur met de vijf torens, voorbij de derde toren van de Sint-Pieterspoort, zijn ongeveer in onze tijd gebouwd, want de opvallend hoge en mooie toren die op de hoek van de stad tussen Lenculen en Sint-Pieter staat, is gebouwd in het jaar onzes Heren 1464. Ook de houten brug, die tussen die toren en de Sint-Pieterspoort lag en over de grachten voerde naar de gemeenschap der vrouwen die gewoonlijk Beghuten genoemd worden, is afgebroken en de poort, die ter beschikking stond als uitgang over de stadsgrachten, is dichtgemetseldGa naar voetnoot3. In het jaar onzes Heren 1459 is men de Lenculenpoort met haar twee zeer sterke torens beginnen te bouwenGa naar voetnoot4 en ook hieraan zijn sluit- en grendelbomen aangebracht. Alhoewel de torens nog niet geheel voltooid zijn, zijn ze toch al opgetrokken tot een opmerkelijke hoogte, zodat zij elke vijandelijke aanval gemakkelijk hebben kunnen doorstaan. Voor deze poort is een gracht en daar overheen een houten brug die weinige jaren geleden gemaakt is. Tussen deze poort en de Tweebergenpoort ziet men geen enkel nieuw werk, behalve een muurgedeelte op een terreinverhevenheid, opgetrokken uit vrij zachte Lichtenbergse steen, en een niet zeer hoge toren die een vrij uitzicht heeft op het Westen, gebouwd op een oud fundament. | |
[pagina 16]
| |
Ceterum trium turrium jundamenta antiquae ruditatis [sunt]. Cum tamen tanta intercapedoGa naar voetnoot1 inter has duas portas sit, ut octo turres capere facile possit, credo idcirco majoribus nostris hunc locum parum fuisse curae fortius aedificandi, quod naturali situ aggerumque fortitudine se facile tueatur. Porta Tweebergen duas turres novi operis altrinsecus habet, quarum una mirae crassitudinis in propugnaculi similitudinem ante antiquam portam ejusque turres sita, eam tutiorem ac munitiorem reddit. AnteGa naar voetnoot2 hanc portam turresque ante eam positas, vallum est muratis parietibus fultum et per ipsum lapideus pons profundus totum opus muniens. ExstructaGa naar voetnoot3 est haec porta cum turribus ac pertinentiis intra hos annos decem. A Porta Tweebergensi usque Lindercruijs sunt turres sex, quarum duae, quarta scilicet et quinta, cum magna muri parte inter nova opera computantur, sunt enim ex densissimo lapide Namurcensi provectae anno Domini 1427. In reliquis vero quattuorGa naar voetnoot4 turribus ac partibus murorum vestigia antiquitatis apparent. In Porta Lindercruijs, nihil novi operis video, nisi seras quasdam et vectes innovatas et additas, cum geminis faucibus lateralibus ex molliori lapide usque ad ligneam portam propugnaculam, ante quam est lata fossa, vel ut eo porta sit munitior, vel ut eo fundetur postea turris propugnacula. Inter Portam Lindercruijs et Hocht, sunt turres sex, verum tres propinquiores sunt Portae LindercruijsGa naar voetnoot5 intra hos annos 15 a fundamentis ex firmissimis lapidibus Namurcensibus ad summum evectae, cum majori parte murorum, ubi muri primum testudine cepti sunt operiri, quod ante haec tempora invisum in civitate nostra fuit. Reliquae vero tres turres quae propinquiores sunt Portae Hocht cum parte murorum intermedia antiquitatem pre seferunt. | |
[pagina 17]
| |
Voor het overige zijn de grondvesten van drie torens opgetrokken uit oud ruw metselwerk. Maar aangezien de ruimte tussen genoemde twee poorten zo groot is, dat zij gemakkelijk acht torens kan bevatten, geloof ik, dat onze voorouders er zich niet al te zeer om bekommerd hebben deze plek beter te versterken, omdat zij zich door haar natuurlijke ligging en de sterkte van de wallen gemakkelijk zelf beschermtGa naar voetnoot1. De TweebergenpoortGa naar voetnoot2 heeft aan de andere kantGa naar voetnoot3 twee torens van nieuwe constructie, waarvan er een van een wonderlijke dikte en op een bolwerk gelijkend, gelegen is voor de oude poort met haar torens en deze veiliger en sterker maakt. Voor deze poort en de ervoor geplaatste torens ligt een gracht, versterkt door gemetselde zijkanten, en daar overheen een hoge stenen brug