Over hersteld Maastricht (De Trajecto instaurato)
(1985)–Matthaeus Herbenus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 8]
| |
Prologus in libellum De Trajecto Instaurato Per Matheum Herben.
| |
[pagina 9]
| |
Hier begint, op hoop van zegen, het voorwoord van het boekje ‘Over hersteld Maastricht’ door Matheus Herben.Wanneer in hun land een beroemde, vermeldenswaardige of uitzonderlijke gebeurtenis had plaatsgevonden die tot roem van de initiatiefnemers en hun vaderland strekte, hadden de oude en geleerde schrijvers de gewoonte dat in geschrifte vast te leggen voor het nageslacht. Daaruit is een groot aantal geschiedschrijvers voortgekomen die, zoals de enen hun land roem hebben bezorgd door hun daden, de anderen dit hebben gedaan door in hun geschriften die prijzenswaardige daden aan het nageslacht aan te bevelen; als gevolg waarvan de staat -zoals Sallustius getuigtGa naar voetnoot1- even roemrijke mannen van de daad als mannen van het woord verkreeg. Want de zeer betrouwbare en welsprekende geschiedschrijver Livius beschrijft duidelijk wat er twee duizend jaren geleden in Rome gebeurd is en uit welke stichters de kracht van het rijk en de stad is voortgekomen. Wilt gij weten door wie het werd verwoest? Leonardus AretinusGa naar voetnoot2 heeft dat in onze dagen met noeste vlijt vergaard uit vele oude Griekse en Latijnse verhalen. En hoe het vervolgens weer hersteld werd, wordt ons nauwkeurig verhaald door BlondusGa naar voetnoot3, kanunnik van Lateranen, wiens graf wij te Rome bezocht hebben. Hoe Jeruzalem werd hersteld na de verwoesting door de Chaldeeën vertelt ons de heilige geschiedschrijver NeemiasGa naar voetnoot4 op talrijke plaatsen. Door hun voorbeelden ertoe gebracht meende ik dat het een waardige taak voor mij was, naast mijn andere drukke taken, niet om alle oudste bouwwerken van onze stad volledig te beschrijven -want dat zou zeer moeilijk zijn- maar althans toch die welke in de herinnering van thans nog levenden zijn opgezet, begonnen of uitgevoerd en aan de gemeenschap behoren. | |
[pagina 10]
| |
Nam quamquam sint innumerabilia privatorum civium nova aedificia, non ita pridem in civitate nostra constructa, haec tamen omnia, quo historia nostra legentibus sit gratior, consulto pretereo. Privatorum si quidem hominum laudes aequalibus invidiam pareant, quam ob causam et nomina taceo eorum, qui in publicis aedificiis exstruendisGa naar voetnoot1 authores fuere. Est autem quoddam hominum genus (ut ait Terentius) qui, quod ipsi non faciunt, nihil rectum putant. Ita audio aliquoties nonnullos aliorum opera vituperare, aut viventium reprehendere, si ipsi fecissent, aut eorum authores mortui essent, laudarent. Statui itaque ego benevolentiam augere et charitatem, non excitare invidiam aut in alterutrum aut in me, quod tunc optimé fiet, cum facta, non authores, scribendo laudaverim.
Finit prologus. | |
[pagina 11]
| |
Want hoewel nog niet zo lang geleden talloze nieuwe particuliere woningen van burgers in onze stad gebouwd zijn, ga ik daaraan met opzet voorbij, en wel om mijn verhaal voor mijn lezers aantrekkelijker te houden. Omdat nu eenmaal loftuitingen aan het adres van particulieren afgunst opwekken bij medeburgers, is dat voor mij de reden dat ik zwijg over de naam van diegenen die de initiatiefnemers waren tot het oprichten van openbare gebouwen. Er is immers een bepaald slag mensen -zoals Terentius zegtGa naar voetnoot1- die niets goedkeuren wat zij zelf niet maken. En inderdaad hoor ook ik meer dan eens sommigen het werk van anderen afkeuren of dat van mensen die nog leven afwijzen, terwijl ze wanneer zij dat zelf gemaakt zouden hebben of als de makers ervan gestorven zouden zijn, datzelfde werk zouden rijzen. Welnu, ik heb mij voorgenomen uw welwillendheid [jegens mijn werk] en uw waardering te bevorderen en niet uw afgunst te wekken, zij het nu onderling dan wel ten opzichte van mijzelf; en dat zal het beste lukken wanneer ik in mijn werk de bouwwerken en niet de makers prijs.
Hier eindigt het voorwoord. |
|