die het gehele werk beveiligt. Deze poort met haar torens en alles wat erbij behoort, is binnen de laatste tien jaren gebouwd. Van de Tweebergenpoort af tot aan Lindercruis staan zes torens, waarvan er twee, namelijk de vierde en vijfde, met een groot deel van de muur onder de nieuwe werken worden gerekend, zij zijn immers uit zeer harde Naamse steen opgericht in het jaar onzes Heren 1427. In de overige vier torens en delen van de muren zijn echter ook sporen uit de oude tijd zichtbaar. Aan de Lindercruispoort zie ik in het geheel geen nieuw werk, behalve dat er enkele sluit- en grendelbomen zijn vernieuwd en toegevoegd en verder nog twee evenwijdig lopende borstweermurenGa naar voetnoot4 uit zachtere steen tot aan de houten bolwerkpoort waarvoor een brede gracht ligt, hetzij omdat die poort daardoor beter versterkt wordt, hetzij omdat men daar later een torenbolwerk wil bouwen. Tussen de Lindercruispoort en de HochterpoortGa naar voetnoot5 staan zes torens waarvan de drie aan de kant van de Lindercruispoort binnen de laatste vijftien jaren vanaf de fundamenten tot bovenaan toe uit de sterkste Naamse steen zijn opgebouwd, tezamen met dat grotere deel van de muren waar men voor het eerst begonnen is de muren met een schutdak te overdekkenGa naar voetnoot6, hetgeen men voordien in onze stad nog nooit gezien had. De overige drie torens daarentegen, die meer naar de kant van de Hochterpoort staan, met de ertussenliggende muurgedeelten, tonen duidelijk hun ouderdom. | |
[pagina 18]
| |
Porta Hocht ante haec tempora infirmissima fuerat, utpote quae propter crebras fissuras ruinam minitabatur, sed, intra hos annos 15 ita est fortificata ex validissimis lapidibus Namurcensibus ut non minus fortis sit quam aliqua aliarum. Protenduntur ab hac porta duae fauces ex lapide Namurcensi ad notabilem longitudinem usque ad portam ligneam propugnaculam, ante quam est fossa lata, profunda, nec aqua carens, murataper quampons ligneus. A Porta Hocht usque ad Mosam sunt turres quattuorGa naar voetnoot1 perfectae, verum tres propinquiores portae Hocht antiquiores operis sunt. Illa vero, quae in angulo civitatis est, quam Mosa alluit, intra viventium memoriam aedificari coepta est, sed ad similitudinem trunci multis annis imperfecta stetit. Verum intra hos annos 15 diligentia magistrorum fabricae communitatis, ad summum perducta et pulchra testudine cooperta est. Haec turris vocata erat Beatae Virginis Mariae eo quod fundamenta ejus facta essent in profesto ejusdem, postea vero Turris Nova dici cepit, quo nomine etiam vulgo adhuc nuncupatur. Ab hac turriGa naar voetnoot2 murus civitatis longé porrigitur contra decursum Mosae, in austrum versus, qui cum vetustate fragilis ruinam minitaretur, brevi reparatus est. Itemque et propugnaculum factum, juxta eumdem murum, inter pontem et Portam Regiam. In ea muri parte multis civibus, qui domos suas contiguas muro habebant, patebat exitus. Nunc omnes prohibiti ac muris obstructi. Minime enim ad publicam quietem conducere credebatur tanta privata indulgentia. Ab angulari parte ubi Jecora in Mosam infunditur usque ad Portam Sancti Petri non est nisi una turris, et ea quidem veteris fabricae. In ea parte ubi veteres muri novis contingunt, magna quoque muri pars, quae Mosae est propinquior, aevo nostro ex firmissimis lapidibus Namurcensibus consummata est, et usque Portam Sancti Petri excubiarum domibus utilissimé suffulta. Apparet quoque, ut ante dixi, haud procul a Porta Sancti Petri, olim fuisse militaris viae portam, quae nunc obstructa cernitur, juxta quam propugnaculum ligneum intermuros ac Jecoram extra civitatem. | |
[pagina 19]
| |
De Hochterpoort was vroeger in het geheel niet sterk, aangezien zij als gevolg van talrijke scheuren met instorting bedreigd werd, maar binnen de laatste vijftien jaren is zij zodanig verstevigd met de hardste Naamse steen, dat zij niet minder sterk is dan welke andere ook. Voor die poort strekken zich twee opmerkelijk lange borstweermuren van Naamse steen uit tot aan de houten bolwerkpoort, waarvoor zich een brede bemuurde gracht bevindt, diep en vol water, waar overheen een houten brug [geslagen is]. Van de Hochterpoort af tot aan de Maas staan vier volledig afgebouwde torens, waarvan echter de drie die meer naar de kant van de Hochterpoort staan, van oudere makelij zijn. De toren echter die op de hoek van de stad staat en door de Maas bespoeld wordt, is men beginnen te bouwen in een tijd die thans levende mensen zich nog herinneren, doch hij bleef vele jaren onvoltooid als een afgeknotte boom staan. Maar binnen de laatste vijftien jaar is hij door de goede zorgen van de meesters van de stadshalle geheel afgebouwd en voorzien van een mooi dak. Deze toren werd lange tijd de toren van de H. Maagd Maria genoemd omdat zijn fundamenten gelegd waren op de vigilie van haar feestdag; later begon men hem echter de Nieuwe Toren te noemen, met welke naam hij ook nu nog gewoonlijk aangeduid wordtGa naar voetnoot1. Vanaf die toren strekt de stadsmuur zich lang uit in zuidelijke richting, tegen de stroom van de Maas in. Deze muur, vervallen van ouderdom, werd met ondergang bedreigd doch is onlangs hersteld. Er is ook een bolwerk gemaakt grenzend aan diezelfde muur, tussen de brug en de KoningspoortGa naar voetnoot2. In dit muurgedeelte hadden vele burgers, wier huizen dicht langs de muur lagen, een uitgang. Nu is dit verboden en heeft men alles dichtgemetseld. Men was namelijk van oordeel, dat een zo grote persoonlijke gunst allerminst de openbare rust bevorderde. Vanaf de hoek waar de Jeker zich in de Maas stort tot aan de Sint-Pieterspoort, staat slechts een torenGa naar voetnoot3 en deze is van oude makelij. In het gedeelte waar de oude muren aansluiten aan de nieuwe is verder een groot deel van de muur dat het dichtst bij de Maas staat, in onze tijd met de sterkste Naamse steen afgebouwd en wordt tot aan de Sint-Pieterspoort zeer doelmatig versterkt door wachthuisjes. Zoals ik al eerder gezegd heb blijkt er vroeger, niet ver van de Sint-Pieterspoort, een heirwegpoort geweest te zijn, die nu gebarricadeerd is en waar dichtbij een houten bolwerk lag tussen de muren en de Jeker buiten de stad. | |
[pagina 20]
| |
Haec sunt nova opera quae in muris, portis ac turribus cis Mosam conspiciuntur. Venio igitur ad descriptionem eorum quae trans flumen Mosae sunt, in ea videlicet parte quae vernaculé Wijk dicitur, quod ex vico Latino nomine tractum et usurpatum esse videtur. Hanc autem interpretationem inde conjicio, quod ille locus, antequam civitas nostra ad tantam amplitudinem qua nunc est venisset, forte vicus paganus erat. Constat enim ex veteribus historiis civitatem hanc, post adventum beati Servatii, maximé auctam ac ampliatam hominibus, muris ac aedificiis. Itaque tunc vicus paganus erat nunc vicus urbanus et antiquum tamen nomen retinet, quod ex appellativo longo usu proprium factum est, ut saepe apud priscos factum reperimus. Nam et tota civitas nostra apud illos Via Regia appellabatur, quia per eam Romani reges, qui et imperatores ac eorum legati, ad Tungros, nobilissimam tunc Galliarum metropolim iter facientes, transibant. Cumque ad Mosam pervenissent qui ponte carebat, trajectione id est transportatione opus erat, unde a trajiciendo flumine Mosae dicta est civitas Trajectum, quo vocabulo Julius Caesar, non minori facundia quam virtute praeditus, in Commentariis suis saepe utitur. Et quoniam Caesaris mentio facta est, libet hic aliquid interponere quod ad rem nostram attinet. Quemadmodum enim ex claris fundatoribus non nihil gloriae sibi urbes vindicare solent, ut Constantinopolis a Constantino, Roma a Romulo, ita Trajectum nostrum a Julio Caesare qui primordium fuit civitatis condendae. Posteaquam enim multis magnisque proeliis Galliam Germaniamque oppressisset, Trajectum convenientissimum locum hibernandis copiis suis delegit. Adverterat nempé prudentissimus imperator, quod is locus se ipsum facilé muniebat ac simul alimenta abundé suppeditabat. Habet enim ad austrum saltus apricos amoenissimos, jumentorum pabulationibus aptissimos. Ad occidentem ac septentrionem patentes campos satorum fertilissimos. MosaGa naar voetnoot1 ad orientemGa naar voetnoot2 infinitis usibus accommodusGa naar voetnoot3, cui in modum semicirculi adjunctum vallum omnia castra girando tuebatur. | |
[pagina 21]
| |
Dit zijn de nieuwe werken die men op het gebied van muren, poorten en torens kan zien aan dèze kant van de Maas. Ik ga dan nu een beschrijving geven van de werken die zich aan de overzijde van de rivier de Maas bevinden, in dat stadsdeel namelijk, dat in de volksmond Wyck genoemd wordt, wat schijnt te zijn afgeleid uit en ontleend aan de Latijnse benaming ‘vicus’Ga naar voetnoot1. Deze interpretatie nu verklaar ik zó, dat die plek, vóórdat onze stad haar huidige uitgestrektheid gekregen had, misschien een boerendorp is geweest. Het staat immers vast uit oude geschiedboeken, dat onze stad na de komst van de heilige Servatius sterk vergroot en uitgebreid is met mensen, muren en gebouwen. Toentertijd was Wyck dan ook maar een boerendorp, maar nu is het een stadswijk, die echter haar oude naam heeft behouden, uit welke soortnaam door langdurig gebruik een eigennaam is ontstaan, een feit, dat wij dikwijls bij de ouden aantreffen. Zo werd ook onze gehele stad door hen ‘Via Regia’Ga naar voetnoot2 genoemd, omdat Romeinse vorsten, d.w.z. de keizers en hun afgezanten, over deze weg trokken wanneer zij een reis maakten naar Tongeren, destijds een zeer beroemde metropool van Gallia Transalpina. Maar als zij dan aan de Maas kwamen -waar geen brug was- hadden zij een ‘trajectio’ d.w.z. een veerpont nodig en om deze reden, nl. omdat men de rivier de Maas moest oversteken, heeft men de stad Trajectum genoemd, welke naam Julius Caesar -even beroemd door zijn welsprekendheid als door zijn moed- in zijn geschriften dikwijls gebruikt. En daar nu toch over Caesar gesproken is, wil ik hier iets tussenvoegen dat op ons onderwerp betrekking heeft. Daar het immers de gewoonte is, dat steden een beetje roem voor zich opeisen wanneer ze door beroemde stichters gegrondvest zijn -zoals Constantinopel door Constantijn, Rome door Romulus- zo eist ons Maastricht de roem voor zich op gegrondvest te zijn door Julius Caesar die de stad heeft gesticht. Nadat hij namelijk Gallië en Germanië, na vele en grote gevechten onderworpen had, koos hij Maastricht uit als de meest geschikte plaats voor het overwinteren van zijn troepen. De zeer ervaren veldheer had immers ingezien, dat deze plek zonder twijfel zich zelf beschermde en tegelijkertijd in overvloedige mate voedsel verschafte. Want aan de zuidkant heeft ze zonnige allerlieflijkste bergweiden, bijzonder geschikt voor het weiden van lastdieren. Aan de west- en de noordkant strekken zich de zeer vruchtbare velden der landbouwers uit. Aan de oostkant stroomt de Maas, bruikbaar voor de meest verschillende behoeften, waaraan als in een halve cirkel een wal werd toegevoegd die de gehele legerplaats beschermend omringde. | |
[pagina 22]
| |
Super cujus aggeribus positi sunt postea muri civitatis antiqui, qui usque in hodiernum diem apparent et non nihil fortitudinis afferuntGa naar voetnoot1. Haec hactenus deducta eo spectant, ut si nobis gloriandum sit de antiquitate, antequam Salvator noster humanam carnem assumeret, anno circiter octavo et septuagesimo civitatem conditamGa naar voetnoot2 numerare possumus. Si de fundatore, a Julio Caesare originem trahimus, si de nomineGa naar voetnoot3, a trajiciendo flumine unde Mosae dictum est Trajectum, quae aliquando Via Regia appellabatur. Si a presule ac patrono, beato Servatio, civitatis simul ampliatore innitimur, qui pontificalem sedem primus in hanc urbem intulit ubi deinde viginti episcopi residerunt. Sunt igitur perpaucae civitates in procinctu nostro, qui similem sibi gloriam undequaque possint asserere, aut enim non tam antiquae, aut minus nobili conditore initiatae, aut minus digno praesule, patrono ac ampliatore memorabiles.
Digressi a proposito, revertamur eo unde sermo defluxerat. Nova igitur opera Vici, vel, ut vulgari magis quam ornato vocabulo utar, Wijk, in memoria senum nostrorum facta sunt. Via enim illa publica, quae est a ponte usque ad cloacas, quae Ripa Vici vulgo dicitur, cum tota illa parte muri quam Mosa alluit, non multis abhinc annis strata est. Quippé penetrabat, usque ad illum locum ubi nunc domus proximae sunt, aquarum impetus, ubi partimGa naar voetnoot4 vestigia antiqui muri detegere haud difficile est et partim vi aquarum dejecti muri in profundo aquae apparent. Cloacae autem, cum turri angulari magnaque parte muri, usque ad Portam Sancti Martini, ex novis operibus sunt. Porta Sancti Martini unam dumtaxat turrim habet per quam est transitus in civitatem cum geminis valvis, habetque totidem vectes et seras. Ante hanc est pons lapideus fortis, erectis faucibus petrae Namurcensis, usque ad | |
[pagina 23]
| |
Op deze aardwerken zijn later de oude muren van de stad gebouwd die tot op de huidige dag te zien zijn en flink tot de versterking bijdragenGa naar voetnoot1. Het resultaat van hetgeen wij tot dusverre hebben overwogen wijst erop, dat, wanneer wij ons dan mogen beroemen op hoge ouderdom, wij het ervoor kunnen houden dat onze stad ongeveer 78 jaar voordat onze Heiland zijn menselijke gedaante aannam, gesticht werd. Indien wij ons beroemen op de stichter, dan kunnen wij de oorsprong terugvoeren tot Julius Caesar en mogen wij geloof hechten aan de naamsafleiding, namelijk dat Maastricht genoemd is naar het overtrekken van de rivier de Maas en dikwijls Koningsweg genoemd werd. Wanneer wij ons beroemen op onze bisschop en beschermheilige, dan wijzen wij op de heilige Servatius die zich eveneens beijverde voor de uitbreiding van de stad en als eerste de bisschopszetel naar deze stad overbracht, waarin daarna twintig bisschoppen hebben geresideerd. Er zijn dan ook zeer weinig steden in onze streek die -op welke grond dan ook- voor zich aanspraak kunnen maken op een gelijke roem. Immers ze zijn òf niet zo oud, òf gegrondvest door een minder roemrijke stichter, òf minder gedenkwaardig door een waardige bisschop, beschermheilige en uitbreider der stad.
Wij zijn echter afgedwaald van ons onderwerp, laat ons terugkeren naar het punt waar ons betoog was opgehouden. De nieuwe werken dan van Vicus of Wyck -om dit meer alledaagse maar minder sierlijke woord te gebruiken- zijn in een tijd gebouwd die onze oude stadgenoten zich nog herinneren. In ieder geval is de openbare weg die van de brug tot aan de riolenGa naar voetnoot2 loopt en gewoonlijk ‘de oever van Wyck’ wordt genoemd, slechts weinige jaren geleden aangelegd, tezamen met het gehele gedeelte van de muur dat door de Maas bespoeld wordt. Want de sterke stroom van het water drong door tot op de plek waar nu de dichtstbijgelegen huizen staan, waar men deels sporen van de oude muur gemakkelijk kan ontdekken, deels [stukken] van de door de kracht van het water omgeworpen muur in het diepe water te zien zijn. Ook de riolen, met de hoektorenGa naar voetnoot3 en een groot deel van de muur tot aan de Sint-Maartenspoort, maken deel uit van de nieuwe werken. De Sint-Maartenspoort heeft slechts één toren waarin een doorgang naar de stad met twee vleugeldeuren, voorzien zowel van grendel- als sluitbomen. Voor deze poort ligt een sterke stenen brug met rechte borstweermuren van Naamse steen tot | |
[pagina 24-25]
| |
[pagina 26]
| |
portam propugnaculam quae et valvas habet et seras et vectes, sed haec porta propugnacula propter infirmitatem operis, crebris fissuris deformata est. Haec autem porta, cum magna parte muri petrae Namurcensis, usque ad antiquam portam, quae nunc clausa est, anno Domini 1450 edificata est. Verum ut ante dixi haec Porta Sancti Martini diu clausa ac imperfecta permansit, ita ut Porta Perditi Operis vulgo nominaretur. Ceterum habet Vicus paucas turres et eas quidem pervetustas, non coopertas in modum semi circuli ex lapide molliori aedificatas. Muri quoque veteres fornicibus innixi, qui proinde, ut minus fortes, non multo ante haec tempora, fornicibus obstructis corroboratisunt. Porta Hoogbruggen fortissima, cum geminis turribus lateralibus et multiplici seratura, abhinc circiter 70 annis edificata est, et totus ille murus, qui est inter turrim angularum Vici qui Rondellus vulgo dicitur et pontemGa naar voetnoot1 Mosae, superioribus annis reformatus est moenibusque suffultus. Porta quoque Regia, nam illud nomen ex antiquo civitatis nomine remanet, decenti aedificio est exornata.Foto op linkerpagina:
De brug over de brede Maas-arm buitenom Wyck, de St. Maartensbuitenpoort (34), de St. Maartenspoort aan het noordeinde van de Rechtstraat, de St. Maartenskerk (6) en de Wycker Kruittoren. Een deel van het St. Antoniuseiland met enige schipmolens op de Maas. Detail uit het panorama van Wyck en Maastricht van Simon de Bellomonte uit 1575. G.A.M. nr. 1382. | |
[pagina 27]
| |
aan de bolwerkpoort die eveneens dubbele deuren heeft met sluit- en grendelbomen, maar deze bolwerkpoort is er slecht aan toe vanwege talrijke scheuren, een gevolg van de gebrekkigheid van het werk. Deze poort nu, met een groot deel van de muur van Naamse steen die loopt tot aan de nu gesloten oude poort, is in het jaar onzes Heren 1450 gebouwd. De Sint-Maartenspoort echter, zoals ik al eerder gezegd heb, bleef lang gesloten en onvoltooid, zodat zij in de volksmond de poort van het ‘Verloren Werk’ werd genoemd. Voor het overige heeft Wyck weinig torens en die zijn ongetwijfeld zeer oud, hebben geen dak en zijn halfrond uit vrij zachte steen opgebouwd. Ook de oude, minder solide muren die op bogen steunden zijn niet lang geleden verstevigd door het dichtmetselen van de bogen. De zeer sterke HoogbruggepoortGa naar voetnoot1 met haar twee zijtorens en veeldelig sluitwerk, is nu ongeveer zeventig jaren geleden gebouwdGa naar voetnoot2. En de gehele muur tussen de hoektoren van Wyck die gewoonlijk het RondeelGa naar voetnoot3 genoemd wordt en de Maasbrug, is in voorgaande jaren verbeterd en met metselwerk versterkt. Ook de KoningspoortGa naar voetnoot4, want die benaming is uit de oude naam van de stad blijven voortleven, is verfraaid met een behoorlijk gebouw. |
|